ECLI:NL:RBOBR:2015:282

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
22 januari 2015
Publicatiedatum
21 januari 2015
Zaaknummer
01/865119-14
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overval op tankstation met bedreiging en vuurwapen

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 22 januari 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan een overval op een tankstation in Eindhoven op 24 september 2014. De verdachte bedreigde een medewerker van het tankstation met een vuurwapen en eiste geld. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening een bedrag van 315 euro heeft weggenomen, waarbij hij geweld en bedreiging met geweld heeft gebruikt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaren en 6 maanden en heeft hem tevens verplicht om schadevergoeding te betalen aan het tankstation en de medewerker. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vergelijkbare misdrijven. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij integraal toegewezen en de schadevergoedingsmaatregel opgelegd. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden, waarbij de rechtbank de maatschappelijke onrust en de gevolgen van het delict voor de slachtoffers heeft meegewogen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/865119-14
Datum uitspraak: 22 januari 2015
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1961],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd te: PI Rijnmond - HvB De IJssel.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 8 januari 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van veroordeelde naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 8 december 2014.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

1.

hij op of omstreeks 24 september 2014 Eindhoven, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid
geld (315 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[tankstation], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van
geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] (toen aldaar
werkzaam bij dat tankstation), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor
te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad
aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, hebbende verdachte een vuurwapen (pistool Smith &
Wesson) ter hand genomen en/of dat vuurwapen op die [slachtoffer] gericht
(gehouden) en/of die [slachtoffer] (dreigend) de woorden toegevoegd
"geld, geld, geld" en/of "ga tegen de deur staan";
en/of
hij op of omstreeks 24 september 2014 te Eindhoven, met het oogmerk om zich
en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of
bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een
geldbedrag (315 euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [tankstation], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
verdachte, een vuurwapen ter hand heeft genomen en/of dat vuurwapen op die [slachtoffer]
heeft gericht (gehouden) en/of die [slachtoffer] (dreigend)
de woorden heeft/hebben toegevoegd : "geld, geld, geld" en/of "ga bij de deur
staan";

2.

hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 24
september 2014 tot en met 26 september 2014 te Eindhoven en/of elders in
Nederland een of meer wapens van categorie III, te weten een pistool (merk
Smith & Wesson, model 645-L, kaliber 9 x 19 mm), en/of munitie van categorie
III, te weten negen kogelpatronen
(kaliber 9 millimeter Luger / 9 x 19 millimeter), voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Bronnen.
Voor zover de in dit vonnis vermelde feiten en omstandigheden door de rechtbank redengevend worden geacht voor de bewezenverklaring van het ten laste gelegde, wordt hierna in de voetnoten verwezen naar de wettige bewijsmiddelen waaraan de rechtbank deze feiten en omstandigheden ontleent.
De gebezigde bewijsmiddelen ontleent de rechtbank aan:
  • een dossier van politie Eenheid Oost-Brabant, Gezamenlijke Recherche Eindhoven, met onderzoeknummer 22GRE14068, afgesloten d.d. 14 oktober 2014, aantal doorgenummerde bladzijden: 146 (hierna te noemen: eindpv).
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van 8 januari 2015.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht diefstal met geweld en afpersing alsmede het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij op 24 september 2014 te Eindhoven diefstal met geweld heeft gepleegd en zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing; verder heeft hij toegegeven dat hij een vuurwapen en munitie voorhanden heeft gehad.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
(t.a.v. feit 1)
De rechtbank acht, op grond van de aangifte van [slachtoffer] [2] , het relaas van verbalisant [verbalisant 1] [3] en de bekennende verklaring van verdachte [4] , wettig en overtuigend bewezen hetgeen hierna bewezen is verklaard.
(t.a.v. feit 2)
Op grond van het relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] [5] , het relaas van verbalisant [verbalisant 4] [6] en de bekennende verklaring van verdachte [7] acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen hetgeen hierna bewezen is verklaard.
De rechtbank heeft, gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, ten aanzien van bewezenverklaring van de feiten 1 en 2 volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte

1.

op 24 september 2014 te Eindhoven, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld, toebehorende aan [tankstation], welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] (toen aldaar werkzaam bij dat tankstation), gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, hebbende verdachte een vuurwapen (pistool Smith & Wesson) ter hand genomen en dat vuurwapen op die [slachtoffer] gericht (gehouden) en die [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd "geld, geld, geld" en "ga tegen de deur staan"
en
op 24 september 2014 te Eindhoven, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag, toebehorende aan [tankstation], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte, een vuurwapen ter hand heeft genomen en dat vuurwapen op die [slachtoffer] heeft gericht (gehouden) en die [slachtoffer] dreigend
de woorden heeft toegevoegd : "geld, geld, geld" en "ga bij de deur staan"

2.

op 24 september 2014 te Eindhoven een wapen van categorie III, te weten een pistool (merk
Smith & Wesson, model 645-L, kaliber 9 x 19 mm), en munitie van categorie III, te weten negen kogelpatronen (kaliber 9 millimeter Luger / 9 x 19 millimeter), voorhanden heeft gehad
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
- gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van voorarrest.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman acht een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren de aangewezen straf.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een overval op een tankstation waarbij hij terwijl zijn gezicht bedekt was een medewerker van dat tankstation met een pistool heeft bedreigd.
Een overval is, zeker wanneer daarbij geweld wordt gebruikt of met geweld wordt gedreigd, voor de slachtoffers een bijzonder traumatische ervaring waar zij nog jarenlang last van kunnen hebben en de herinnering eraan hindert hen in het dagelijks bestaan. Uit de ter terechtzitting voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat dit ook in deze zaak het geval is.
Verdachte heeft met deze voorzienbare ingrijpende gevolgen geen rekening gehouden toen hij besloot op een gewelddadige manier snel aan geld te willen komen.
Een delict als het onderhavige veroorzaakt bovendien veel maatschappelijke onrust en leidt tot toename van gevoelens van angst en onveiligheid onder burgers.
Voorts overweegt de rechtbank dat het ongecontroleerde bezit van een vuurwapen het risico op een levensbedreigend geweldsdelict verhoogt. Daarom moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens. In het onderhavige geval betrof het een semi-automatisch vuurwapen kaliber 9x9 mm en was het voorzien van negen kogelpatronen. Verdachte heeft niet willen zeggen hoe hij aan het wapen was gekomen en dusdoende ook geen bijdrage geleverd aan het terugdringen van de illegale wapenhandel.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank voorts rekening met de omstandigheid dat verdachte vele malen eerder voor vermogensmisdrijven, geweldsmisdrijven en feiten ter zake de Wet wapens en munitie werd veroordeeld, onder meer tot aanzienlijke gevangenisstraffen. Deze eerdere bestraffingen hebben kennelijk geen effect gesorteerd.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat hij ter terechtzitting voor wat betreft de overval openheid van zaken heeft gegeven en er blijk van heeft gegeven dat hij de ernst van het door hem aan de medewerker van het tankstation aangedane leed inziet en oprecht berouw heeft getoond.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank over de strafsoort en de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van drie jaar en zes maanden.
De rechtbank acht uit een oogpunt van vergelding en ter beveiliging van de maatschappij een vrijheidsbeneming van lange duur op zijn plaats.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de vordering integraal toewijsbaar, en verzoekt tevens de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling.
De rechtbank acht de vordering als voldoende onderbouwd en door verdachte niet weersproken in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.

De vordering van de benadeelde partij [bedrijf]

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de vordering integraal toewijsbaar.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging acht de posten 1 (hulpverlening) en 3 (buitgemaakt bedrag) toewijsbaar. De verdediging is van oordeel dat de boventallig gewerkte uren (post 2) niet (volledig) voor rekening van verdachte moet worden gebracht, nu aangenomen mag worden dat aangever ook productief is geweest voor de benadeelde partij in de desbetreffende periode, zodat deze uren dienen te worden verdisconteerd. De rechtbank acht te dier zake een bedrag van € 750,- toewijsbaar en zal het meerdere afwijzen. Dit laatste geldt evenzeer voor de post buitengerechtelijke incassokosten, nu niet is komen vast te staan dat daadwerkelijk kosten zijn gemaakt ter verkrijging van betaling buiten rechte.
Beoordeling.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering te weten (materiële) schadevergoeding: post 1: € 600,-, post 2: € 750,- en post 3: € 316,86, tezamen een bedrag van € 1.666,86. De rechtbank wijst het meer of anders gevorderde af.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Beslag.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie verzoekt de pepperspray, de handschoen, de pruik en de bivakmuts verbeurd te verklaren alsmede de bewaring van de sleutel ten behoeve van de rechthebbende te gelasten.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan het verkeer onttrokken dienen te worden verklaard, omdat blijkens het onderzoek ter terechtzitting deze voorwerpen bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte begane misdrijven zijn aangetroffen, terwijl deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of ter voorbereiding van soortgelijke misdrijven, dan wel tot de belemmering van de opsporing daarvan, en deze voorwerpen toebehoren aan verdachte en van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen goederen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 24c, 27, 36d, 36f, 57, 63, 310, 312, 317
Wet wapens en munitie art. 2, 55

DE UITSPRAAK

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
diefstal vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, en
afpersing
T.a.v. feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en).
T.a.v. feit 1, feit 2:
Gevangenisstrafvoor de duur van 3 jaren en zes maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht
T.a.v. feit 1:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van EUR 1.750,- (zegge: zeventienhonderdvijftig euro), ter zake immateriële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.

Maatregel van schadevergoeding van EUR 1.750,00 subsidiair 27 dagen hechtenis.

Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], van een bedrag van EUR 1750,- (zegge: zeventienhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 27 dagen hechtenis. Het bedrag betreft immateriële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde
betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
T.a.v. feit 1:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [bedrijf]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [bedrijf] van een bedrag van EUR 1.666,86 (zegge: zestienhonderdzesenzestig euro en zesentachtig cent), te weten materiële schadevergoeding (post 1, post 2 tot een bedrag van EUR 750,-, en post 3).
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
T.a.v. feit 1:
Beslag.
Onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen goederen, te weten:
1. pepperspray, GAZ OBRONNY, goednummer 832327, en
1. sleutel, Audi loper, goednummer 832319.
Teruggave in beslag genomen goederen, te weten:
1. handschoen, PU-FLEX, kleur zwart, goednummer 832308,
1. muts, kleur zwart, goednummer 823310,
1. pruik, kleur bruin, goednummer 832311,
aan rechthebbende.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.M. Weerkamp, voorzitter,
mr. W. Schoorlemmer en mr. M. Senden, leden,
in tegenwoordigheid van L.F.M. Schulte, griffier,
en is uitgesproken op 22 januari 2015.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p. 29-30 van het eindpv
3.Proces-verbaal herkenning, p. 50 van het eindpv
4.Proces-verbaal van de terechtzitting van 8 januari 2015
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 63-64 van het eindpv.
6.Proces-verbaal onderzoek wapen Smith & Wesson en munitie, p. 116-117 van het eindpv
7.7 Proces-verbaal van de terechtzitting van 8 januari 2015