In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 11 juni 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente 's-Hertogenbosch. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. K.L. Sett, had verzocht om wijziging van zijn persoonsgegevens in de basisregistratie personen (BRP). Dit verzoek werd afgewezen door verweerder, wat leidde tot een beroep van de eiser. De rechtbank heeft het procesverloop en de argumenten van beide partijen zorgvuldig overwogen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek van eiser om wijziging van zijn persoonsgegevens voortkwam uit een eerdere afwijzing van verweerder op 15 juli 2014. Eiser had documenten overgelegd ter onderbouwing van zijn verzoek, waaronder een Chinees paspoort en notariële certificaten. Verweerder had echter betwist dat deze documenten voldoende bewijs boden dat de persoonsgegevens van eiser feitelijk onjuist waren. De rechtbank oordeelde dat de gegevens in de BRP betrouwbaar moeten zijn en dat het bewijs voor wijziging van deze gegevens onomstotelijk moet zijn.
De rechtbank concludeerde dat eiser niet had aangetoond dat hij dezelfde persoon was als degene die in de overgelegde documenten werd genoemd. De rechtbank benadrukte dat de verantwoordelijkheid voor de beoordeling van de aanvraag bij verweerder ligt en dat de gelegaliseerde status van documenten niet automatisch betekent dat de inhoud ervan juist is. Uiteindelijk werd het beroep van eiser ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 11 juni 2015, en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.