In deze beschikking van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd 10 april 2015, is het wrakingsverzoek van een verzoeker afgewezen. De verzoeker, wonende te Helmond, had de wraking aangevraagd tegen mr. H.M.H. de Koning, die als rechter optrad in een bestuursrechtelijke procedure met zaaknummer SHE AWB 14/3711. De verzoeker stelde dat er bij hem de schijn van partijdigheid was gewekt, omdat de rechter na een zitting op 5 februari 2015 in een andere zaak, waarin de verzoeker ook betrokken was, een gesprek had gevoerd met de gemachtigde van de verweerder, terwijl de gemachtigde van de verzoeker de zittingszaal al had verlaten.
De rechtbank heeft het procesverloop en de argumenten van de verzoeker zorgvuldig overwogen. De rechter heeft aangegeven niet in de wraking te berusten en heeft verklaard dat het gesprek met de gemachtigde van de verweerder niet over de gesloten zaak ging. De rechtbank benadrukte dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden ondermijnen. De rechtbank concludeerde dat de subjectieve vrees van de verzoeker voor vooringenomenheid niet objectief gerechtvaardigd was en dat er geen feiten of omstandigheden waren die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar konden brengen.
Daarom heeft de rechtbank het wrakingsverzoek afgewezen, met de overweging dat het enkele feit dat de rechter met de gemachtigde van de verweerder sprak, onvoldoende grond biedt voor de vrees van vooringenomenheid. De beschikking werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.