ECLI:NL:RBOBR:2015:2815

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
13 mei 2015
Publicatiedatum
12 mei 2015
Zaaknummer
01/825187-12
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verpleging van terbeschikkinggestelde van overheidswege na meerdere overtredingen van voorwaarden

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 13 mei 2015 uitspraak gedaan over de verpleging van een terbeschikkinggestelde die meerdere voorwaarden van zijn terbeschikkingstelling met voorwaarden niet heeft nageleefd. De terbeschikkinggestelde was eerder op 29 maart 2013 ter beschikking gesteld met voorwaarden, waaronder opname in een kliniek en het volgen van aanwijzingen van de reclassering. Echter, na herhaalde overtredingen, waaronder het gebruik van cocaïne en bedreigingen aan het adres van behandelaars, heeft de reclassering geadviseerd om de terbeschikkingstelling om te zetten naar verpleging van overheidswege. De rechtbank heeft vastgesteld dat de terbeschikkinggestelde niet in staat was om zich aan de voorwaarden te houden en dat er een groot risico op herhaling bestond. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege te verplegen, toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen de verpleging van overheidswege eist. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer bestaande uit drie rechters, met mr. J.G. Vos als voorzitter. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een dwingend kader voor behandeling en toezicht, gezien de ernst van de problematiek van de terbeschikkinggestelde.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/825187-12 Uitspraakdatum: 13 mei 2015

Beslissing alsnog verpleging van overheidswege

Beslissing in de zaak van:

[terbeschikkinggestelde],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te[adres1],
thans verblijvende in het HvB Grave.

Het onderzoek van de zaak.

Bij onherroepelijk geworden vonnis van deze rechtbank van 29 maart 2013 onder bovenstaand parketnummer is (onder meer) opgelegd:
Terbeschikkingstelling met voorwaarden, inhoudende:
  • betrokkene pleegt geen strafbare feiten;
  • betrokkene dient zich te melden bij Reclassering Nederland, [adres 1]
5631 ES Eindhoven, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- betrokkene wordt verplicht om op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven
indicatiestelling zich te laten opnemen in [kliniek1]
of een soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling
van het NIFP-IZ, waarbij betrokkene zich dient te houden aan de aanwijzingen die
hem door die (geneesheer-) directeur van die instelling zullen worden gegeven;
- betrokkene wordt verboden om alcohol en drugs te gebruiken, zolang de
reclassering dit noodzakelijk acht. De controle op de naleving van deze bijzondere
voorwaarde zal ondersteund worden door middel van bloedonderzoeken of urineonderzoek en/of een ander controlemiddel;
- betrokkene wordt geboden om zich op het adres van de [kliniek1] te Eindhoven te bevinden, zolang de reclassering dit
noodzakelijk acht;
  • zonder nadrukkelijke toestemming van de reclassering en/of behandelaar is het betrokkene niet toegestaan contact te leggen met zijn ex-partner [persoon];
  • betrokkene dient zich te houden aan de aanwijzingen en afspraken die door of namens de reclassering aan hem gegeven worden/met hem worden gemaakt, zolang
de reclassering dat noodzakelijk acht;
- indien een medicamenteuze behandeling wordt geïndiceerd door de behandelaar/psychiater dient betrokkene daaraan zijn medewerking te verlenen,
zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • betrokkene dient de overeenkomst zorg-reclassering-cliënt, waarin de behandelafspraken worden opgenomen, te ondertekenen. Dit is in het kader van het Forensisch Psychiatrisch Toezicht;
  • indien betrokkene zich bevindt in een ambulant resocialisatietraject en een time-out in de FPK is geïndiceerd, dan dient betrokkene zijn medewerking te verlenen aan de opname in het kader van de time-out, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Bij beslissing van 20 oktober 2014 heeft de rechtbank de bij vonnis van de rechtbank van
29 maart 2013 opgelegde voorwaarden als volgt gewijzigd:
  • betrokkene pleegt geen strafbare feiten;
  • betrokkene dient zich te melden bij Reclassering Nederland, [adres 2]
5631 ES Eindhoven, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- betrokkene wordt verplicht om op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven
indicatiestelling zich
opnieuwte laten opnemen in [kliniek1] of een soortgelijke intramurale instelling
en mee te werken aan een klinische behandeling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IZ, waarbij betrokkene zich dient te houden aan de aanwijzingen die hem door die (geneesheer-) directeur van die instelling zullen worden gegeven;
- betrokkene wordt verboden om alcohol en drugs te gebruiken, zolang de
reclassering dit noodzakelijk acht. De controle op de naleving van deze bijzondere
voorwaarde zal ondersteund worden door middel van bloedonderzoeken of urineonderzoek en/of een ander controlemiddel;
- betrokkene wordt geboden om zich op het adres van de [kliniek1] te Eindhoven te bevinden, zolang de reclassering dit
noodzakelijk acht;
  • zonder nadrukkelijke toestemming van de reclassering en/of behandelaar is het betrokkene niet toegestaan contact te leggen met zijn ex-partner [persoon];
  • betrokkene dient zich te houden aan de aanwijzingen en afspraken die door of namens de reclassering aan hem gegeven worden/met hem worden gemaakt, zolang
de reclassering dat noodzakelijk acht;
- indien een medicamenteuze behandeling wordt geïndiceerd door de behandelaar/psychiater dient betrokkene daaraan zijn medewerking te verlenen,
zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • betrokkene dient de overeenkomst zorg-reclassering-cliënt, waarin de behandelafspraken worden opgenomen, te ondertekenen. Dit is in het kader van het Forensisch Psychiatrisch Toezicht;
  • indien betrokkene zich bevindt in een ambulant resocialisatietraject en een time-out in de FPK is geïndiceerd, dan dient betrokkene zijn medewerking te verlenen aan de opname in het kader van de time-out, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • betrokkene geeft openheid aangaande zijn financiële zaken en werkt mee aan bewindvoering/schuldhulpverlening;
  • betrokkene wordt verplicht zich (na de klinische opname) te laten opnemen in een instelling voor beschermd en/of begeleid wonen of voor maatschappelijke opvang, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ;
  • betrokkene dient mee te werken aan een cognitieve vaardigheidstraining.
Betrokkene heeft zich bereid verklaard tot naleving van voornoemde (aanvullende) voorwaarden.
De rechter-commissaris in strafzaken bij deze rechtbank heeft op 3 april 2015 op vordering van de officier van justitie de voorlopige verpleging van overheidswege van de terbeschikkinggestelde bevolen.
De vordering van de officier van justitie d.d. 2 april 2015 strekt ertoe dat de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd.
Deze vordering is behandeld ter openbare terechtzitting van de rechtbank d.d. 30 april 2015.
Hierbij zijn de officier van justitie, de terbeschikkinggestelde en zijn raadsvrouw gehoord. Voorts is de reclasseringswerker, S. [deskundige 3], gehoord.
In het dossier bevindt zich onder andere:
- een advies van Reclassering Nederland van 2 april 2015.

De beoordeling.

Het reclasseringsadvies van 2 april 2015 houdt onder meer het volgende in:
(..) Betrokkene is op 8 augustus 2013 geplaatst in [kliniek1]. Op 22 augustus 2013 heeft de maatregel TBS met voorwaarden aanvang genomen. Betrokkene verbleef tot 31 oktober 2013 op de observatieafdeling “opname 1a”. Sindsdien verbleef betrokkene op de [kliniek1], een dubbel diagnose afdeling waarbij met name aandacht is voor de persoonlijkheidsproblematiek.In de voortgangsverslagen is te lezen dat het traject tot mei 2014 redelijk goed verliep. Vanaf mei 2014 tot en met augustus 2014 verloopt de samenwerking echter moeizamer en overtreedt betrokkene tot slot drie maal zijn drugsverbod door cocaïne te gebruiken.De conclusie vanuit de reclassering en [kliniek1] was destijds:“Betrokkene heeft een aantal keer de voorwaarden overtreden, waardoor het toezicht op dat moment niet meer uitvoerbaar was. Terugkijkend op deze periode is te zien dat de copingmechanismen van betrokkene nog altijd beperkt zijn en daarmee ook het probleemoplossende vermogen. Ten gevolge van stress kwamen deze beperkte probleemoplossende vermogens in de afgelopen periode nog verder onder druk te staan. Betrokkene had veel vrijheden vanwege zijn resocialisatietraject en kreeg daarbij weinig sturing (accepteerde dit ook moeilijk), hetgeen vermoedelijk een overvraging is geweest voor betrokkene. Naarmate de spanningen bij betrokkene verder opliepen, kwam er ook vanuit betrokkene meer weerstand in de samenwerking. Duidelijk is geworden dat betrokkene meer sturing en begeleiding nodig heeft om overvraging te voorkomen.”
Op 6 oktober 2014 is de zaak op zitting geweest, betrokkene verbleef in de tussentijd in P.I. Dordrecht. De rechtbank sprak uit dat de TBS met voorwaarden voortgezet diende te worden, met een aantal toegevoegde voorwaarden (bewindvoering, het volgen van een CoVa training en begeleid wonen na het einde van de klinische opname).
Op 25 november 2014 is betrokkene teruggeplaatst in [kliniek1], [kliniek1]. De maanden december en januari verlopen relatief rustig. Begin februari wordt betrokkene wat stroever in zijn houding. Hij vindt de zaken te lang duren en reageert daar dan verbaal soms buiten de perken op (draaft door in een gesprek, is verbaal fel en moeilijk tussen te komen). Betrokkene wordt aangesproken op zijn gedrag, waarbij hij ook aangeeft dat het niet juist is hoe hij reageert. Desondanks blijft betrokkene in een volgende (stressvolle) situatie primair fel reageren.
Op 31 januari is er een urinecontrole geweest waarbij betrokkene positief op cocaïne scoorde. Omdat onduidelijk is wat de oorzaak is van de positieve uitslag wordt de urine voor een herbevestigingsonderzoek opgestuurd. Op 17 februari blijkt uit dit advies aan opdrachtgever toezicht onderzoek dat de aangetroffen stof in de urine uitsluitend van cocaïne kan zijn. Betrokkene krijgt hierop alsnog 5 dagen individueel programma.
Betrokkene ontkent het gebruik van cocaïne nog steeds. Toezichthouder maakt zich dan wel enige zorgen over het gedrag en welzijn van betrokkene en deelt dit ook mede in het behandelteam. Het lijkt erop dat betrokkene zich wel enige tijd positief heeft ingezet, maar indien de zaken niet snel genoeg gaan geeft dit frustratie en spanning. In het verleden resulteerde dit in cocaïnegebruik en een stroeve samenwerking.
Op 10 maart is er een behandelplan. Betrokkene wordt aangesproken op het feit dat hij de laatste periode verbaal steeds feller en dreigender wordt, sommige personeelsleden zijn bij deze reacties bang van betrokkene. Betrokkene reageert furieus nadat hij hierop aangesproken wordt. Een half uur lang is hij hierin niet te sturen en ratelt hij aan een stuk door. Behandelaar geeft aan dat hij best boos mag zijn, maar de dreigende uitspraken achterwege dient te laten. Na een half uur schreeuwt betrokkene dan dat mensen eens moeten vragen waarom hij zo reageert, als de behandelaar daarop in gaat geeft betrokkene aan “bang te zijn”. Vanuit zijn angsten reageert betrokkene als een kat in het nauw. Betrokkene gaat voornamelijk externaliseren en reageert impulsief als hij de controle over een situatie verliest.
Op 17 maart wordt ondergetekende gebeld door vervangend behandelaar [naam behandelaar 1]. Betrokkene is met verlof vanuit de kliniek, maar het zit het behandelteam niet lekker dat hij buiten is. Op weg naar de uitgang heeft betrokkene forse bedreigingen gedaan aan het adres van zijn behandelaar [naam behandelaar 2]. Betrokkene is hierin niet te stoppen en loopt opgefokt rond geeft zij aan. Zo erg dat mensen van het personeel ook daadwerkelijk bang zijn. Betrokkene uit concrete bedreigingen als: “Ik vermink [persoon], als ik hem tegenkom, rij ik er vijf keer overheen, ik stort hem in een blok beton” etc.
Op 24 maart wordt 2e toezichthouder [naam toezichthouder]geïnformeerd over het feit dat betrokkene met verlof is en dat er opnieuw zorgen zijn over hem. In gesprek blijkt dat hij op 22 maart nieuwe dreigementen heeft geuit jegens behandelaar [naam behandelaar 3]. Op 23 maart zijn z’n vrijheden terug gegeven en daarnaast is betrokkene ingelicht over het feit dat hij de volgende dag intern in het CCP besproken zal worden.[kliniek1] heeft hem op 24 maart besproken in het CCP en besloten dat betrokkene teruggeplaatst wordt naar de opnameafdeling om nieuwe diagnostiek af te nemen en hem vervolgens naar een beter passende afdeling te plaatsen. [naam behandelaar 4]geeft aan dat hij op dit moment op de huidige afdeling niet meer gehanteerd kan worden.
Omdat zij een mogelijke escalatie verwachten bij betrokkene als dit wordt verteld, wordt de reclassering gevraagd aanwezig te zijn bij dit gesprek. Aan betrokkene is verteld dat hij op 24 maart tijdens zijn verlof gebeld zal worden waarin hem de uitslag van het CCP medegedeeld zal worden.
Behandelaar neemt contact met betrokkene op waarin hem gevraagd wordt om terug te komen om de uitslag te bespreken. Betrokkene trekt echter zijn eigen conclusies en is bang voor bijvoorbeeld tbs met dwangverpleging of overplaatsing naar een andere kliniek. Betrokkene spreekt tot slot nog een keer de voicemail in van toezichthouder waarin hij aangeeft de moed bij elkaar geraapt te hebben en naar de afspraak te zullen komen op [kliniek1]. Er is echter vanaf dat moment niets meer vernomen van betrokkene en zijn telefoon is uitgeschakeld. Diezelfde dag (24 maart) komt er een opsporingsbevel. Op 2 april 2015 wordt toezichthouder gebeld met de informatie dat betrokkene in Roermond is aangehouden. Betrokkene heeft bij zijn aanhouding nog geprobeerd te vluchten, maar dit is niet gelukt.
Gezien de huidige situatie ziet de reclassering geen aanknopingspunten om het kader TBS met voorwaarden voort te zetten. Door de bedreigingen en vervolgens de feitelijke onttrekking van betrokkene aan zijn TBS met voorwaarden kunnen wij geen invulling geven aan het toezicht.”
Ter terechtzitting heeft deskundige S. [deskundige 3]– verkort zakelijk weergegeven - aangegeven dat ze niet kan zeggen dat de terbeschikkinggestelde moeilijk te begeleiden is. Voorts merkt [deskundige 3] op dat zij contact heeft gehad met [kliniek1], waarbij [kliniek1] heeft aangegeven dat zij het wenselijk achten dat er opnieuw onderzoek ter zake van de terbeschikkinggestelde plaats zal vinden, teneinde te bezien of het aan de terbeschikkinggestelde of aan de kliniek heeft gelegen dat het fout is gegaan. Voorts zal er naar een nieuwe kliniek moeten worden gezocht. [deskundige 3] verenigt zich met dat voorstel. [deskundige 3] merkt ten slotte op dat de terbeschikkinggestelde op dit moment naar geen enkele kliniek wil. Met deze instelling kan hij ook niet in een andere kliniek worden geplaatst en is een nader onderzoek zinloos, aldus [deskundige 3].
De terbeschikkinggestelde heeft ter terechtzitting– verkort zakelijk weergegeven - verklaard dat hij altijd zijn medewerking heeft verleend aan de hem opgelegde therapieën, maar dat de officier van justitie en de [kliniek1] de gemaakte afspraken niet zijn nagekomen. De terbeschikkinggestelde ontkent dat hij op 31 januari 2015 cocaïne heeft gebruikt en dat hij op 17 maart 2015 [behandelaar] heeft bedreigd. De terbeschikkinggestelde heeft in eerste instantie zeer stellig verklaard dat hij nooit meer naar de [kliniek1] of naar een andere kliniek zal gaan. De terbeschikkinggestelde heeft zich (uiteindelijk) bereid verklaard mee te werken als hij in een andere kliniek dan [kliniek1] wordt geplaatst, maar alleen als er duidelijke afspraken worden gemaakt die door een ieder worden nagekomen.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting– verkort zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd.
De terbeschikkinggestelde heeft bij beslissing van de rechtbank Oost-Brabant op 20 oktober 2014 een tweede kans gekregen, toen bleek dat hij zich niet aan de voorwaarden had gehouden. Nu blijkt uit het adviesrapport van de reclassering d.d. 2 april 2015 dat de terbeschikkinggestelde wederom de fout is ingegaan. Met verwijzing naar het adviesrapport van de reclassering, alsmede de adviezen van de rapporteurs [deskundige 4] en [rapporteur] die ten grondslag lagen aan de terbeschikkingstelling met voorwaarden, en het feit dat de terbeschikkinggestelde op 31 januari 2015 (wederom) is teruggevallen in drugsgebruik, heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat een omzetting naar terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege aan de orde is.
De verdediging heeft ter terechtzitting– verkort zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd.
De verdediging bepleit primair afwijzing van de vordering van de officier van justitie. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de terbeschikkinggestelde gemotiveerd heeft deelgenomen aan de interventies welke zijn gestart. Dat sommige interventies wegens omstandigheden geen doorgang vonden, kan de terbeschikkinggestelde niet worden aangerekend. Er is wel degelijke sprake van gedragsverandering bij de terbeschikkinggestelde. Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat zij onvoldoende is voorgelicht, verzoekt de verdediging subsidiair om nader onderzoek te laten verrichten door een gedragsdeskundige ter zake van de terbeschikkinggestelde, teneinde te bezien wat de mogelijkheden zijn.
De rechtbank overweegt het volgende.
De rechtbank wijst het verzoek van de verdediging om het onderzoek te schorsen om nader onderzoek door een gedragsdeskundige te laten verrichten af. De rechtbank acht zich op grond van het adviesrapport van de reclassering d.d. 2 april 2015 en het verhandelde ter terechtzitting in voldoende mate voorgelicht. De rechtbank is daarom van oordeel dat een nader onderzoek niet noodzakelijk is.
De rechtbank stelt op grond van het reclasseringsadvies d.d. 28 augustus 2014 vast dat de terbeschikkinggestelde meerdere voorwaarden in het kader van de aan hem opgelegde maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden niet heeft nageleefd. Naar aanleiding daarvan vorderde de officier van justitie op 28 augustus 2014 dat de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege zou worden verpleegd. Bij beslissing van deze rechtbank van 20 oktober 2014 is besloten om de primaire vordering van de officier van justitie tot alsnog verpleging van overheidswege af te wijzen en de subsidiaire vordering tot wijziging van de aan de terbeschikkingstelling verbonden voorwaarden toe te wijzen. Vastgesteld werd dat de terbeschikkinggestelde de voorwaarde dat hij geen drugs mocht gebruiken meerdere malen had overtreden. Hem werd echter de kans geboden in een strakker kader met nadere voorwaarden de behandeling voort te zetten.
De rechtbank stelt op grond van het reclasseringsadvies d.d. 2 april 2015 vast dat de terbeschikkinggestelde wederom meerdere voorwaarden in het kader van de aan hem opgelegde maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden niet heeft nageleefd. Verdachte heeft wederom cocaïne gebruikt, daarnaast meermalen een behandelaar op ernstige wijze bedreigd en hij is niet komen opdagen op een afspraak bij [kliniek1].
Voorts betrekt de rechtbank bij haar oordeel het rapport van dr. P.J.A. [deskundige 4], psychiater, d.d. 29 oktober 2012, welk rapport (onder meer) ten grondslag lag aan de veroordeling tot terbeschikkingstelling met voorwaarden door de rechtbank Oost-Brabant op 29 maart 2013. Daaruit blijkt dat een gedwongen klinische behandeling met daaraan duidelijke voorwaarden gekoppeld de meeste kans van slagen had. Er bestond een groot risico op herhaling en de interventiekaders die enige vrijwilligheid toelieten faalden. [deskundige 4] was van oordeel dat er niets anders resteerde dan terbeschikkingstelling, alhoewel eerst onderzocht kon worden of deze terbeschikkingstelling met voorwaarden opgelegd kon worden en (nog?) van verpleging van overheidswege afgezien kon worden.
Uit het rapport van[psycholoog], klinisch psycholoog-psychotherapeut d.d. 6 november 2012, welk rapport (onder meer) ten grondslag lag aan de veroordeling tot terbeschikkingstelling met voorwaarden door de rechtbank Oost-Brabant op 29 maart 2013, blijkt dat de terbeschikkinggestelde zeer weinig mogelijkheden heeft om zijn gedrag te controleren, impulsief is, een gebrekkige agressieregulatie heeft en een hardnekkige verslavingsproblematiek. In het verleden is duidelijk geworden dat een ambulant kader hierin weinig biedt. De ervaringen uit het verleden, in combinatie met de ernst van de problematiek van de terbeschikkinggestelde, maakt een klinische behandeling geïndiceerd.
Gezien zijn beperkte ziekte-inzicht, zijn neiging om anderen de schuld te geven van zijn problematiek en zijn geringe frustratietolerantie is de verwachting dat zijn huidige motivatie voor een klinische behandeling broos is en snel zal kunnen afbrokkelen wanneer het hem tegen zit of niet bevalt. Dit, in combinatie met de ernst van de (multi) problematiek en de beperkte
mogelijkheden van betrokkene, maakt een steviger en intensiever behandelkader noodzakelijk. Gelet op vorenstaande adviseerde [deskundige 6]om de terbeschikkinggestelde een gedwongen klinische behandeling op te leggen.
De rechtbank overweegt op grond van het vorenstaande het volgende.
Zowel [deskundige 4] als [deskundige 5] hebben in hun rapportages die ten grondslag lagen aan de veroordeling tot terbeschikkingstelling met voorwaarden geconcludeerd dat een klinische behandeling van verdachte noodzakelijk is. [deskundige 4] heeft voorts gerapporteerd dat eerst onderzocht kon worden of TBS met voorwaarden kon worden opgelegd en “(nog?) van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege afgezien kan worden”. Uit die passage volgt dat [deskundige 4] zijn twijfels had omtrent het slagen van een terbeschikkingstelling met voorwaarden.
Nadat verdachte op 29 maart 2013 is veroordeeld tot terbeschikkingstelling met voorwaarden heeft de terbeschikkinggestelde in een relatief korte tijd de voorwaarde dat hij geen drugs mag gebruiken, ook na een officiële waarschuwing van de reclassering, meerdere keren overtreden. Dat heeft geleid tot de vordering van de officier van justitie d.d. 28 augustus 2014, ertoe strekkende dat de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd. Bij beslissing van 20 oktober 2014 is deze vordering door de rechtbank afgewezen, maar zijn wel een aantal aanvullende voorwaarden opgelegd om de behandeling in een strakker kader voort te zetten.
Na deze beslissing heeft de terbeschikkinggestelde cocaïne gebruikt, meermalen een behandelaar ernstig bedreigd en zich aan het toezicht van de behandelaars onttrokken. Daarmee heeft hij dus wederom de voorwaarden geschonden.
De reclassering heeft na deze incidenten gerapporteerd dat het geen
aanknopingspunten ziet om het kader TBS met voorwaarden voort te zetten. Door de bedreigingen en vervolgens de feitelijke onttrekking van betrokkene aan zijn TBS met voorwaarden kan de reclassering geen invulling geven aan het toezicht.
De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat het huidige juridisch kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden onvoldoende is gebleken om de terbeschikkinggestelde op een veilige wijze te behandelen en te resocialiseren. Nu verschillende en belangrijke voorwaarden verbonden aan de terbeschikkingstelling meermalen niet zijn nagekomen en een dwingend kader – vanwege het feit dat hij, gelet op de ernst van zijn multi-problematiek, intensieve begeleiding en langdurig toezicht nodig heeft – geboden is, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verpleging van overheidswege eist als in de hierna te vermelden beslissing is vervat.
De rechtbank is van oordeel dat alsnog de verpleging van overheidswege van de terbeschikkinggestelde dient te worden bevolen. De rechtbank overweegt daarbij dat zij in dit geval thans een oordeel moet geven over de vraag of er sprake is van een gemaximeerde terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege, aangezien aanvankelijk een terbeschikkingstelling zonder dwangverpleging is opgelegd en het voorschrift van artikel 359, zevende lid, van het Wetboek van Strafvordering in dat geval niet van toepassing is.
De rechtbank stelt vast dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden bij vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 29 maart 2013 is opgelegd ter zake van zware mishandeling, mishandeling en bedreiging tegen het leven gericht. Blijkens de bewezenverklaring, de kwalificatie en de motivering van de oplegging van de maatregel, in onderling verband en samenhang bezien, ligt in die uitspraak besloten dat de terbeschikkingstelling is opgelegd ter zake van geweldsmisdrijven in de zin van artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.

BESLISSING

Beveelt, dat de ter beschikking gestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd.
Aldus gegeven door
mr. J.G. Vos, voorzitter,
mr. C.J. Sangers-de Jong en mr. W.B. Kok, leden,
in tegenwoordigheid van J. Kapteijns, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank van 13 mei 2015.
Mr. W.B. Kok is buiten staat deze beslissing (mede) te ondertekenen.