ECLI:NL:RBOBR:2015:281

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
22 januari 2015
Publicatiedatum
21 januari 2015
Zaaknummer
01/860133-14
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door onvoorzichtig parkeren van een trekker met oplegger

Op 22 januari 2015 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die verantwoordelijk werd gehouden voor een verkeersongeval waarbij een ander om het leven kwam. De verdachte had op 15 november 2013 in Someren een trekker met oplegger geparkeerd op de rijbaan, zonder ervoor te zorgen dat deze zichtbaar was voor het achteropkomende verkeer. De oprijklep van de oplegger was neergeklapt, waardoor de achterlichten en reflectoren niet zichtbaar waren. Dit leidde tot een aanrijding met een personenauto, waarbij de bestuurder van die auto, genaamd [slachtoffer], overleed aan de gevolgen van het ongeval.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend had gehandeld door de trekker met oplegger op deze manier te parkeren. De rechtbank legde de verdachte een taakstraf op van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast werd de verdachte de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen ontzegd voor de duur van 12 maanden, eveneens voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die blijk had gegeven van berouw.

De uitspraak is gedaan na een onderzoek ter terechtzitting op 8 januari 2015, waarbij de rechtbank kennisnam van de vordering van de officier van justitie en de verdediging van de verdachte. De rechtbank achtte de tenlastelegging bewezen en sprak de verdachte vrij van hetgeen meer of anders was ten laste gelegd. De beslissing is gegrond op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/860133-14
Datum uitspraak: 22 januari 2015
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1981],
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 8 januari 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 8 december 2014.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 8 januari 2015 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 15 november 2013 te Someren als verkeersdeelnemer, namelijk
als bestuurder van een motorrijtuig (trekker met oplegger), daarmede rijdende
over de weg, [naam straat 1], zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn
schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk
geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
op enig moment de trekker met oplegger te parkeren en/of stil te laten staan
op die rijbaan van die weg en/of deze trekker met oplegger op die weg te laten staan terwijl de zon was ondergegaan en/of het donker was,
terwijl
-de oprijklep van die trekker was neergeklapt, waardoor de achterlichten,
reflectoren en retroreflecterende kentekenplaat aan het zicht werd onttrokken,
en/of
-die trekker met oplegger niet verlicht werd door de openbare
straatverlichting,
waarna een bestuurder van een personenauto de oprijklep is opgereden en/of
vervolgens die oplegger is opgereden en/of aldaar tegen een laatschot is
bebotst, althans tegen die (onverlichte) oplegger is aangereden of gebotst,
waardoor die bestuurder van die personenauto (genaamd [slachtoffer]
) werd gedood;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 november 2013 te Someren grovelijk, althans aanmerkelijk
onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of nalatig
een onverlichte trekker met oplegger heeft geparkeerd en/of stil heeft laten
staan op de weg, terwijl de (oprij)klep van die oplegger naar beneden stond,
en/of vervolgens bij invallende schemer/duisternis die trekker met oplegger,
zonder (voldoende) maatregelen te nemen om die trekker met oplegger voor het
overige verkeer (duidelijk) zichtbaar te maken op die weg heeft laten staan,
ten gevolge waarvan de bestuurder van een personenauto ([slachtoffer]
) die trekker met oplegger niet, althans onvoldoende heeft kunnen
zien en (in volle vaart) de oprijklep van die oplegger is opgereden en/of
(vervolgens) tegen het laadschot van de oplegger is gereden/gebotst,
waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat [slachtoffer]
zodanig letsel, te weten inwendig trauma, heeft bekomen, dat deze aan de
gevolgen daarvan is overleden;
Meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 november 2013 te Someren op de weg ([naam straat 2]) een trekker met oplegger heeft geparkeerd en/of stil laten staan op de rijbaan van die weg terwijl de zon was onder gegaan en/of het donker was, terwijl
-de oprijklep van die trekker was neergeklapt, waardoor de achterlichten, reflectoren en retroreflecterende kentekenplaat aan het zicht werd onttrokken,
en/of
-die trekker met oplegger niet verlicht werd door de openbare straatverlichting, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
(artikel 5 Wegenverkeerswet 1994)
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijsoverweging.

Verdachte heeft op 15 november 2013 een trekker met oplegger geparkeerd op de [naam straat 3] te Someren, een 80 km-weg, waarvan de rijbaan 6 meter breed was en door een onderbroken streep verdeeld was in twee rijstroken. De trekker met oplegger stond deels in de berm en met de linkerzijde over een breedte van ongeveer 2 meter op de rechterzijde van de rijbaan. Het ongeval vond plaats nadat de duisternis was ingevallen en de ter plaatse aanwezige straatverlichting geen effect sorteerde op de zichtbaarheid van de geparkeerd staande trekker met oplegger. Omdat bovendien de oprijklep van de oplegger was neergeklapt en op het wegdek rustte werden de achterlichten, reflectoren en retroreflecterende kentekenplaat die aan de achterzijde van de oplegger waren aangebracht aan het zicht van het achteropkomende verkeer onttrokken, waardoor het slachtoffer de geparkeerd staande trekker met oplegger niet heeft opgemerkt en de laadklep is opgereden en tegen het laadschot van de oplegger is gebotst. Het slachtoffer is ten gevolge van het daarbij opgelopen letsel overleden.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte door de trekker met oplegger op de rijbaan te parkeren, zonder zich ervan te vergewissen dat de trekker met oplegger bij duisternis verlicht werd en de achterlichten en reflectoren van de oplegger dan wel de retroreflecterende kentekenplaat zichtbaar waren voor het achterop komende verkeer, zeer onvoorzichtig en/of onoplettend heeft gehandeld.
Dat andere auto’s de trekker met oplegger mogelijk wel hebben opgemerkt doet aan het voorgaande niet af. Uit het proces-verbaal verkeersongevalanalyse, meer in het bijzonder het daarin vermelde op pagina 43 en de foto’s 20 en 21 op pagina 44 en 45 van het dossier, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de trekker met oplegger voor achteropkomend verkeer nauwelijks zichtbaar was.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
1 primair:
op 15 november 2013 te Someren als verkeersdeelnemer, namelijk al bestuurder van een motorrijtuig (trekker met oplegger), op de weg, [naam straat 4], zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden,
door zeer onvoorzichtig en/of onoplettend, op enig moment de trekker met oplegger te parkeren en stil te laten staan op de rijbaan van die weg en deze trekker met oplegger op die weg te laten staan terwijl de zon was ondergegaan en het donker was, terwijl
-de oprijklep van die trekker was neergeklapt, waardoor de achterlichten, reflectoren en retroreflecterende kentekenplaat aan het zicht werden onttrokken,
en
-die trekker met oplegger niet verlicht werd door de openbare straatverlichting,
waarna een bestuurder van een personenauto de oprijklep is opgereden en vervolgens die oplegger is opgereden en aldaar tegen een laadschot is gebotst, waardoor die bestuurder van die personenauto (genaamd [slachtoffer]) werd gedood.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.

  • een werkstraf voor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis,
  • gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren,
  • ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een verkeersongeval waar- bij een persoon om het leven is gekomen. Verdachte heeft zeer onvoorzichtig en/of onoplettend gehandeld door de trekker met oplegger op deze wijze te parkeren, en heeft door zijn handelen de nabestaanden van het slachtoffer een onherstelbaar leed aangedaan.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat verdachte er blijk van heeft gegeven dat hij de ernst van het door hem aangedane leed inziet en oprecht berouw heeft getoond.
De rechtbank acht een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 180 uren passend. Voorts is de rechtbank van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden. De rechtbank zal deze gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
De rechtbank is van oordeel dat, nu verdachte zeer onvoorzichtig en/of onoplettend verkeersgedrag heeft getoond, aan hem de rijbevoegdheid voor de hierna te melden duur dient te worden ontzegd. De ontzegging van de rijbevoegdheid zal echter niet worden ten uitvoer gelegd mits verdachte zich gedurende een hierna vast te stellen proeftijd niet opnieuw aan een strafbaar feit zal schuldig maken.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 14a, 14b, 14c, 22c, 22d,
Wegenverkeerswet 1994 art. 175, 176, 179

DE UITSPRAAK

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf :
primair
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en).
T.a.v. primair:
Taakstrafvoor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis
T.a.v. primair:
Gevangenisstrafvoor de duur van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van
2 jaren
T.a.v. primair:
Ontzeggingvan de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen (bromfietsen daaronder
begrepen) voor de duur van 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2
jaren
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.M. Weerkamp, voorzitter,
mr. W. Schoorlemmer en mr. M. Senden, leden,
in tegenwoordigheid van L.F.M. Schulte, griffier,
en is uitgesproken op 22 januari 2015.