ECLI:NL:RBOBR:2015:2812

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
30 april 2015
Publicatiedatum
12 mei 2015
Zaaknummer
01/025055-02
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering verlenging terbeschikkingstelling na beoordeling van de situatie van de terbeschikkinggestelde

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 30 april 2015 uitspraak gedaan over de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling voor de duur van één jaar afgewezen. De terbeschikkingstelling was eerder opgelegd vanwege bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De rechtbank heeft de situatie van de terbeschikkinggestelde beoordeeld aan de hand van verschillende rapportages van psychiaters en psychologen, die allen adviseerden om de terbeschikkingstelling niet te verlengen. De terbeschikkinggestelde verblijft al geruime tijd in een RIBW-instelling en heeft zich gehouden aan de voorwaarden die aan hem zijn opgelegd. De deskundigen concludeerden dat de terbeschikkinggestelde stabiel is en dat de risico's voor recidive laag zijn. De rechtbank oordeelde dat de terbeschikkingstelling geen meerwaarde meer biedt in de huidige situatie, gezien de goede voortgang van de begeleiding en behandeling buiten het TBS-kader. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling dan ook afgewezen, omdat de veiligheid van anderen niet langer de verlenging eist.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/025055-02
Uitspraakdatum: 30 april 2015

Beslissing afwijzing vordering verlenging terbeschikkingstelling

Beslissing in de zaak van:

[ter beschikking gestelde]

geboren te [geboorteplaats] op[geboortedatum],
wonende te[adres1].

Het onderzoek van de zaak.

Bij arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 28 maart 2003 is betrokkene ter beschikking gesteld. Deze terbeschikkingstelling is voor het laatst, bij beslissing van deze rechtbank van 6 mei 2013, met één jaar verlengd. Bij arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 30 januari 2014 is de beslissing van de rechtbank vernietigd en is de terbeschikkingstelling met twee jaar verlengd en de verpleging van overheidswege beëindigd onder de navolgende voorwaarden:
Algemene voorwaarden:
De terbeschikkinggestelde pleegt geen strafbare feiten;
De terbeschikkinggestelde verleent ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking aan het nemen van een of meer vingerafdrukken, of biedt ter inzage een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht aan, en verleent medewerking aan het maken van een foto;
De terbeschikkinggestelde verleent medewerking aan reclasseringstoezicht bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;

Bijzondere voorwaarden:

1. De terbeschikkinggestelde zal zich gedurende de periode van de maatregel melden bij de verslavingsreclassering van Novadic-Kentron, zo frequent als de verslavings-
reclassering dit gedurende deze periode nodig acht;
2. De terbeschikkinggestelde zal zich gedurende de periode van de maatregel houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde;
3. De terbeschikkinggestelde stelt zich behandelbaar, begeleidbaar en bereikbaar op en houdt zich aan de afspraken met betrokken instellingen;
4. De terbeschikkinggestelde zal zich in het kader van zijn resocialisatie laten behandelen door het Forensisch ACT, [kliniek1] of soortgelijke ambulante forensische zorg, waarbij de terbeschikkinggestelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
5. De terbeschikkinggestelde zal meewerken aan een korte klinische opname voor de duur van maximaal zeven weken in [kliniek2] (in het kader van een time-out), als de reclassering dit noodzakelijk acht, waarbij de terbeschikkinggestelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die opname door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
6. De terbeschikkinggestelde verblijft, afhankelijk van de mogelijkheden tot plaatsing, in een RIBW of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, en houdt zich aan het (dag)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
7. De terbeschikkinggestelde zal zich onthouden van drugsgebruik en zal meewerken aan controles indien de reclassering die nodig acht;
8. De terbeschikkinggestelde zal de hem voorgeschreven medicatie op afgesproken tijdstippen innemen;
9. De terbeschikkinggestelde houdt de verslavingsreclassering op de hoogte van veranderingen in zijn situatie.
De vordering van de officier van justitie bij deze rechtbank van 4 maart 2015 strekt tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling voor de duur van één jaar.
Deze vordering is behandeld ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 april 2014.
Hierbij zijn de officier van justitie, de deskundige en de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman gehoord.
In het dossier bevinden zich onder andere:
  • de rapportage van [psychiater 1], psychiater, van 30 november 2014;
  • de rapportage van [psychiater 1], psychiater, van 16 januari 2015;
  • de rapportage van [psycholoog 1], GZ-psycholoog, van 30 januari 2015;
  • het advies aan opdrachtgever toezicht van [unitmanager], unitmanager bij Novadic/Kentron, en [reclasseringswerker] reclasseringswerker bij Novadic/Kentron, van 5 februari 2015;
  • het persoonsdossier van de terbeschikkinggestelde.

De beoordeling.

De terbeschikkingstelling is toegepast ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, terwijl de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eiste.
In voornoemde rapportage van [psychiater 1] van 30 november 2014 is onder meer het navolgende gesteld:
“Betrokkene is al langere tijd stabiel ingesteld op antipsychotische medicatie, hij is gemotiveerd voor een voortgezet verblijf in het huidige RIBW, waar hij goed gedijt, en hij is gemotiveerd voor abstinentie van cannabis en andere drugs. Ten slotte is van belang dat betrokkene zich zeer begeleidbaar en stuurbaar opstelt.
Concluderend: de risico’s voor recidief delictgedrag lijken vanuit klinisch oogpunt beperkt. Bij afname van de HCR-20, een risicotaxatie-instrument voor het inschatten van algehele geweldsrecidive, scoort betrokkene op de onveranderbare historische subschaal vrij hoog, op de klinische subschaal die het huidige functioneren weerspiegelt vrij laag en op de toekomstgerichte risicohantering subschaal laag. Daarmee is de risico-inschatting vanuit dit risicotaxatie-instrument eveneens laag. Deze beide risico-inschattingswijzen combinerend leidt dit tot een lage recidiverisico-inschatting mits de huidige steunende structuren worden gehandhaafd.
Hoewel niet aan ondergetekende gevraagd, leidt dit ook tot de conclusie dat deze vormen van ondersteuning en begeleiding gezien de huidige stabiliteit en de coöperatieve insteek van betrokkene zeer goed vanuit een regulier zorgkader kunnen plaatsvinden. Enige kadering/begrenzing gaat zo nodig uit van de huisregels in het RIBW, in geval van nood is er de mogelijkheid van tijdelijke begrenzing in het kader van een BOPZ-maatregel, ten uitvoer te leggen in de lokale reguliere GGZ. Dit laatste is op dit moment echter volstrekt niet aan de orde. Ondergetekende ziet daarom geen noodzaak voor verlenging van de voorwaardelijk beëindigde maatregel.”
In voornoemde rapportage van [psychiater 1] van 16 januari 2015 is onder meer het navolgende gesteld:
“Zoals ook al in het rapport van 30-11-2014 is beargumenteerd, is de bereikte situatie zodanig en inmiddels ook al zodanig lang zo dat de begeleiding prima voortgang kan vinden zonder tbs-kader. Betrokkene kan in hetzelfde RIBW verblijven, is gemotiveerd voor abstinentie van drugs, is gemotiveerd voor voortgezet medicatiegebruik waarvan hij weinig bijwerkingen ondervindt, is bereid zich te laten begeleiden door de woonbegeleiders van het RIBW en de begeleiders van de lokale GGZ. Daarmee is er een volledig andere situatie dan in 2002 ten tijde van de delicten waarvoor destijds tbs werd opgelegd. Ondergetekende adviseert dan ook de nog lopende maatregel van voorwaardelijk beëindigde tbs te beëindigen.”
Ook de psycholoog [psycholoog 2] komt in zijn rapport van 30 januari 2015 tot het advies de maatregel van TBS niet te verlengen. Hij schat het gevaar voor herhaling van een ernstig geweldsmisdrijf binnen de huidige omstandigheden in als laag. Verdere behandeling is niet nodig. Het gaat om begeleiding en toezicht houden en dat kan binnen het RIBW te Moergestel waar de terbeschikkinggestelde al enige tijd verblijft.
In voornoemd advies van [reclasseringswerkers] is onder meer het navolgende gesteld:
“De reclassering adviseert om de voorwaardelijke beëindiging van de TBS-maatregel niet te verlengen.
Betrokkene heeft binnen het TBS-kader een niveau van functioneren behaald dat binnen zijn mogelijkheden als het hoogst haalbare kan worden omschreven. Betrokkene is gezien zijn psychiatrische problematiek genoodzaakt tot medicatie(behandeling) en begeleiding ten aanzien van wonen en zijn psyche. De nodige structuur en begrenzing wordt, sinds mei 2012, waargenomen door het RIBW. Daarnaast is de GGZ, sinds 2013, ingezet in het kader van de behandeling en begeleiding. Beide behandel- en begeleidingscontacten verlopen goed en zullen gecontinueerd worden binnen een vrijwillig kader (AWBZ). Betrokkene heeft zich binnen zijn TBS-maatregel gehouden aan de voorwaarden en de met hem gemaakte afspraken en aanwijzingen met zowel de reclassering als het RIBW en de [kliniek1]. De TBS-maatregel biedt, ons inziens, geen meerwaarde binnen de huidige situatie van betrokkene, daar er voldoende inbedding is binnen de huidige aangeboden zorg. Betrokkene heeft dit in de afgelopen jaren ook laten zien. Het risico ten aanzien van het mogelijk terugkerende alcoholgebruik van betrokkene, zoals omschreven door de [kliniek1], dient wat ons betreft niet middels een TBS-maatregel ingekaderd te worden. Indien noodzakelijk kan er een aanvraag gedaan worden voor een opname binnen het kader van de BOPZ, waarmee betrokkene opgenomen kan worden binnen de geestelijke gezondheidszorg. De maatregel TBS biedt geen meerwaarde binnen de huidige situatie van betrokkene, daar er voldoende inbedding is binnen de huidige aangeboden zorg. Betrokkene heeft dit in de afgelopen jaren ook laten zien.”
De terbeschikkinggestelde heeft verklaard, kort en zakelijk weergegeven:
Ik woon al 3 jaar in de RIBW-instelling in [plaatsnaam]. Ik kan met alle personen die in de groep zitten heel goed overweg. Ik houd me aan de voorwaarden. Alleen in het weekend drink ik wat alcohol. Het gaat hartstikke goed met mij. Ik heb daar genoeg te doen. Werken in dienstverband zal mij niet gaan lukken, maar ik ben wel van plan vrijwilligerswerk te gaan doen. Ik ga heel goed met mijn geld om.
De deskundige [deskundige], optredend namens Novadic/Kentron, heeft bij de behandeling ter terechtzitting gepersisteerd bij voornoemd advies. Zij heeft voorts het navolgende verklaard, verkort en zakelijk weergegeven:
Betrokkene houdt zich aan de voorwaarden en neemt de voorgeschreven medicatie in. Niet valt in te zien dat, wanneer de TBS met voorwaarden wordt beëindigd, betrokkene in de fout zal gaan. De maatregel van TBS met voorwaarden heeft dan ook geen toegevoegde waarde meer.
De officier van justitie heeft aangevoerd, verkort en zakelijk weergegeven:
Als ik kijk naar de uitgebrachte rapporten en hetgeen heden naar voren is gebracht, kan ik nu niet anders concluderen dan dat het heel goed gaat met betrokkene. De laatste jaren is er veel in positieve zin veranderd. Begeleiding in het kader van de TBS met voorwaarden is niet meer nodig. Deze kan dan ook worden beëindigd. Ik verzoek derhalve mijn vordering tot verlenging van de TBS af te wijzen.
De raadsman van de terbeschikkinggestelde heeft aangevoerd, verkort en zakelijk weergegeven:
Bij het arrest van 30 januari 2014 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden een groot aantal voorwaarden opgelegd. Deze voorwaarden is betrokkene feilloos nagekomen. Gelet daarop ben ik van mening dat de TBS met voorwaarden dient te worden beëindigd. De rechtbank verenigt zich met de adviezen van psychiater[psychiater 2], het advies van psycholoog [psycholoog 3] het advies van Novadic-Kentron, de daarop ter terechtzitting gegeven toelichting door de deskundige en het gewijzigde standpunt van de officier van justitie.
De rechtbank oordeelt dat de TBS-maatregel geen meerwaarde meer biedt in de bestaande situatie van de terbeschikkinggestelde, omdat er voldoende inbedding is binnen de huidige aangeboden zorg. De terbeschikkinggestelde heeft laten zien dat het in de RIBW-instelling, waar hij woont, goed met hem gaat. Hij heeft zich gehouden aan alle door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden opgelegde voorwaarden. Hij zal zijn verblijf daar op vrijwillige basis voortzetten.|
Gelet op het vorenstaande, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen niet langer de verlenging van de terbeschikkingstelling eist. De rechtbank zal de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling dan ook afwijzen.

DE BESLISSING

De rechtbank:
Wijst af de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling van [ter beschikking gestelde]
Deze beslissing is gegeven door
mr. J.G. Vos, voorzitter,
mr. C.J. Sangers-de Jong en mr. W.B. Kok, leden,
in tegenwoordigheid van F.H.M. Klerkx, griffier,
en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 april 3014.
Mr. Kok is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.