ECLI:NL:RBOBR:2015:2813

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
13 mei 2015
Publicatiedatum
12 mei 2015
Zaaknummer
01/050644-96
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling van een betrokkene met schizofrenie en persoonlijkheidsproblematiek

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 13 mei 2015 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van een betrokkene die lijdt aan schizofrenie van het paranoïde type en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. De betrokkene is ter beschikking gesteld na een vonnis van 20 februari 1997 en de laatste verlenging vond plaats op 22 mei 2013. De officier van justitie heeft op 16 maart 2015 een vordering ingediend tot verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar, welke vordering op 30 april 2015 is behandeld tijdens een openbare terechtzitting. Tijdens deze zitting zijn de officier van justitie, deskundigen en de terbeschikkinggestelde zelf gehoord.

De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de rapportages van verschillende deskundigen, die allen de noodzaak van verlenging van de terbeschikkingstelling onderschreven. De deskundigen hebben aangegeven dat de betrokkene een hoog risico op recidive vertoont, vooral gezien zijn psychische aandoeningen en de afhankelijkheid van drugs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene onvoldoende vooruitgang heeft geboekt en dat zijn psychische toestand en gedrag een gevaar vormen voor de veiligheid van anderen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de terbeschikkingstelling met twee jaar moet worden verlengd om de noodzakelijke zorg en beveiliging te kunnen bieden.

De beslissing van de rechtbank is genomen in overeenstemming met de adviezen van de deskundigen en de vordering van de officier van justitie. De rechtbank heeft de ernst van de psychische problematiek en het risico op herhaling van gewelddadig gedrag benadrukt, en heeft geoordeeld dat de terbeschikkingstelling noodzakelijk blijft voor de veiligheid van de samenleving.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/050644-96
Uitspraakdatum: 13 mei 2015

Beslissing verlenging terbeschikkingstelling

Beslissing in de zaak van:

[terbeschikkinggestelde],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
verblijvende in de [kliniek1].

Het onderzoek van de zaak.

Bij vonnis van de rechtbank van 20 februari 1997 is betrokkene ter beschikking gesteld. Deze terbeschikkingstelling is voor het laatst, bij beslissing van deze rechtbank van 22 mei 2013, met twee jaar verlengd.
De vordering van de officier van justitie bij deze rechtbank ingediend op 16 maart 2015 strekt tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling voor de duur van twee jaar.
Deze vordering is behandeld ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 april 2015.
Hierbij zijn de officier van justitie, de deskundige en de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman gehoord.
In het dossier bevinden zich onder andere:
  • het advies van mw. [psycholoog] behandelcoördinator/psycholoog, en mw. [psychiater], psychiater/directeur patiëntenzorg, plaatsvervangend hoofd van de inrichting waar betrokkene verblijft, d.d. 20 januari 2015;
  • de rapportage van dr.[psychiater1] psychiater, d.d. 10 februari 2015;
  • de rapportage van dr. [psycholoog1], klinisch psycholoog, d.d. 15 februari 2015;
  • de omtrent de terbeschikkinggestelde gehouden wettelijke aantekeningen;
  • het persoonsdossier van de terbeschikkinggestelde.

De beoordeling.

De terbeschikkingstelling is toegepast ter zake van poging tot doodslag, terwijl de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eiste. Het hiervoor genoemde misdrijf betreft een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
In voornoemd advies van de inrichting is onder meer het navolgende gesteld:
“Betrokkene heeft de diagnose schizofrenie van het paranoïde type, wat een chronische stoornis genoemd kan worden. Daarnaast is sprake van persoonlijkheidsproblematiek, voornamelijk van antisociale aard en van verslavingsproblematiek ten aanzien van verschillende middelen. De schizofrenie is door medicatie slecht ten dele beïnvloedbaar gebleken. Nog immer is er sprake van achterdocht en vergiftigingswanen. Ook wordt medicatie soms nog geweigerd vanuit achterdocht. De algehele psychische conditie van betrokkene is geheel afhankelijk van zijn omgeving. Dit betekent dat de bejegening en de begeleiding die geboden wordt van groot belang is voor het welbevinden van betrokkene.
Veelal externaliseert betrokkene de oorzaak van zijn gedrag of bagatelliseert hij dat wat hij gezegd heeft. De setting, de bejegening en de controle op de inname van de medicatie zorgen ervoor dat betrokkene deze periode redelijk stabiel is doorgekomen. Echter wordt door het behandelteam tevens waargenomen dat betrokkene zich bij tijden nauwelijks op de afdeling laat zien en is zijn handelen een afspiegeling van zijn paranoïde gedachten. Er wordt door het behandelteam wel getracht om betrokkene meer op de groep te laten komen om deze vorm van zich isoleren van de groep te doorbreken, echter geeft betrokkene hier nauwelijks gehoor aan. Wanneer er sprake is van spanningen bij betrokkene wordt gezien dat de zucht naar middelen toeneemt. Het behandelteam ziet op dit moment geen mogelijkheden voor betrokkene om te komen tot een plaatsing in een minder beveiligde setting en tevens wordt er geen mogelijkheid gezien van behandeling die verandering in het gedrag van betrokkene kan bewerkstelligen. Op het moment dat zich mogelijkheden voordoen die een positieve verandering kunnen bieden in de algehele conditie van betrokkene en de kwaliteit van leven van betrokkene kunnen verhogen, zal het behandelteam hierin actie ondernemen. Echter tot op heden worden er geen mogelijkheden gezien. De prognose voor de toekomst wordt dan ook als somber aangemerkt.
Ten aanzien van de noodzaak van de terbeschikkingstelling kunnen wij constateren dat:
  • overwegende het risico dat betrokkene oplevert voor anderen aangezien de stoornissen onvoldoende zijn behandeld, hetgeen een belangrijke rol speelde bij de totstandkoming van het indexdelict en waarvan opnieuw herhaling te vrezen valt indien betrokkene buiten constante begeleiding van de TBS valt;
  • gelet op de ernst en complexiteit van de stoornissen, waaraan betrokkene lijdende is en de directe samenhang die bestaat tussen enerzijds de stoornissen en het risico op herhaling van gewelddadig gedrag;
  • met het oog op de blijvende aanwezigheid van de persoonlijkheids- en psychiatrische problematiek en de bijkomende beperking van het ontbreken van probleeminzicht;
  • omdat in de huidige zeer gestructureerde omgeving van de TBS-longstayvoorziening het gedrag van betrokkene redelijk hanteerbaar is, echter op het gebied van stabiliteit van de schizofrenie nog onvoldoende gecontroleerd kan worden;
  • overwegende het gegeven dat de relatieve stabiliteit in zijn gedrag voor het grootste gedeelte afhankelijk is van de strakke structuur en van de ondersteunende begeleiding die hem wordt geboden;
  • met het oog op de zich nog herhalende patronen van gebrekkige coping;
  • gezien de relatief beperkte vermogens van betrokkene om op zijn gedrag te reflecteren en zijn beperkte ziekte-inzicht en probleembesef en daarmee het onvermogen van betrokkene onderstrepend om zijn gedrag uit zichzelf beter onder controle te krijgen; zonder de geboden externe structuur, toezicht en ondersteuning het recidiverisico onverminderd hoog is.
Op basis van boven gestelde adviseren we u de maatregel van de terbeschikkingstelling te verlengen voor de duur van twee jaar.”
In de rapportage van dr[deskundige], voornoemd, is onder meer het navolgende gesteld:
“Er is sprake van paranoïde schizofrenie, een persoonlijkheidsstoornis NAO met borderline, ontwijkende en antisociale trekken. Er is afhankelijkheid van drugs in langdurige, gedwongen, remissie.
De kans op herhaling van een agressief delict is groot aanwezig als hij niet in de TBS-kliniek zou zijn. Hij kan agressief reageren vanuit zijn paranoïde psychotische denken, vanuit zijn sociale beperkingen en vanuit zijn persoonlijkheidsstoornis. Daar komt bij dat de kans zeer groot is dat hij buiten de kliniek drugs gaat gebruiken waardoor verwervingscriminaliteit en daarmee verhoogde kans op instrumentele agressie daarbij komt. Hij is niet in staat om zich zelfstandig te handhaven en komt daardoor in problemen die overeenkomen met de pre-delictsituatie, met name een zwervend bestaan.
Betrokkene heeft een hoog tot zeer hoog zorgniveau nodig en een hoog beveiligingsniveau.
Verlenging van de tbs voor een termijn van twee jaar is noodzakelijk om betrokkene de huidige zorg en beveiliging te kunnen bieden. Dwangverpleging is noodzakelijk.”
In de rapportage van dr.[deskundige1], voornoemd, is onder meer het navolgende gesteld:
“Bij betrokkene is sprake van schizofrenie van het paranoïde type, van een antisociale persoonlijkheidsstoornis en van polymiddelenafhankelijkheid, langdurig in remissie vanwege tbs.
De kans op recidivering wordt ingeschat als hoog, mede ook omdat betrokkene in de loop der jaren voor meerdere agressieve incidenten heeft gezorgd.
De kans op recidivering van soortgelijke strafbare feiten als het indexdelict wordt ingeschat als hoog. Betrokkene is onvoldoende zelfstandig in staat om zichzelf en zijn gedrag onder controle te houden. Hij is in die zin afhankelijk van een stabiele omgeving die hem voldoende structuur en rust biedt. Daarnaast is medicatie een belangrijke voorwaarde voor het redelijk functioneren van betrokkene.
De verwachting is dat betrokkene vooralsnog langdurig aangewezen zal blijven op de tbs, mogelijk zelfs levenslang.
Ik adviseer de maatregel terbeschikkingstelling te verlengen met twee jaar en de verpleging van overheidswege te continueren
”.
De terbeschikkinggestelde heeft verklaard, kort en zakelijk weergegeven:
Ik zit nu op afdeling 2B van de longstay-afdeling. Ik vind dat het niet echt goed met mij gaat. Alles wat buiten mijn kamer gebeurt, vind ik gevaarlijk. Ik zit het liefst op mijn eigen kamer. Ik ben nog steeds achterdochtig. Ik heb veel begeleiding nodig. Mijn medicatie neem ik op dit moment wel in. Ik vind het allemaal wel heel erg lang duren. De zucht naar drugs heb ik niet meer. Mijn tbs duurt nu al 18 jaar, terwijl destijds tegen mij is gezegd dat ik zo spoedig mogelijk zou worden geresocialiseerd. Ik zou het heel vervelend vinden indien de tbs met twee jaar wordt verlengd.
De deskundige [deskundige 3], optredend namens voormelde inrichting, heeft bij de behandeling ter terechtzitting gepersisteerd bij voornoemd advies. Zij heeft voorts het navolgende verklaard, verkort en zakelijk weergegeven:
Sinds betrokkene op afdeling 2B zit, is er sprake van een vrij stabiele situatie. Wanneer we daarin verandering gaan aanbrengen, zal dit een negatieve uitwerking op betrokkene hebben. Verlof is op dit moment niet aan de orde. Voordat we overgaan tot het aanvragen van verlof moet eerst worden bekeken of er kleine stappen kunnen worden gezet buiten de afdeling, of betrokkene kan omgaan met de vrijheden die hem binnen de kliniek worden geboden. Gedacht wordt aan wandelen op het terrein van de kliniek. Het idee dat hem die mogelijkheid wordt geboden, geeft bij hem al spanning en achterdocht.
Niet wordt verwacht dat de waanideeën, waar betrokkene last van heeft, in de toekomst helemaal gaan verdwijnen. De stoornis die betrokkene heeft is medicatieresistent. Voor betrokkene is wel van belang dat hij de voorgeschreven medicatie inneemt.
Als er te veel nadruk op het behandelplan wordt gelegd, heeft dit een averechtse uitwerking op betrokkene. We proberen op de langere termijn het vertrouwen tussen betrokkene en zijn begeleiders te vergroten.
De officier van justitie heeft aangevoerd, verkort en zakelijk weergegeven:
Op grond van de rapportages en de door de deskundige Van de Rijdt ter terechtzitting gegeven toelichting persisteer ik bij mijn vordering.
De raadsman van de terbeschikkinggestelde heeft aangevoerd, verkort en zakelijk weergegeven:
Mijn cliënt zit inmiddels al 18 jaar in de tbs en heeft in die tijd nog nooit verlof gehad. Hij vervreemdt van de buitenwereld. Zelfs het zetten van kleine stapjes is nog te veel voor hem. Mijn cliënt weet zelf ook niet hoe het verder met hem moet. Op dit moment is sprake van een patstelling. Vraag is hoe deze moet worden doorbroken. Uitgaande van de adviezen en de toelichting van de deskundige hier ter terechtzitting ligt een verlenging van twee jaar in de rede. Mijn cliënt begrijpt dat ook, maar hij vindt het toch beter dat de tbs met één jaar wordt verlengd. Dit geeft voor hem hoop voor de toekomst. Misschien is het mogelijk dat er in die periode kleine stapjes worden gezet. Mijn cliënt zou graag willen zien dat er beter naar eventuele alternatieven wordt gekeken. Hij is realist genoeg om te onderkennen dat na dat jaar de tbs wellicht weer voor twee jaar wordt verlengd.
De rechtbank verenigt zich met het advies van voornoemde inrichting en met de daarop ter terechtzitting gegeven toelichting door de deskundige.
Gelet op het vorenstaande, gezien artikel 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist en wel voor de duur van twee jaar.
De rechtbank ziet in de stukken en het verhandelde ter terechtzitting geen aanknopings- punten voor de door de verdediging voorgestelde verlenging voor de duur van één jaar, nu niet valt in te zien dat in die periode de vereiste vooruitgang is geboekt. Temeer nu betrokkene zelf heeft aangegeven dat hij nog steeds achterdochtig is en alles wat buiten zijn kamer gebeurt gevaarlijk vindt en hij daarom het liefst zijn eigen kamer niet verlaat.

DE BESLISSING

De rechtbank:
verlengt de termijn gedurende welke [terbeschikkinggestelde] ter beschikking is gesteld met twee jaar.
Deze beslissing is gegeven door
mr. C.J. Sangers-de Jong, voorzitter,
mr. J.G. Vos en mr. W.B. Kok, leden,
in tegenwoordigheid van F.H.M. Klerkx, griffier,
en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 mei 2015.
Mr. Kok is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.