ECLI:NL:RBOBR:2015:2754

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
12 mei 2015
Publicatiedatum
11 mei 2015
Zaaknummer
01/845294-14
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijk brand stichten met levensgevaar en gemeen gevaar voor goederen

Op 12 mei 2015 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 24 april 2014 in 's-Hertogenbosch opzettelijk brand heeft gesticht in een appartement. De rechtbank oordeelde dat de verdachte door zijn handelen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er brand zou ontstaan, wat leidde tot levensgevaar voor anderen en gemeen gevaar voor goederen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 383 dagen, met aftrek van voorarrest, en terbeschikkingstelling met voorwaarden voor de duur van 2 jaren. De rechtbank nam in haar overwegingen de psychische toestand van de verdachte mee, die lijdt aan een paranoïde psychotische stoornis, en de noodzaak voor behandeling. De rechtbank oordeelde dat de veiligheid van anderen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling noodzakelijk maakte. De vorderingen van benadeelde partijen werden gedeeltelijk toegewezen, waarbij de Vereniging van Eigenaren niet ontvankelijk werd verklaard in haar vordering. De rechtbank benadrukte de ernst van het delict en de impact op de samenleving, maar hield ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/845294-14
Datum uitspraak: 12 mei 2015
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[naam verdachte]

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
preventief gedetineerd te: Vught PPC.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 juli 2014, 7 oktober 2014, 8 december 2014, 27 februari 2015 en 28 april 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 1 juli 2014.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 7 oktober 2014 is gewijzigd, is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 april 2014 in 's-Hertogenbosch opzettelijk brand heeft gesticht in een appartement, [adres], deel uitmakende van een flat (appartementencomplex),
immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk huisraad bij elkaar gezet en/of een kaars aangestoken en op of bij een dressoir gezet en/of een op een dressoir staande kaars (althans (een) ontvlambaar voorwerp(en)) aangestoken, en/of dat dressoir met daarop die brandende kaars op en neer geschoven waarna/waardoor de brandende kaars is gevallen en/of met goederen gegooid waardoor de brandende kaars terecht is gekomen op of in de directe nabijheid van bij elkaar gebrachte huisraad, althans opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met huisraad, althans met (een) brandbare stof(fen),
ten gevolge waarvan voormeld appartement geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand in voormeld appartement is ontstaan,
terwijl daarvan levensgevaar of zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te weten voor één of meer (aanwezige) omwonenden en/of één of meer andere aanwezigen waaronder [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of één of meer andere personen te duchten was,
en/of
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor de overige appartementen in voormeld appartementencomplex en/of inboedel van de medebewoners en/of eigenaren van de flat, te weten (onder anderen) [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] (namens de benadeelde Vereniging van Eigenaren en/of mede namens administratiekantoor [bedrijf]) en/of [slachtoffer 4] en/of één of meer andere personen te duchten was.
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 april 2014 te 's-Hertogenbosch, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam een brandende kaars op een dressoir heeft gezet althans een kaars heeft aangestoken en op een dressoir gezet, welk dressoir met daarop die brandende kaars hij vervolgens één of meermalen heeft verplaatst, waarna verdachte met goederen is gaan gooien en/of waardoor de brandende kaars in aanraking is gekomen met verzamelde huisraad, ten gevolge waarvan het aan zijn schuld te wijten is geweest, dat een appartement, [adres], deel uitmakende van een flat (appartementencomplex) geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval dat er brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor de overige appartementen in voormeld appartementencomplex en/of inboedel van de medebewoners en/of eigenaren van de flat te weten (onder anderen) [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] (namens de benadeelde Vereniging van Eigenaren en/of mede namens administratiekantoor [bedrijf]) en/of [slachtoffer 4] en/of één of meer andere personen te duchten was, in elk geval gemeen gevaar voor goederen,
en/of
levensgevaar of zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te weten voor één of meer (aanwezige) omwonenden en/of één of meer andere aanwezigen waaronder [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of één of meer andere personen te duchten was in elk geval levensgevaar of zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, ontstond.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is.
De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen.
Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bijzondere overweging over het bewijs.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 28 april 2015, zakelijk weergegeven, verklaard dat hij zijn appartement aan het opruimen was en hij daarbij vanuit zijn slaapkamer achteloos en nogal lomp spullen in de aangrenzende woonkamer op een hoop heeft gegooid, waardoor er drie brandende kaarsen die op het dressoir in de woonkamer stonden, omgevallen moeten zijn en er daardoor brand is ontstaan.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het procesdossier en het verhandelde ter zitting onvoldoende wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte boos opzet heeft gehad op het doen ontstaan van de brand. De rechtbank is evenwel van oordeel dat verdachte door te handelen zoals hiervoor is omschreven en mede gelet op de beperkte ruimte in zijn woonkamer, bewust de aanmerkelijke heeft aanvaard dat er als gevolg van zijn handelen brand zou ontstaan en er aldus sprake is van voorwaardelijk opzet.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
op 24 april 2014 in 's-Hertogenbosch opzettelijk brand heeft gesticht in een appartement, [adres], deel uitmakende van een flat (appartementencomplex),
immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk huisraad bij elkaar gezet en een kaars aangestoken en op een dressoir gezet en met goederen gegooid, waardoor de brandende kaars terecht is gekomen op of in de directe nabijheid van bij elkaar gebrachte huisraad,
ten gevolge waarvan voormeld appartement geheel of gedeeltelijk is verbrand,
terwijl daarvan levensgevaar voor anderen, te weten aanwezige omwonenden, waaronder [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4], te duchten was,
en
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor de overige appartementen in voormeld appartementencomplex en inboedel van de medebewoners en eigenaren van de flat, te weten onder anderen [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] en [slachtoffer 4], te duchten was.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Motivering van de beslissing.

De eis van de officier van justitie.
- Bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde en veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 697 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en daarnaast - gelet op de twijfels in het maatregelrapport van de reclassering en in afwijking van het advies van het Pieter Baan Centrum - de maatregel terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
- De benadeelde partij Vereniging van Eigenaren [adres 2] niet ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien deze Vereniging van Eigenaren niet de gedupeerde is en daardoor niet gerechtigd is een vordering in te dienen.
- De benadeelde partij [slachtoffer 7] niet ontvankelijk verklaren in de vordering, omdat de vordering thans onvoldoende is onderbouwd en de verdere beoordeling en vaststelling van deze geclaimde schade een onevenredige belasting van het
strafgeding oplevert, zodat deze vordering zich niet leent voor behandeling in deze strafzaak.
- De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] volledig toewijzen en daarbij de schadevergoedingsmaatregel ingevolge artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf en maatregel die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan.
Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan brandstichting in zijn woning in een appartementen- complex. Hierdoor heeft hij een aanzienlijk gevaar voor andere personen en goederen in het leven geroepen en op geen enkele wijze rekening gehouden met de mogelijk zeer ernstige gevolgen daarvan voor anderen. Een dergelijk feit veroorzaakt grote gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met de pro justitia rapportage van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum van 19 februari 2015.
De psychiater en de psycholoog van het Pieter Baan Centrum hebben in hun rapport onder meer geconcludeerd dat er bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis, namelijk een paranoïde psychotische stoornis, waarschijnlijk geluxeerd door middelenmisbruik. Deze stoornis was aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde en er bestaat een relatie tussen de geconstateerde stoornis en de ten laste gelegde brandstichting. Verdachte handelde in een situatie waarin de spanningen hoog opliepen, hij niet beschikte over copingvaardigheden om spanningen te reguleren en het aannemelijk is dat betrokkene psychotisch gedecompenseerd is en deels het contact met de realiteit verloor. Zij adviseren verdachte verminderd toerekenings-
vatbaar te achten. Zij merken op dat de beperkingen van verdachte ernstig en mogelijk chronisch zijn. Bij terugkeer naar dezelfde omstandigheden als voor zijn aanhouding, zonder behandeling, achten zij de kans op herhaling van overeenkomstige en onvoorspelbare geweldsdelicten als het ten laste gelegde groot. Om een verandering in de psychotische stoornis te kunnen bewerkstelligen, achten zij behandeling met antipsychotische medicatie noodzakelijk. Gelet op het feit dat tot op heden alle vormen van ambulante of klinische behandeling zijn mislukt of nauwelijks van de grond zijn gekomen, ook niet onder dwang (rechterlijke machtiging en artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht), adviseren zij om een tbs met voorwaarden op te leggen. Dit juridische kader biedt in hun visie een stevige behandelsetting en tegelijkertijd zien zij daarin ruimte om betrokkene aan te spreken op zijn volwassenheid en de behandelmotivatie die hij nu aangeeft te hebben. Zij achten het voor de bescherming van de samenleving niet nodig om verdachte in de hoogst beveiligde omgeving op te nemen met een maatregel van tbs met dwangverpleging, nu verdachte inmiddels zes maanden medicatie gebruikt met voldoende stabiliserend effect en hij enig probleembesef heeft verkregen. Om de kans op slagen haalbaar te maken, is het noodzakelijk een voldoende lange klinische start te maken, bijvoorbeeld in een forensisch psychiatrisch kliniek. Vervolgens zijn er strikte voorwaarden en intensieve begeleiding in wonen, werk en financieel beheer noodzakelijk. Zelfstandig wonen is in hun visie (voorlopig) niet haalbaar voor verdachte.
Naar aanleiding van dit rapport heeft de rechtbank op 27 februari 2015 de reclassering opdracht gegeven een maatregelenrapport over verdachte op te stellen. Op 31 maart 2015 heeft Novadic & Kentron, een maatregelenrapport opgemaakt. In dit reclasseringsadvies staan de voorwaarden beschreven voor een terbeschikkingstelling met voorwaarden. De reclassering adviseert om verdachte in aanmerking te laten komen voor een terbeschikkingstelling met voorwaarden. Daarbij merken zij wel op dat het afbreukrisico als groot wordt ingeschat gezien de weigerachtige en dreigende houding van verdachte in het verleden, het delictverleden en de ernstige psychiatrische- en verslavingsproblemathiek, die verdachte niet als zodanig erkent. Zij hebben ernstige twijfels of zij middels het kader terbeschikkingstelling met voorwaarden de risicofactoren voldoende kunnen minimaliseren.
Verder staat in dit advies dat de depotmedicatie van verdachte eraf is gehaald begin januari 2015. De psychiater van PPC Vught heeft besloten te bekijken hoe verdachte reageert zonder medicatie. Er zijn geen incidenten van nieuw psychotisch gedrag bij verdachte.
De verdachte heeft zich op de terechtzitting van 28 april 2015 bereid verklaard tot naleving van de in het maatregelenrapport omschreven voorwaarden.
In tegenstelling tot de officier van justitie, neemt de rechtbank de conclusie en het advies van de gedragsdeskundigen van het Pieter Baan Centrum over dat voor de bescherming van de samenleving het niet nodig is verdachte in de hoogst beveiligde omgeving op te nemen met een maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
Doorslaggevend voor de rechtbank hierbij is dat de gedragsdeskundigen rapporteren dat verdachte zes maanden medicatie heeft gebruikt met voldoende stabiliserend effect en verdachte enig probleembesef heeft verkregen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een aanzienlijke onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk is om verdachte het verkeerde van zijn handelen te laten inzien en hem en anderen duidelijk te maken dat de samenleving dit gedrag niet tolereert. Deze gevangenisstraf is lager dan te doen gebruikelijk voor een opzettelijke brandstichting van deze orde, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de noodzaak tot behandeling van verdachte. De rechtbank ziet, anders dan de officier van justitie, geen meerwaarde in het tevens opleggen van een aanzienlijke voorwaardelijke gevangenisstraf, nu -zoals hierna wordt overwogen- aan verdachte ook de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden zal worden opgelegd en deze maatregel voldoende waarborgen biedt om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst strafbare feiten te plegen.
Daarnaast oordeelt de rechtbank op basis van hetgeen uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de rapportages over de persoonlijkheid van verdachte naar voren is gekomen, dat verdachte gebaat is bij een intensieve (klinische) behandeling vanwege zijn problematiek. De rechtbank neemt om die reden ook hierbij de conclusie en het advies van de gedragsdeskundigen van het Pieter Baan Centrum over om een terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen.
De rechtbank is van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling noodzakelijk maakt.
De rechtbank overweegt voorts dat is voldaan aan de formele voorwaarden om de maatregel van terbeschikkingstelling op te leggen. Het hierna te kwalificeren feit betreft een misdrijf waarop naar wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld.
Voorts merkt de rechtbank op dat het een misdrijf betreft dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2].Benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend van in totaal € 100,- materiële schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde en bewezen verklaarde strafbare feit.
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De vordering van de benadeelde partij VvE [adres 2].
Benadeelde partij Vereniging van Eigenaren [adres 2] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend van in totaal € 5.674,85 aan materiële schade, geleden ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde en bewezen verklaarde strafbare feit.
Op de terechtzitting van 28 april 2015 is door een vertegenwoordiger van [bedrijf] (beheerder van VvE [adres 2]) de vordering teruggebracht tot € 1.686,74 voor kosten bewonersmanagement.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de Vereniging van Eigenaren niet de benadeelde/gedupeerde is. De gevorderde schade is geleden door [bedrijf].
De rechtbank zal, nu de vordering niet wordt toegewezen, de benadeelde partij veroordelen in de kosten. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7].
Benadeelde partij [slachtoffer 7] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend van in totaal € 456,73,- materiële schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde en bewezen verklaarde strafbare feit.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in de vordering, omdat niet eenvoudig is vast te stellen of en in hoeverre deze kosten zijn gemaakt in directe relatie tot het bewezen verklaarde strafbare feit, onder meer aangezien de bewijstukken ontbreken.
Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is daarom van oordeel dat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal, nu de vordering niet wordt toegewezen, de benadeelde partij veroordelen in de kosten. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.

De toegepaste wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 24c, 27, 36f, 37a, 38, 38a en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank.
Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is
en
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
- Gevangenisstraf voor de duur van 383 dagen, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het
Wetboek van Strafrecht.
Legt op de volgende maatregelen.
1. Terbeschikkingstelling met voorwaarden voor de duur van 2 jaar.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde - zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van
een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op
de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van
het Wetboek van Strafrecht de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd zal houden aan alle aanwijzingen, voorschriften en afspraken te
geven door reclassering Novadic-Kentron Eindhoven of soortgelijke instelling, momenteel
op het adres [adres 3]
- zich daar in dat verband zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk op de tweede werkdag na het
onherroepelijk worden van dit vonnis, telefonisch meldt via de reclasseringsbalie voor het
arrondissement Oost-Brabant via telefoonnummer [telefoonnummer]en zich hierna blijft melden
op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat
noodzakelijk acht.
- zich klinisch laat behandelen in FPK Woenselse Poort of een soortgelijke intramurale
instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ, waarbij veroordeelde zich zal houden aan
de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling dan
wel behandelaar zullen worden gegeven. De duur van deze klinische behandeling is maximaal
de termijn van de hiervoor bepaalde proeftijd van 2 jaar, of zoveel korter als de leiding van genoemde instelling in overleg met de reclassering wenselijk acht.
- zich na de klinische behandeling (aansluitend) gedurende de resterende proeftijd op laat
nemen in een beschermde woonvorm of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling
van de reclassering, daar verblijft en zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze
voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit
noodzakelijk acht.
- gedurende de proeftijd: *geen alcohol en/of drugs gebruikt, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
De controle op de naleving hiervan zal ondersteund worden door middel van
middelencontrole.
*voorgeschreven medicatie inneemt.
*inzage geeft in zijn financiën en meewerkt aan bewindvoering indien de reclassering dit
nodig acht.
Geeft Reclassering Nederland, regio 's-Hertogenbosch, [adres 4] te
's-Hertogenbosch opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
2. Maatregel van schadevergoeding.
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het
slachtoffer [slachtoffer 2] van een bedrag van € 100,- aan materiële schade, bij gebreke
van betaling en verhaal te vervangen door 2 dagen hechtenis.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2].
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 100,- aan materiële schade.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij VvE [adres 2].
Verklaart de benadeelde partij VvE [adres 2] te 's-Hertogenbosch niet ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7].
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 7] niet ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
Beslissing over de voorlopige hechtenis.
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met
ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.G.P.A. Burghoorn, voorzitter,
mr. H.A. van Gameren en mr. H.F. Koenis, leden,
in tegenwoordigheid van M.P.M. van Goethem, griffier,
en is uitgesproken op 12 mei 2015.