ECLI:NL:RBOBR:2015:3023

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
10 april 2015
Publicatiedatum
26 mei 2015
Zaaknummer
WR 15-005
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in bestuursrechtelijke procedure

In deze beschikking van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd 10 april 2015, is het wrakingsverzoek van een verzoeker afgewezen. De verzoeker, wonende te Helmond, had de wraking aangevraagd tegen mr. H.M.H. de Koning, die als rechter optrad in een bestuursrechtelijke procedure met zaaknummer SHE AWB 14/3711. De verzoeker stelde dat er bij hem de schijn van partijdigheid was gewekt, omdat de rechter na een zitting op 5 februari 2015 in een andere zaak, waarin de verzoeker ook betrokken was, een gesprek had gevoerd met de gemachtigde van de verweerder, terwijl de gemachtigde van de verzoeker de zittingszaal al had verlaten.

De rechtbank heeft het procesverloop en de argumenten van de verzoeker zorgvuldig overwogen. De rechter heeft aangegeven niet in de wraking te berusten en heeft verklaard dat het gesprek met de gemachtigde van de verweerder niet over de gesloten zaak ging. De rechtbank benadrukte dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden ondermijnen. De rechtbank concludeerde dat de subjectieve vrees van de verzoeker voor vooringenomenheid niet objectief gerechtvaardigd was en dat er geen feiten of omstandigheden waren die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar konden brengen.

Daarom heeft de rechtbank het wrakingsverzoek afgewezen, met de overweging dat het enkele feit dat de rechter met de gemachtigde van de verweerder sprak, onvoldoende grond biedt voor de vrees van vooringenomenheid. De beschikking werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANKOOST-BRABANT
Wrakingskamer
Zaaknummer : WR 15/005
Beschikking van 10 april 2015
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te Helmond,
verzoeker,
tegen
mr. H.M.H. de Koning,
in zijn hoedanigheid van rechter in de rechtbank Oost-Brabant bij de behandeling van de zaak met zaaknummer: SHE AWB 14/3711,
verweerder.
Partijen zullen hierna respectievelijk verzoeker en de rechter worden genoemd.

1.Procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van:
  • het proces-verbaal van de behandeling ter zitting van 11 maart 2015;
  • de brief van verzoeker van 11 maart 2015;
  • de schriftelijke reactie van de rechter van 17 maart 2015;
  • de brief van verzoeker van 22 maart 2015;
  • de schriftelijke reactie van de rechter van 30 maart 2015;
  • het dossier in de hoofdzaak met nummer SHE AWB 14/3711.
1.2.
De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft plaatsgevonden op
2 april 2015.
Verzoeker is niet verschenen. Uit zijn brief van 22 maart 2015 blijkt dat hij wegens conflicterende afspraken niet aanwezig kan zijn.
De rechter is evenmin verschenen. Uit de schriftelijke reactie van 17 maart 2015 blijkt dat hij niet berust in de wraking. Gezien het feit dat verzoeker niet zal verschijnen heeft de rechter aanleiding gezien te volstaan met een schriftelijke reactie.

2.Het verzoek en het verweer

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de procedure met nummer SHE AWB 14/3711.
2.2.
Verzoeker betoogt dat bij hem de schijn is gewekt van partijdigheid. Gezien zijn brieven van 11 respectievelijk 22 maart 2015, in onderlinge samenhang bezien, legt verzoeker het volgende aan de wraking ten grondslag. De rechter heeft zich op 5 februari 2015 in een andere zaak tussen verzoeker en verweerder in de hoofdzaak verstaan met de gemachtigde van verweerder nadat de gemachtigde van verzoeker de zittingszaal reeds had verlaten.
In die zaak (met nummer SHE 14/2077) waren [gemachtigde van verzoeker] als gemachtigde van verzoeker en [gemachtigde van verweerder] gemachtigde van verweerder aanwezig. Na afloop van de behandeling, toen het onderzoek was gesloten, duurde het vijf minuten alvorens [gemachtigde van verweerder] de zittingszaal uitkwam. De gemachtigde van verzoeker hoorde of bemerkte dat in de zittingszaal overleg plaatsvond. Hij heeft [gemachtigde van verweerder] gevraagd of er over de zaak is nagepraat. Zij heeft dit ontkend.
De rechter had geen onderonsje moeten houden, zeker nu hij veelvuldig optreedt in zaken van verzoeker waarvoor [gemachtigde van verweerder] als gemachtigde van verweerder optreedt.
2.3.
De rechter heeft aangegeven niet in de wraking te berusten.
Na afloop van de zitting op 5 februari 2015 heeft hij gesproken met [gemachtigde van verweerder].
Dit gesprek betrof niet de zaak waarvan de behandeling zojuist was gesloten. De subjectieve vrees van vooringenomenheid van verzoeker wordt niet gerechtvaardigd door objectieve factoren.

3.De beoordeling

3.1.
Ingevolge artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht dient te worden beoordeeld of sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
Hierbij stelt de rechtbank voorop dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter met betrekking tot een procespartij vooringenomen is, althans dat de dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid is bij de beoordeling van het wrakingsverzoek van belang.
3.3.
Gezien de brieven van verzoeker en de schriftelijke reacties daarop van de rechter staat het volgende vast. Direct na afloop van de zitting op 5 februari 2015 in de zaak met nummer SHE 14/2077 heeft de rechter zich verstaan met[gemachtigde van verweerder] die opgetreden had als gemachtigde van de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie (CVOM), die ook verweerder is in de onderhavige zaak, terwijl de gemachtigde van verzoeker op dat moment niet meer in de zittingszaal aanwezig was. Dit enkele feit levert op zichzelf onvoldoende grond op voor het bestaan van een (schijn van) vooringenomenheid
in de onderhavige zaakmet nummer SHE AWB 14/3711, althans een objectief gerechtvaardigde vrees dienaangaande. Om die reden zal het wrakingsverzoek worden afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank,
wijst het verzoek tot wraking van mr. H.M.H. de Koning af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.W. Brunt, voorzitter, mr. A.G.A.M. van de Ven en mr. J.H. Wiggers, leden, en in het openbaar uitgesproken op 10 april 2015 in tegenwoordigheid van de griffier.