ECLI:NL:RBOBR:2015:3354

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
12 juni 2015
Publicatiedatum
11 juni 2015
Zaaknummer
01/865141-14
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meermalen gepleegde mishandeling van vriendin met vrijspraak voor wederrechtelijke vrijheidsberoving

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 12 juni 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meermalen gepleegde mishandeling van zijn vriendin, alsook van wederrechtelijke vrijheidsberoving. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn vriendin op verschillende momenten heeft mishandeld, met name in de nacht van 30 november op 1 december 2014, waarbij hij haar met kracht tegen het hoofd, de rug, armen en benen heeft geslagen. De mishandelingen hebben geleid tot letsel, zoals ribkneuzingen en bloeduitstortingen. De rechtbank heeft de aangifte van de vriendin ondersteund door getuigenverklaringen en medisch bewijs. De verdachte werd echter vrijgesproken van de beschuldiging van wederrechtelijke vrijheidsberoving, omdat de rechtbank onvoldoende bewijs vond voor deze beschuldiging.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 136 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is er een schadevergoeding opgelegd aan het slachtoffer van € 557,50, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft ook een contactverbod opgelegd, zodat de verdachte geen contact mag opnemen met het slachtoffer en haar dochter. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten, de ernst van de gepleegde feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Strafrecht
Parketnummer: 01/865141-14
Datum uitspraak: 12 juni 2015
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1971],
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 29 mei 2015 en 16 maart 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 27 februari 2015.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 november 2014 tot en met 30 november 2014 te Eindhoven en/of Boxtel en/of Valkenburg en/of elders in Nederland, mevrouw [slachtoffer] heeft mishandeld door haar (telkens) met kracht tegen het hoofd en/of de maagstreek en/of rug en/of benen en/of armen te slaan en/of te stompen.
2. hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 november 2014 tot en met 1 december 2014 te Valkenburg aan de Geul en/of Eindhoven en/of elders in Nederland opzettelijk mevrouw [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en / of beroofd gehouden, immers:
- heeft verdachte die [slachtoffer] met kracht bij haar arm gepakt, vervolgens met haar de hotelkamer van [hotel 1] in Valkenburg aan de Geul verlaten,
en/of
- heeft verdachte, buiten op de parkeerplaats van dat hotel in Valkenburg aan de Geul, die [slachtoffer] hardhandig meegetrokken en/of die [slachtoffer] vervolgens in de struiken gegooid,
en/of
- heeft verdachte die [slachtoffer] gedwongen of opgedragen in de auto te stappen, en/of
- heeft verdachte aan die [slachtoffer] de opdracht gegeven op zoek te gaan naar een hotel omdat verdachte wilde gaan slapen, en/of
- is verdachte - toen [slachtoffer] bij een tankstation moest vragen voor het dichtsbijzijnde hotel en die [slachtoffer] uitstapte- ook direct uitgestapt en achter haar aan gelopen,
en/of
- heeft verdachte tegen die [slachtoffer] gezegd: "Het is nu 04.10 uur en ik heb de tijd tot 04.25 uur, anders sla ik je helemaal in elkaar want ik heb het nu helemaal met je gehad.", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- is verdachte met die [slachtoffer] naar het [hotel 2] in Eindhoven gereden, en daar aangekomen, heeft verdachte die [slachtoffer] stevig onder haar arm vastgepakt en is verdachte met die [slachtoffer] naar de receptie van dat hotel gelopen, zulks terwijl verdachte tijdens één of meer van de hiervoor omschreven handelingen die [slachtoffer] één of meerma(a)len tegen het hoofd en/of één of meerma(a)len tegen het lichaam heeft geslagen en/of de mobiele telefoon van die [slachtoffer] heeft vernield en/of weggegooid en/of die [slachtoffer] één of meerma(a)len bij de keel heeft vastgepakt,
en aldus doende die [slachtoffer] enige tijd heeft belet te gaan en te staan waar zij wilde.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd het ten laste gelegde onder 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen te verklaren.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft verzocht verdachte vrij te spreken van het ten laste gelegde onder 2 en de bewezenverklaring van het ten laste gelegde onder 1 te beperken tot een eenvoudige mishandeling gepleegd in de nacht van 30 november 2014 op 1 december 2014.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
Feit 1
[slachtoffer] heeft aangifte gedaan van mishandeling, gepleegd door verdachte in de nacht van 30 november 2014 op 1 december 2014 alsook tijdens hun hieraan voorafgaande vier weken durende relatie.
Ten aanzien van de mishandeling in de nacht van 30 november 2014 op 1 december 2014, de nacht van de aanhouding, acht de rechtbank het volgende van belang.
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij op 30 november 2014 samen met verdachte naar Valkenburg is gegaan, dat zij naar een karaokebar zijn geweest en vervolgens hebben ingecheckt in [hotel 1] [2] . [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte op de hotelkamer met zijn tot vuist gebalde handen opzettelijk en met kracht tegen haar hoofd, rug, armen en benen sloeg, dat zij hiervan hevige pijn ondervond en dat zij ‘auw’ schreeuwde. [slachtoffer] heeft verder verklaard dat zij naar verdachte riep dat ze van hem hield en dat hij moest stoppen met haar te mishandelen [3] .
De aangifte van [slachtoffer] wordt op dit punt ondersteund door de verklaring van getuige
[getuige 1], medewerker van [hotel 1] [4] . Hij heeft verklaard dat hij naar de betreffende hotelkamer is gelopen om er zeker van te zijn dat ze rustig waren. [getuige 1] heeft verklaard dat hij een vrouwenstem hoorde zeggen ‘ik hou van je, ik doe alles voor je’, of woorden van gelijke strekking, dat hij toen een klop hoorde, gelijkend op een geluid alsof iemand geslagen werd, en dat hij een vrouwenstem hoorde zeggen ‘waarom doe je me pijn?’ en ‘au mijn hoofd’, of woorden van gelijke strekking [5] .
[slachtoffer] heeft verder verklaard dat, nadat de hotelmanager was geweest, verdachte wederom met zijn tot vuist gebalde handen opzettelijk en met kracht tegen haar gezicht en lichaam sloeg en dat zij hiervan hevige pijn ondervond, dat zij het hotel hebben verlaten, dat zij onderweg naar de auto wederom door verdachte opzettelijk en met kracht tegen haar hoofd en lichaam werd geslagen en wederom hevige pijn voelde [6] . [slachtoffer] heeft verklaard dat zij in de richting van Eindhoven zijn gereden, dat zij onderweg zag en voelde dat verdachte ineens opzettelijk en met kracht tegen haar hoofd sloeg, dat zij hiervan hevige pijn ondervond, dat zij voelde dat haar oren gingen suizen omdat hij tegen haar oor aansloeg, dat zij zag en voelde dat verdachte wederom tegen haar oor sloeg, dat zij een bult aan haar linkeroor voelde en hevige pijn. [slachtoffer] heeft verder verklaard dat zij een hotel moest zoeken, dat verdachte met zijn tot vuist gebalde rechterhand opzettelijk en met kracht tegen haar lichaam sloeg, dat hij haar rechterzij raakte, dat zij hevige pijn voelde, dat zij zag en voelde dat verdachte haar met zijn vuisten sloeg en dat zij schreeuwde van de pijn [7] . [slachtoffer] heeft ten slotte verklaard dat zij naar [hotel 2] in Eindhoven zijn gereden en dat zij in Eindhoven weer klappen kreeg van verdachte [8] .
Op 1 december 2014 omstreeks 04.45 uur heeft de portier van [hotel 2] te Eindhoven op verzoek van [slachtoffer] de politie gebeld [9] , waarna verdachte in dat hotel is aangehouden [10] .
[huisarts] heeft [slachtoffer] op 1 december 2014 onderzocht en zijn bevindingen vermeld op een medisch formulier. Het volgende letsel is door Nijnatten geconstateerd: ribkneuzingen links > rechts / oude bloeduitstortingen achterzijde rechter bovenbeen, rechts achter op de rug, achter rechteroor, rechteroor: trommelvliesperforatie, rechter handrug: forse bloeduitstorting [11] .
Door [verbalisant 1] zijn op 2 december 2014 fotografische opnamen gemaakt van het letsel van [slachtoffer] en is het letsel als volgt beschreven: onderhuidse verwonding rechterzijde hoofd en in rechter oorschelp, verwonding rechter wang en rechter mondhoek, onderhuidse bloeduitstorting rond de ogen, onderhuidse verwonding aan de rand van de rechter oorschelp en achter de oorschelp, verdikking rug rechterhand, bloeduitstorting op de rug van de rechter hand, verdikking linker wijsvinger, bloeduitstorting linker wijsvinger en bij de knokkels van de middelvinger en ringvinger, bloeduitstorting linkerzij, bloeduitstortingen aan linkerzijde op het linker bovenbeen en aan de achterzijde boven de knieholte [12] .
Gelet op de aangifte door [slachtoffer], de verklaring van getuige [getuige 1], het geconstateerde letsel door [huisarts], alsmede het proces-verbaal van verbalisant Bloemen omtrent het letsel van [slachtoffer], in onderlinge samenhang bezien, staat voor de rechtbank vast dat verdachte zijn toenmalige vriendin [slachtoffer] meerdere malen heeft mishandeld in de nacht van 30 november 2014 op 1 december 2014 zoals hierna bewezen is verklaard.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer] ook in de periode vóór de nacht van de aanhouding heeft mishandeld. De rechtbank acht de verklaring van de dochter van [slachtoffer], inhoudende dat zij blauwe plekken bij haar moeder heeft gezien, onvoldoende concreet en het dossier bevat verder geen bewijsmiddelen die de aangifte van [slachtoffer] op dat punt ondersteunen. De rechtbank zal verdachte van dit deel van de tenlastelegging vrij spreken.
Feit 2
De rechtbank dient te beoordelen of verdachte [slachtoffer] in de betreffende nacht van de aanhouding wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden.
In de tenlastelegging zijn verschillende feitelijkheden opgenomen ter onderbouwing van deze vrijheidsberoving. Die vermeende handelingen van verdachte zijn door aangeefster genoemd in haar verklaring bij de politie. Anders dan met betrekking tot de tenlastegelegde mishandeling is de rechtbank van oordeel dat die onderdelen van haar verklaring niet of in onvoldoende mate worden ondersteund door andere bewijsmiddelen. Bovendien geldt voor verschillende handelingen dat - ook indien die wel konden worden vastgesteld - die geen bewijs opleveren voor wederrechtelijke vrijheidsberoving. De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 2 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden, die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op tijdstippen omstreeks 30 november 2014 te Eindhoven en/of Valkenburg en/of elders in Nederland mevrouw [slachtoffer] heeft mishandeld door haar (telkens) met kracht tegen het hoofd en rug en benen en armen te slaan en/of te stompen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft ten aanzien van feit 1 en 2 gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en de bijzondere voorwaarde van een contactverbod met het slachtoffer en haar dochter. De officier van justitie heeft gevorderd het vonnis dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De officier van justitie heeft bij het formuleren van haar eis rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact die de feiten op het slachtoffer hebben gehad en de eerdere veroordelingen van verdachte voor soortgelijke feiten.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft verzocht een lagere straf op te leggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf gelet op de door de raadsman bepleite vrijspraak ter zake van het ten laste gelegde onder 2 en de beperking van het ten laste gelegde onder 1 tot een eenvoudige mishandeling in de nacht van 30 november 2014 op 1 december 2014.
De raadsman heeft primair verzocht te volstaan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest. Subsidiair heeft de raadsman verzocht daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen of een werkstraf. De raadsman heeft verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte de zorg heeft voor zijn dochter van 13 jaar en zijn ouders. De raadsman heeft verzocht het vonnis niet dadelijk uitvoerbaar te verklaren, nu bijzondere omstandigheden daartoe niet zijn gebleken.
Het oordeel van de rechtbank.
Algemeen
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Specifiek
Verdachte heeft zijn vriendin meerdere malen mishandeld. Deze mishandelingen hebben pijn en letsel veroorzaakt. Verdachte heeft daarmee meerdere malen gehandeld in strijd met artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht. Dit artikel waarborgt de bescherming van het menselijk lichaam en de lichamelijke integriteit (met inbegrip van de gezondheid).
Strafverzwarende omstandigheden
De rechtbank houdt rekening met de omstandigheid dat verdachte vele malen eerder voor soortgelijke feiten werd veroordeeld. De rechtbank houdt verder rekening met de impact die de mishandelingen op het slachtoffer hebben gehad, zoals ook blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring.
De straf
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf. De rechtbank zal een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 136 dagen. De tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht zal daarop in mindering worden gebracht.
De rechtbank zal de gevangenisstraf voor een gedeelte voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zal de bijzondere voorwaarde van een contactverbod met het slachtoffer en haar dochter worden gekoppeld.
De rechtbank zal het tegen verdachte verleende reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen met ingang van heden.
De rechtbank zal aldus een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot een wezenlijk andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie, omdat verdachte wordt vrijgesproken van de wederrechtelijke vrijheidsberoving en de rechtbank enkel de mishandelingen in de nacht van de aanhouding bewezen acht. De rechtbank is van oordeel dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank zal het vonnis of de bijzondere voorwaarde niet dadelijk uitvoerbaar verklaren zoals door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank acht niet komen vast te staan dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank heeft daarbij gelet op de omstandigheid dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor mishandeling van [slachtoffer], hun relatief korte relatieduur, alsmede dat niet is gebleken dat zich na de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte incidenten hebben voorgedaan.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen tot een bedrag van € 4.101,63 vermeerderd met de wettelijke rente, oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en niet-ontvankelijkverklaring voor het overige.
De officier van justitie acht niet toewijsbaar de gevorderde vergoeding ter zake de weggooide telefoon. De officier van justitie acht de gevorderde vergoeding voor immateriële schade toewijsbaar tot een bedrag van € 1.500,00. De overige posten acht de officier van justitie in hun geheel toewijsbaar.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich voor wat betreft de gevorderde vergoeding voor reiskosten en immateriële schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman heeft ten aanzien van de immateriële schade verzocht een vergoeding toe te kennen passend bij de door hem bepleite bewezenverklaring. De raadsman heeft verzocht de vordering voor het overige af te wijzen. Ten aanzien van de opvang in een Blijf-van-mijn-lijf huis heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte ten tijde van die opvang in detentie verbleef, zodat de noodzaak om van deze opvang gebruik te maken ontbrak.
Beoordeling.De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit toegebrachte schade, de gevorderde vergoeding voor materiële schade tot een bedrag van
€ 57,50 ter zake van de opvang in een Blijf-van-mijn-lijf huis en de gevorderde vergoeding voor immateriële schade tot een bedrag van € 500,00.
Het slachtoffer heeft terstond na het ten laste gelegde gebruik gemaakt van opvang in een Blijf-van-mijn-lijf huis; de rechtbank acht het aannemelijk dat zij toen niet wist dat verdachte niet in vrijheid zou worden gesteld. De rechtbank vindt genoemd bedrag ter zake van immateriële schade passend en heeft daarbij gelet op de bewezenverklaring.
De rechtbank zal de toegewezen schadevergoeding vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering voor wat betreft het meer gevorderde. Voor de posten ‘weggegooide telefoon’ en ‘hotelboekingen en tanken’ geldt dat deze betrekking hebben op het ten laste gelegde onder 2 waarvan verdachte wordt vrijgesproken. De rechtbank is van oordeel dat de overige posten geen schade betreffen die rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit is toegebracht.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 57, 300.
DE UITSPRAAK
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het ten laste gelegde onder 1 bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
T.a.v. feit 1:
mishandeling, meermalen gepleegd
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregel.

T.a.v. feit 1:Gevangenisstraf voor de duur van 136 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde: - gedurende de proeftijd geen contact zal opnemen, zoeken of hebben - in welke vorm dan ook, ook niet via derden - met de in deze strafzaak genoemde en aan verdachte bekende, bij een algeheel
contactverbodbelang hebbende personen [slachtoffer] en haar dochter [persoon 1], een en ander met dien verstande dat onder dit contactverbod niet vallen contacten van of door tussenkomst van de advocaat van verdachte met genoemde personen.
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is op 17 maart 2015 reeds geschorst.

T.a.v. feit 1:Maatregel van schadevergoeding van € 557,50 subsidiair 11 dagen hechtenis.

Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer]van een bedrag van € 557,50 (zegge: vijfhonderdzevenenvijftig euro en vijftig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 11 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van € 57,50 materiële schadevergoeding en
€ 500,00 immateriële schadevergoeding. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op. Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], van een bedrag van € 557,50 (zegge: vijfhonderdzevenenvijftig euro en vijftig eurocent), te weten € 57,50 materiële schadevergoeding en € 500,00 immateriële schadevergoeding. Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H.L.M. Snijders, voorzitter,
mr. H.A. van Gameren en mr. W.B. Kok, leden,
in tegenwoordigheid van mr. H. Pol-Wildeman, griffier,
en is uitgesproken op 12 juni 2015.
mr. W.B. Kok is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen, betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie, eenheid Oost-Brabant, genummerd PL2100-2014180534.
2.Aangifte [slachtoffer], dossierpagina 35
3.Aangifte [slachtoffer], dossierpagina 35-36
4.Verklaring [getuige 1], dossierpagina 55
5.Verklaring [getuige 1], dossierpagina 56
6.Aangifte [slachtoffer], dossierpagina 36
7.Aangifte [slachtoffer], dossierpagina 37
8.Aangifte [slachtoffer], dossierpagina 37-38
9.Verklaring [persoon 2], dossierpagina 109
10.Relaas van [verbalisant 2] en [verbalisant 3], dossierpagina 16
11.Medisch formulier [huisarts], dossierpagina 70
12.Relaas [verbalisant 1], dossierpagina 71-83