ECLI:NL:RBOBR:2015:280

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
22 januari 2015
Publicatiedatum
21 januari 2015
Zaaknummer
01/845503-14
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal, vernieling, bedreiging en belediging van een ambtenaar in functie

Op 22 januari 2015 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal, vernieling, bedreiging en belediging van een ambtenaar in functie. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast is de verdachte verplicht om schadevergoeding te betalen aan verschillende slachtoffers. De zaak was aanhangig gemaakt via dagvaardingen van 17 juli 2014 en 16 september 2014, en de rechtbank heeft vastgesteld dat deze geldig waren. Tijdens de zittingen is gebleken dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk mishandelen van een persoon, het vernielen van een deur, het bedreigen van een huisgenoot met een bijl, en het beledigen van ambtenaren. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partijen in zijn geheel toegewezen, waarbij de immateriële en materiële schadevergoeding werd vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verleden van geweldsmisdrijven en middelengebruik, maar oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor een recidiverisico dat een maatregel van terbeschikkingstelling rechtvaardigde. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers, en de rechtbank heeft de straf bepaald op basis van de oriëntatiepunten voor strafoplegging.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummers: 01/845503-14, 01/053967-14, 01/099883-14 en 01/100639-14 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 22 januari 2015
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats], op [1962],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd te: Vught PPC.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 4 augustus 2014, 15 oktober 2014 en 8 januari 2015.
Op de terechtzitting van 4 augustus 2014 heeft de politierechter de tegen verdachte onder de parketnummers 01/053967-14, 01/099883-14 en 01/100639-14 aanhangig gemaakte zaken gevoegd en de zaken verwezen naar de meervoudige kamer van deze rechtbank. Ter terechtzitting van 15 oktober 2014 heeft de rechtbank de voeging bevolen van deze zaken en de zaak met parketnummer 01/845503-14.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 17 juli 2014 en 16 september 2014.
Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer 01/845503-14 ten laste gelegd dat:

1.

hij op of omstreeks 07 juli 2014 te Eindhoven opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]), meermalen op/tegen het gezicht en/of op/tegen de borst heeft gestompt/geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;

2.

hij op of omstreeks 7 juli 2014 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een (slaapkamer)deur, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of de GGZ-Eindhoven, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;

3.

hij op of omstreeks 7 juli 2014 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend tijdens de nachtelijke uren en/of terwijl die [slachtoffer 1] in slaap verkeerde de (slaapkamer)deur van die [slachtoffer 1] ingeslagen met een bijl, althans een daarop gelijkend ijzeren en/of houten voorwerp, en/of die bijl/dat voorwerp in de hand gehouden en/of getoond aan die [slachtoffer 1] en/of daarmee in de richting van die [slachtoffer 1] geslagen en/of gezwaaid, althans die bijl/dat voorwerp op een voor die [slachtoffer 1] duidelijk zichtbare (intimiderende) wijze getoond en/of dreigend de woorden toegevoegd "klootzak, fucking klootzak" en/of "ik vermoord je", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, waarna die [slachtoffer 1] uit
het raam is gesprongen vanaf de eerste etage;

4.

hij op of omstreeks 07 juli 2014 te Eindhoven opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten [slachtoffer 2], gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, in diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Nazi, kankerlijer, ik hoop dat je kinderen leukemie krijgen en dat je hele familie
sterft aan kanker", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer 01/053967-14, na wijziging van die tenlastelegging ter terechtzitting van 8 januari 2015, tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 25 juni 2013 te Nuenen, gemeente Nuenen c.a. met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen negen dove showerproducten en/of een maaltijd, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 juni 2013 te Nuenen, gemeente Nuenen c.a. ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen negen dove showerproducten en/of een maaltijd, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, die voorgenoemde producten in zijn tas heeft gestopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer 01/099883-14 tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 29 april 2014 te Eindhoven opzettelijk (een) ambtena(a)r(en), te weten[slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] (agent/hoofdagent, politie eeinheid Oos-Brabant), gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, te weten de algemene toezicht te Eindhoven, in het openbaar en/of in diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft beledigd door toevoeging van de woorden "Vuile Nazi's", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer 01/100639-14 tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 29 april 2014 te Eindhoven opzettelijk beledigend [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] beide opsporingsambtenar(a)r(en), in diens/dier tegenwoordigheid urine in het gezicht en/of tegen het lichaam heeft gegooid, althans (een) handeling(en) van gelijke beledigende aard en/of strekking
Voor zover in de tenlasteleggingen taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak.

(parketnummer 01/845503-14 feit 1)
De rechtbank acht -evenals de raadsvrouwe- niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangever heeft mishandeld, nu de verklaring van aangever niet door een ander bewijsmiddel wordt ondersteund, zodat verdachte van het tenlastegelegde behoort te worden vrijgesproken.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte

2.

op 7 juli 2014 te Eindhoven opzettelijk en wederrechtelijk een (slaapkamer)deur, toebehorende aan de GGZ-Eindhoven, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield

3.

op 7 juli 2014 te Eindhoven [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend tijdens de nachtelijke uren de slaapkamerdeur van die [slachtoffer 1] ingeslagen met een bijl, en die bijl in de hand gehouden, waarna die [slachtoffer 1] uit het raam is gesprongen vanaf de eerste etage

4.

op 7 juli 2014 te Eindhoven opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten [slachtoffer 2], gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Nazi, kankerlijer, ik hoop dat je kinderen leukemie krijgen en dat je hele familie sterft aan kanker"
(parketnummer 01/053967-14)
op 25 juni 2013 te Nuenen, gemeente Nuenen c.a. met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen negen Dove showerproducten en een maaltijd, toebehorende aan [bedrijf]
(parketnummer 01/099883-14)
op 29 april 2014 te Eindhoven opzettelijk ambtenaren, te weten[slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] (agent/hoofdagent, politie eenheid Oost-Brabant), gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in het openbaar en in dier tegenwoordigheid mondeling heeft beledigd door toevoeging van de woorden "Vuile Nazi's"
(parketnummer 01/100639-14)
op 29 april 2014 te Eindhoven opzettelijk beledigend [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6], beiden opsporingsambtenaar, in dier tegenwoordigheid urine in het gezicht en/of tegen het lichaam heeft gegooid
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

Bewijsoverweging.

(parketnummer 01/845503-14, feit 3)
De raadsvrouwe van verdachte heeft ter terechtzitting aangevoerd -kort samengevat- dat de verklaringen van aangever onbetrouwbaar zijn omdat hij meerdere verklaringen over het tenlastegelegde heeft afgelegd, welke verklaringen niet met elkaar overeen komen en zelfs strijdig zijn met elkaar.
De rechtbank overweegt daaromtrent als volgt. Verdachte is op 7 juli 2014 enkele uren na het voorval door verbalisanten in de Engelse taal gehoord, waarbij aangever aangaf dat hij de Engelse taal niet goed machtig is en in zijn moedertaal (Somalisch) gehoord wilde worden. Vervolgens is aangever op 8 juli 2014 gehoord, nadat hij geopereerd was. Verbalisanten zagen dat aangever er moe uitzag en aangever verklaarde dat hij moe was en veel pijn had. Aangever had moeite om zijn aandacht bij dat verhoor te houden en viel tijdens het verhoor af en toe in slaap, waarna verbalisanten het verhoor hebben gestaakt.
Op 15 juli 2014 is aangever gehoord met bijstand van een tolk in de Somalische taal. Aangever verklaarde toen, ondanks dat hij nog veel pijn had, goed in staat te zijn om een verklaring af te leggen.
Op grond hiervan zal de rechtbank als uitgangspunt voor de aangifte nemen de verklaring van aangever, afgelegd op 15 juli 2014 omdat aangever bij het afleggen van deze verklaring in een betere conditie verkeerde dan bij de eerder afgelegde verklaringen, en aangever bovendien bij het verhoor bijstand had van een tolk Somalisch. De verklaringen van aangever afgelegd aan verbalisanten op 7 juli 2014 en 8 juli 2014 zal de rechtbank niet laten meewerken tot het bewijs.
(parketnummer 01/053967-14)
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte de goederen in de winkel in een tas heeft gestopt om deze later aan de kassa af te rekenen en dat verdachte niet het oogmerk had om zich de goederen toe te eigenen.
De rechtbank verwerpt dat verweer en overweegt dat verdachte de goederen, door deze in zijn tas te stoppen, de tas dicht te ritsen en zich naar de uitgang te begeven, feitelijk aan de heerschappij van [bedrijf] heeft onttrokken en dat op dat moment reeds sprake was van een voltooide diefstal.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.

De officier van justitie is van mening dat alle feiten wettig en overtuigend zijn te bewijzen en eist voor deze feiten:
  • gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest;
  • oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
De officier van justitie acht de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1], [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] integraal toewijsbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente. De officier van justitie verzoekt tevens de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het inslaan met een bijl van de slaapkamerdeur van een huisgenoot gedurende de nachtelijke uren, en van bedreiging van die huisgenoot. Deze heeft zich dusdanig bedreigd gevoeld dat hij geen andere uitweg heeft gezien dan uit het raam op de eerste verdieping te springen.
Verdachte heeft door de deur van de kamer van de slaapkamer van aangever in te slaan en aangever daar te bedreigen een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangever. De bedreiging moet een grote indruk op hem hebben gemaakt. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer 1] die ter terechtzitting is voorgelezen blijkt dat dit ook in deze zaak het geval is.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte de ernst van het door hem aan zijn slachtoffers aangedane leed kennelijk niet dan wel onvoldoende inziet.
Verdachte verkeerde tijdens het plegen van de feiten onder invloed van alcohol/verdovende middelen waarvan hij de negatieve werking op zijn gedrag kende of moest begrijpen. Desondanks heeft hij die stof(fen) toch gebruikt.
Recidive
De officier van justitie heeft betoogd dat, gelet op het strafblad van verdachte, de door de rapporteurs van het Pieter Baan Centrum genoemde aannemelijkheid van een nieuw incident van agressief gedrag jegens derden, in combinatie met de afhankelijkheid van verschillende middelen, de kans op recidive kan worden vastgesteld.
De psychiaters en de psychologen van het Pieter Baan Centrum hebben in hun rapport van 31 december 2014 onder meer gerelateerd dat verdachte zijn medewerking aan het onderzoek heeft geweigerd. Door de weigering van verdachte verkregen de rapporterende deskundigen slechts beperkte informatie uit eigen gesprekken. Daarnaast verkregen zij informatie over verdachte uit de beschikbare stukken, het forensisch milieuonderzoek en de observaties van de groepsleiding.
Ondanks de beperkingen van het onderzoek is uit het onderzoek naar voren gekomen dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van een psychotische stoornis NAO, dat bij verdachte voorts sprake is van bizarre wanen in de vorm van paranoïde wanen en beïnvloedingswanen alsmede magisch denken, van een afhankelijkheid van middelen en van een antisociaal gedragspatroon.
De psychotische stoornis NAO en de afhankelijkheid van verschillende middelen bij verdachte zijn chronisch aanwezig en waren ook aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde.
Uit het (beperkte) onderzoek is echter onduidelijk gebleven in hoeverre psychotische belevingen en middelengebruik aanleiding zijn geweest tot of invloed hebben gehad op het ten laste gelegde en welke situatieve factoren daarbij mogelijk een rol hebben gespeeld. De beschikbare informatie geeft te weinig aanknopingspunten om tot een gedragskundige beschouwing van het ten laste gelegde te komen. Gelet hierop onthouden onderzoekers zich van een advies met betrekking tot de mate van toerekeningsvatbaarheid van verdachte voor het ten laste gelegd.
Verdachte is bekend met agressief gedrag naar derden in het verleden. Dat zich derhalve een nieuw incident zou kunnen voordoen is aannemelijk, aldus onderzoekers.
In het licht van bovenstaande kunnen door onderzoekers verdere uitspraken over een recidiverisico en gevaar op escalatie door gebrek aan eigenhandig onderzoek niet gedaan worden en daardoor ook niet over een eventueel benodigd juridisch behandelkader om een mogelijk recidiverisico te verkleinen.
De rechtbank stelt vast dat uit de documentatiegegevens van verdachte blijkt dat verdachte in het verleden veelvuldig is veroordeeld ter zake vermogensmisdrijven en ter zake geweldsmisdrijven. De laatste veroordeling ter zake een geweldsmisdrijf dateert evenwel uit 2005. Dat betekent dat gedurende een periode van negen jaren geen nieuwe geweldsfeiten van verdachte bekend zijn. Mede gelet hierop acht de rechtbank onvoldoende aannemelijk geworden dat ten aanzien van verdachte sprake is van een recidiverisico dat oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging rechtvaardigt. Ook anderszins is niet gebleken van de noodzaak tot het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank over de strafsoort en de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden.
De rechtbank zal deze gevangenisstraf voor een gedeelte, te weten 6 maanden voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Aan deze voorwaardelijke straf zullen na te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].

De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, nu deze vordering toereikend is onderbouwd en door verdachte niet is weergesproken. De immateriële schade zal, gelijk gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening. De materiële schade ter zake de huur van de rolstoel en de kruk wordt vermeerderd met de wettelijke rente ingaande 25 juli 2014 tot aan de dag der algehele voldoening. De materiële schade ter zake de daggeldvergoeding wordt vermeerderd met de wettelijke rente per 17 juli 2014, zijnde de dag dat benadeelde uit het ziekenhuis is ontslagen, tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening. De materiële schade ter zake de huur van de rolstoel en de kruk te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 25 juli 2014 tot aan de dag der algehele voldoening. De materiële schade ter zake de daggeldvergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 17 juli 2014, zijnde de dag dat benadeelde uit het ziekenhuis is ontslagen, tot aan de dag der algehele voldoening.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5].

De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, nu deze vordering onvoldoende gemotiveerd is weersproken; de vordering wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6].

De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, nu deze vordering onvoldoende gemotiveerd is weersproken, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De raadsvrouwe heeft aangevoerd dat er een verschil is in hoogte van de vordering van de benadeelde partijen Verwoerd en Heesters ter zake immateriële schade, en verzoekt deze posten gelijk te trekken, met dien verstande dat aan beide benadeelden een bedrag van
€ 200,- wordt toegewezen ter zake immateriële schade.
De rechtbank overweegt daaromtrent dat indien twee benadeelde partijen verschillende vorderingen indienen ter zake hetzelfde feit de rechtbank gehouden is elk der vorderingen op zijn eigen merites te beoordelen. De omstandigheid dat de ene benadeelde partij een lager bedrag vordert ter zake immateriële schade heeft niet tot gevolg dat de andere partij ter zake diezelfde schadesoort geen hoger bedrag kan worden toegewezen, zo dit wordt gevorderd.

Voorlopige hechtenis.

De raadsvrouwe heeft ter terechtzitting verzocht de voorlopige hechtenis van verdachte onmiddellijk op te heffen.
De rechtbank wijst gelet op het vorenoverwogene het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis af. De rechtbank zal omtrent de voorlopige hechtenis als hierna te melden beslissen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 57, 266, 267, 285, 310, 350.

DE UITSPRAAK

T.a.v. van 01/845503-14 feit 1:
Vrijspraak
Verklaart het overige ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. 01/845503-14 feit 2:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
T.a.v. 01/845503-14 feit 3:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
T.a.v. 01/845503-14 feit 4:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar
gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening
T.a.v. 01/053967-14 primair:
diefstal
T.a.v. 01/099883-14:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar
gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening
T.a.v. 01/100639-14:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar
gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en).
T.a.v. 01/845503-14 feit 2, 3 en 4, 01/053967-14 primair, 01/099883-14 en 01/100639-14:
Gevangenisstrafvoor de duur van 14 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2
jaren.

Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:

- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar
feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan
het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld
in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d,
tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.

Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:

- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen
die worden gegeven door de reclassering, ook indien die aanwijzingen inhouden
dat veroordeelde zich onder ambulante behandeling stelt van een
zorginstelling en in dat kader meewerkt aan diagnostisch onderzoek.
- zich binnen twee (werk)dagen nadat hij in vrijheid zal
worden gesteld bij de Reclassering Nederland, Eekbrouwersweg 6 te
's-Hertogenbosch, zal melden en zich zal blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
- zich gedurende de proeftijd zal houden aan de richtlijnen
van de reclassering ter zake middelengebruik en zich verplicht ten behoeve van
de naleving van die richtlijnen mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek,
waarbij de Reclassering Nederland, Regio's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6,
5233 VG te 's-Hertogenbosch, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de
naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te
begeleiden.
T.a.v. 01/845503-14 feit 3:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van EUR 771,- (zegge: zevenhonderd
eenenzeventig euro), te weten EUR 450,- immateriële schadevergoeding (post 2) en een bedrag van EUR 321,- materiële schadevergoeding (post 1).
Het totale toegewezen bedrag ter zake immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening. De materiële schade ter zake de huur van de rolstoel en de kruk te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 25 juli 2014 tot aan de dag der algehele voldoening. De materiële schade ter zake de daggeldvergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 17 juli 2014, zijnde de dag dat benadeelde uit het ziekenhuis is ontslagen, tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.

Maatregel van schadevergoeding van EUR 771,00 subsidiair 15 dagen hechtenis.

Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], van een bedrag van EUR 771,- (zegge: zevenhonderd eenenzeventig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 450,- immateriële schadevergoeding (post 2) en een bedrag van EUR 321,- materiële schadevergoeding (post 1).
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Het bedrag ter zake immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening. De materiële schade ter zake de huur van de rolstoel en de kruk te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 25 juli 2014 tot aan de dag der algehele voldoening. De materiële schade ter zake de daggeldvergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 17 juli 2014, zijnde de dag dat benadeelde uit het ziekenhuis is ontslagen, tot aan de dag der algehele voldoening.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
T.a.v. 01/100639-14
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5].
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 5] van een bedrag van EUR 202,- (zegge: tweehonderdtwee euro), ter zake immateriële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Maatregel van schadevergoeding van EUR 202,00 subsidiair 4 dagen hechtenis.

Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 5], van een bedrag van EUR 202,- (zegge: tweehonderd
twee euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 4 dagen hechtenis. Het bedrag betreft immateriële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde
betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
T.a.v. 01/100639-14:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6].
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 6] van een bedrag van EUR 546,85 (zegge: vijfhonderd zesenveertig euro en vijfentachtig cent), te weten EUR 500,- immateriële schadevergoeding en EUR 46,85 materiële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.

Maatregel van schadevergoeding van EUR 546,85 subsidiair 10 dagen hechtenis.

Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 6], van een bedrag van EUR 546,85 (zegge: vijfhonderd zesenveertig euro en vijfentachtig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 500,- immateriële schadevergoeding en een bedrag van EUR 46,85 materiële schadevergoeding. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met
ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan de duur van het
onvoorwaardelijk deel van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W. Schoorlemmer, voorzitter,
mr. W.M. Weerkamp en mr. M. Senden, leden,
in tegenwoordigheid van L.F.M. Schulte, griffier,
en is uitgesproken op 22 januari 2015.