In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 22 mei 2015 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van een betrokkene, die ter beschikking was gesteld na een vonnis van 29 januari 2007. De terbeschikkingstelling was eerder verlengd op 2 juni 2014. De officier van justitie heeft op 1 april 2015 een vordering ingediend tot verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar. Deze vordering is behandeld tijdens een openbare zitting op 8 mei 2015, waarbij de officier van justitie, een deskundige en de raadsman van de betrokkene aanwezig waren. De betrokkene heeft ervoor gekozen om niet zelf te verschijnen en heeft zijn raadsman gemachtigd om namens hem te spreken.
In het dossier bevonden zich onder andere een advies van de Pompestichting van 17 maart 2015, ondertekend door een psychiater en een behandelcoördinator, en wettelijke aantekeningen over de betrokkene. De rechtbank heeft vastgesteld dat de terbeschikkingstelling is opgelegd vanwege een overtreding van artikel 248a van het Wetboek van Strafrecht, waarbij de veiligheid van anderen in het geding was. De deskundige heeft tijdens de zitting het advies om de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen, toegelicht en volhardend verdedigd.
De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie en het advies van de deskundige gevolgd, en heeft geoordeeld dat de veiligheid van anderen de verlenging van de terbeschikkingstelling en de voortzetting van de verpleging van overheidswege eist. De rechtbank heeft daarom besloten om de termijn van terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen, onder voortzetting van de verpleging van overheidswege.