ECLI:NL:RBOBR:2015:2955

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
22 mei 2015
Publicatiedatum
21 mei 2015
Zaaknummer
01/845627-14
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor mishandeling en bedreiging van hulpverleners met vrijspraak voor primair ten laste gelegd feit

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 22 mei 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling en bedreiging van hulpverleners. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 255 dagen, met aftrek van voorarrest, voor de bewezen verklaarde feiten van mishandeling en bedreiging. De eis van de officier van justitie om de verdachte ter beschikking te stellen met dwangverpleging werd niet gevolgd, omdat er onvoldoende bewijs was voor een verband tussen de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van de verdachte en de gepleegde feiten.

De zaak kwam aan het licht na een incident op 26 augustus 2014 in Eindhoven, waarbij de verdachte twee medewerkers van een instelling heeft mishandeld en bedreigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. Tijdens de zittingen op 24 november 2014, 12 februari 2015 en 8 mei 2015 is het bewijs tegen de verdachte besproken. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, maar de overige feiten zijn wettig en overtuigend bewezen verklaard.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan geweld tegen hulpverleners die hem probeerden te helpen, wat de rechtbank zwaar heeft aangerekend. De rechtbank heeft ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, maar heeft geconcludeerd dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend was. De vordering van de benadeelde partij is in zijn geheel toegewezen, met een schadevergoeding van € 45,--.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Team strafrecht
Parketnummer: 01/845627-14
Datum uitspraak: 22 mei 2015
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1978],
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 24 november 2014, 12 februari 2015 en 8 mei 2015. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 8 oktober 2014. Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 26 augustus 2014 te Eindhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] (medewerker [instelling]) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
  • die [slachtoffer 1] (met kracht) een zogenaamd knietje in/tegen diens gezicht heeft gegeven, althans met zijn, verdachtes, knie in/tegen het gezicht van die [slachtoffer 1] heeft gestoten, en/of
  • die [slachtoffer 1] (met kracht) (met geschoeide voet) in/tegen diens hand en/of gezicht en/of borst, in elk geval diens lichaam, heeft geschopt en/of
  • die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) heeft geslagen,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 augustus 2014 te Eindhoven opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1], medewerker [instelling]),
  • (met kracht) een zogenaamd knietje in/tegen diens gezicht heeft gegeven, althans met zijn, verdachtes, knie in/tegen het gezicht van die [slachtoffer 1] heeft gestoten, en/of
  • (met kracht) (met geschoeide voet) in/tegen diens hand en/of gezicht en/of borst, in elk geval diens lichaam, heeft geschopt en/of
  • meermalen, althans eenmaal, (met kracht) heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 26 augustus 2014 te Eindhoven opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2], medewerker van het [instelling]), meermalen, althans eenmaal, (met kracht) in/tegen diens gezicht en/of arm, in elk geval diens lichaam, heeft geslagen en/of geschopt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3.
hij op of omstreeks 26 augustus 2014 te Eindhoven [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (medewerkers [instelling]) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] en/of[slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik steek jullie kapot, ik maak jullie af" en/of "Als ik dadelijk vrij kom, dan steek ik jou neer en anders jouw vrouw wel" en/of "Jou ga ik doodmaken en neersteken" "Mijn familie komt verhaal halen en jullie allemaal neersteken en ik zal hier alles in de fik laten zetten", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak.

Evenals de officier van justitie, verdachte en zijn raadsman acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 1 primair ten laste is gelegd. Verdachte zal van dat feit worden vrijgesproken.

De door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen.

Indien tegen dit verkort vonnis een rechtsmiddel wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op dit verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan dit verkort vonnis gehecht.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
1.
op 26 augustus 2014 te Eindhoven opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer 1], medewerker [instelling],
  • met kracht met zijn, verdachtes, knie tegen diens gezicht heeft gestoten en
  • met kracht met geschoeide voet tegen diens hand en gezicht en borst heeft geschopt en
  • meermalen met kracht heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
2.
op 26 augustus 2014 te Eindhoven opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer 2], medewerker van het [instelling], meermalen met kracht tegen diens gezicht en arm heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
3.
op 26 augustus 2014 te Eindhoven [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], medewerkers [instelling], heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] en/of Kuijper dreigend de woorden toegevoegd: "Ik steek jullie kapot, ik maak jullie af" en/of "Als ik dadelijk vrij kom, dan steek ik jou neer en anders jouw vrouw wel" en/of "Jou ga ik doodmaken en neersteken" en/of "Mijn familie komt verhaal halen en jullie allemaal neersteken en ik zal hier alles in de fik laten zetten", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben. Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
 Vrijspraak van het onder feit 1 primair aan verdachte ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van de onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
  • Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 269 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
  • Terbeschikkingstelling van verdachte met verpleging van overheidswege.
  • Gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 45,-- onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel tot een bedrag van € 45,-- subsidiair
1. dag hechtenis.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het oordeel van de rechtbank.

Algemeen
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
In het nadeel van verdachte weegt mee
Ten tijde van de hiervoor bewezen verklaarde feiten verbleef verdachte in het [instelling] in Eindhoven, een onderdeel van het Leger des Heils. Daar heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van en bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht van twee personen die bij het [instelling] werkzaam waren. Deze hulpverleners zijn juist aangesteld en zij zetten zich in om onder meer aan verdachte de nodige steun en begeleiding te bieden. De mishandelingen en bedreigingen zoals door verdachte gepleegd maken het werk voor deze hulpverleners nog veel moeilijker. Met zijn handelwijze heeft de verdachte beide hulpverleners bovendien pijn en letsel toegebracht.
De rechtbank rekent dit handelen verdachte zwaar aan, temeer nu verdachte zich eerder schuldig heeft gemaakt aan de bedreiging van personeelsleden van p.i. Vught in de periode dat hij daar was gedetineerd. Door dit gedrag toont verdachte weinig respect voor de personen die hem proberen te helpen.
De strafmodaliteit
De officier van justitie heeft gevorderd om verdachte, naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, gelijk aan de duur van het voorarrest op de dag van de uitspraak van dit vonnis, een terbeschikkingstelling met dwangverpleging op te leggen. De raadsman heeft geconcludeerd dat oplegging van een terbeschikkingstelling nog niet aan de orde is, omdat er in zijn visie andere wegen openstaan om verdachte in het gareel te houden en recidive te voorkomen.
De rechtbank overweegt hierover het navolgende. Op 24 april 2015 hebben twee gedragsdeskundigen, verbonden aan het Pieter Baan Centrum, een rapport over verdachte uitgebracht. In dat rapport komen zij onder meer tot de navolgende conclusie [pag. 62 en 63]: “Betrokkene heeft niet of nauwelijks meegewerkt aan het psychologisch en psychiatrisch onderzoek. (….) Concluderend kan - op grond van het beperkte onderzoek - worden gesteld dat er bij betrokkene sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens door affectieve en pedagogische verwaarlozing, een beperkt intelligentieniveau en middelenafhankelijkheid. De gebrekkige ontwikkeling heeft geleid tot functieproblematiek in de vorm van een verminderd of slecht oplossingsvermogen (coping), niet in staat zijn tot denken over zijn denken (gebrek aan het vermogen tot reflecteren op eigen handelen) en een gebrekkige regulatie van impulsen. Zijn ongenoegen probeert hij te temperen door drugs en/of geneesmiddelen. Tenslotte is er sprake van een anti-sociaal gedragspatroon. Er bestaan geen aanwijzingen voor verdere psychiatrische pathologie, maar daarbij moet de kanttekening worden geplaatst dat sprake is van een zeer beperkt onderzoek. (….) Doordat betrokkenes psychische toestand, zijn persoonlijkheid, zijn intellectueel functioneren alsmede zijn beleving ten tijde van de ten laste gelegde feiten niet goed onderzocht konden worden, kunnen rapporteurs geen uitspraak doen over een eventuele doorwerking van psychopathologie in de ten laste gelegde feiten. Zij kunnen derhalve geen advies geven over de toerekeningsvatbaarheid ten tijde van de ten laste gelegde feiten, noch over een eventuele behandeling in het kader van recidivepreventie”.
Terbeschikkingstelling met dwangverpleging is een uiterste maatregel. Naast de persoon van de verdachte speelt ook de ernst van het feit een belangrijke rol. De bewezen verklaarde feiten zijn feiten waarbij terbeschikkingstelling met dwangverpleging kan worden opgelegd. Een tweede voorwaarde voor oplegging van de maatregel is dat de feiten zijn gepleegd onder invloed van een vastgestelde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. In deze zaak kan niet met voldoende mate van zekerheid worden geoordeeld dat er sprake is van een verband tussen de vastgestelde gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van verdachte en de hiervoor bewezen verklaarde feiten. De eis van de officier van justitie om de verdachte terbeschikkingstelling met dwangverpleging op te leggen wordt daarom niet gevolgd.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf. De rechtbank stelt de duur van deze gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest wat verdachte al had ondergaan op het moment dat de voorlopige hechtenis van verdachte op 8 mei 2015 door de rechtbank is opgeheven.
Conclusie
Alle feiten en omstandigheden tegen elkaar afwegend, is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 255 dagen, onder aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden is.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]. De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar. De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil. Verder zal verdachte worden veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 27, 57, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

Spreekt verdachte vrij van het onder 1 primair ten laste gelegde feit.

Verklaart de onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
Ten aanzien van het onder de 1 subsidiair bewezen verklaarde feit.

Mishandeling.
Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde feit.

Mishandeling.
Ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde feit.

Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregel.
Ten aanzien van de onder 1 subsidiair, 2 en 3 bewezen verklaarde feiten.
 Een
gevangenisstrafvoor de duur
van 255 [tweehonderd vijfenvijftig] dagen.
Beveelt dat de tijd die veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze gevangenisstraf in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.

Maatregel van schadevergoedingtot een bedrag van
€ 45,--subsidiair één dag hechtenis.
Legt aan verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] van een bedrag van € 45,-- (vijfenveertig euro) bestaande uit materiële schadevergoeding, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door één dag hechtenis. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]:
Wijstde vordering van de benadeelde partij
toeen veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2], van een bedrag van
€ 45,--(vijfenveertig euro), bestaande uit materiële schadevergoeding.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.H.E. Boomgaart, voorzitter,
mr. B.A.J. Zijlstra en mr. C.J. Sangers-de Jong, leden,
in tegenwoordigheid van H.A. van Neerven, griffier,
en is uitgesproken op 22 mei 2015.