ECLI:NL:RBOBR:2015:2722

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
24 april 2015
Publicatiedatum
7 mei 2015
Zaaknummer
01/825457-07
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling en aanhouding van beslissing tot verlenging van dwangverpleging in afwachting van reclasseringsrapport

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 24 april 2015 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van een ter beschikking gestelde persoon, die sinds 6 oktober 2008 onder deze maatregel valt. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de terbeschikkingstelling met een jaar te verlengen, toegewezen. De terbeschikkingstelling was eerder verlengd op 28 april 2014 en bevestigd door het gerechtshof op 10 juli 2014. Tijdens de openbare terechtzitting zijn de terbeschikkinggestelde, zijn raadsman mr. C.J.M. Jansen, en deskundigen gehoord, waaronder psycholoog B. Koudstaal en psychiater I. Maksimovic. De deskundigen gaven aan dat de terbeschikkinggestelde lijdt aan schizofrenie van het paranoïde type en dat er een matig tot hoog recidiverisico is bij ontslag zonder adequate begeleiding. De rechtbank heeft besloten om de beslissing over een mogelijke voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging aan te houden in afwachting van een rapport van de reclassering. Dit rapport moet de mogelijkheden onderzoeken voor een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege. De rechtbank heeft de terbeschikkingstelling verlengd met één jaar, omdat de veiligheid van anderen dat eist. De rechtbank heeft ook bepaald dat de reclassering de tijd krijgt om het rapport op te stellen, en dat de beslissing over de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging voor onbepaalde tijd wordt aangehouden, maar maximaal drie maanden.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Team strafrecht
Parketnummer: 01/825457-07 Uitspraakdatum: 24 april 2015

Beslissing verlenging terbeschikkingstelling

Beslissing in de zaak van:

[ter beschikking gestelde],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
verblijvende in [kliniek1] te Utrecht.

Het onderzoek van de zaak.

Bij vonnis van de rechtbank van 6 oktober 2008 is betrokkene ter beschikking gesteld. Deze terbeschikkingstelling is voor het laatst, bij beslissing van deze rechtbank van 28 april 2014 met één jaar verlengd. Deze verlenging is door het gerechtshof te Arnhem bij beslissing van 10 juli 2014 bevestigd.
De vordering van de officier van justitie bij deze rechtbank van 4 maart 2015 strekt tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling voor de duur van één jaar.
Deze vordering is behandeld ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 april 2015. Hierbij zijn de officier van justitie, de terbeschikkinggestelde, diens raadsman
mr. C.J.M. Jansen en de deskundige B. Koudstaal (klinisch psycholoog) gehoord.
In het dossier bevinden zich onder andere:
  • de beslissing van deze rechtbank van 28 april 2014, waarbij de terbeschikkingstelling van betrokkene met één jaar is verlengd;
  • de beslissing van het gerechtshof van 10 juli 2014, waarbij voornoemd beslissing van de rechtbank is bevestigd;
  • een Pro Justitia psychologisch onderzoek (6-jaarsverlengingsonderzoek) van drs. R.K.F. Lemmens (psycholoog) van 26 januari 2015;
  • een Pro Justitia psychiatrisch onderzoek (6-jaarsverlengingsonderzoek) van I. Maksimovic (psychiater) van 3 februari 2015;
  • het verlengingsadvies van dr. J. Lucieer (psychiater, directeur en tevens plaatsvervangend hoofd van de inrichting waar betrokkene verblijft) en drs. N.P.C.M. Blom (hoofd behandeling, GZ-psycholoog) van 9 februari 2015;
  • de omtrent de terbeschikkinggestelde gehouden wettelijke aantekeningen;
  • het persoonsdossier van de terbeschikkinggestelde.

De beoordeling.

De terbeschikkingstelling is toegepast ter zake van “afpersingen en pogingen tot afpersing”, terwijl de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eiste. De hiervoor genoemde misdrijven betreffen misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
In voornoemd verlengingsadvies is onder meer, samengevat weergegeven, het navolgende gesteld:
[ter beschikking gestelde] is bekend met schizofrenie van het paranoïde type en antisociaal gedrag. Hij functioneert op de rand van een zwakbegaafd tot beneden gemiddeld intelligentieniveau. Hij is bekend met alcohol- en/of drugsgebruik. Er zijn aanwijzingen voor psychopathie. Binnen de forensisch psychiatrische afdeling wordt het risico op gewelddadig gedrag op zowel de korte als de lange termijn als laag ingeschat. De kans dat [ter beschikking gestelde] recidiveert bij direct ontslag wordt op de korte termijn matig en op de lange termijn hoog ingeschat. De kans dat [ter beschikking gestelde] tot een ernstig gewelddadig delict komt is gering met de huidige begeleiding, sturing en controle. De kans op een delict neemt toe op het moment dat dit wegvalt. [ter beschikking gestelde] beschikt over onvoldoende vaardigheden om zich zelfstandig staande te houden in de maatschappij. De kans op het risico op ongeoorloofde afwezigheid wordt als laag ingeschat bij [ter beschikking gestelde]. Hij verblijft sinds mei 2013 bij de [kliniek2]. [ter beschikking gestelde] praktiseert onbegeleide vrijheden. Er zijn enkele voorvallen geweest waarbij hij zich niet open en verantwoordelijk toonde en zich niet aan de afspraken hield. Op het moment dat [ter beschikking gestelde] stopt met zijn medicatie, neemt de kans op psychotische ontregeling toe. Hij verliest dan het contact met de realiteit en vijandigheid, achterdocht, beïnvloedbaarheid en impulsiviteit nemen toe. Een belangrijke beschermende factor van [ter beschikking gestelde] is dat bij beschikt over een zekere mate van zelfcontrole. Hij gaat gemotiveerd naar zijn werk en behandeling. Hij heeft geen moeite met autoriteit en neemt zijn medicatie onder begeleiding goed in. Het risico op gewelddadig gedrag bij transmuraal verlof wordt op zowel de korte termijn als de lange termijn als laag ingeschat. [ter beschikking gestelde] houdt zich aan de gemaakte afspraken en volgt de adviezen van de groepsleiding op. Hij accepteert de begeleiding, sturing en controle die hij krijgt bij [kliniek2]. Hij zal niet kunnen blijven waar hij nu woont en werkt. Het zal [ter beschikking gestelde] niet zelfstandig lukken om aan een baan te komen. Familie is onvoldoende in staat om hem hier voldoende bij te ondersteunen. Daarnaast zal de heer stoppen met het innemen van zijn medicatie, waardoor negatieve psychotische symptomen zullen toenemen en de realiteitstoetsing weg valt. [kliniek1] adviseert de maatregel met een jaar te verlengen.
In voornoemd advies van drs.
R.K.F. Lemmens, psycholoog, is onder meer -samengevat weergegeven- het navolgende gesteld:
Betrokkene lijdt aan chronische, paranoïde schizofrenie, waarvan de symptomen nu, door medicamenteuze therapie en door de structuur en het toezicht van de behandeling, grotendeels in remissie zijn. Het recidiverisico is als matig-hoog in te schatten indien betrokkene nu per direct met ontslag zou gaan. De kans op herhaling van soortgelijke delicten is ingeschat als laag mits betrokkene onder toezicht, met structuur en steun, en met een gewaarborgde inname van zijn medicatie, toewerkt naar begeleid zelfstandig wonen. Betrokkene dient verder toegeleid te worden naar de situatie van beschermd wonen. Geadviseerd wordt om de TBS-maatregel met 1 jaar te verlengen. Geadviseerd wordt de zaak aan te houden teneinde de reclassering onderzoek te laten doen omtrent de voorwaarden waaronder de verpleging voorwaardelijk kan worden beëindigd.
In voornoemd advies van
I. Maksimovic, psychiater, is onder meer -zakelijk weergegeven- het navolgende gesteld:
Bij betrokkene is sprake van een ziekelijke stoornis van zijn geestesvermogens in de zin van schizofrenie van het paranoïde type. De risicotaxatie geeft het beeld van een matig verhoogd recidiverisico bij het wegvallen van het gedwongen kader. Als betrokkene goed ingesteld is op medicatie, hij geen middelen gebruikt en hij voldoende steun en structuur krijgt, dan is het recidiverisico laag. Het recidiverisico zou verhoogd zijn bij het wegvallen van de externe dwang om in behandeling te blijven, omdat betrokkene zich in dat geval aan de behandeling zou onttrekken dit vanwege het feit dat hij geen ziekte inzicht heeft. In de huidige omstandigheden is de klinische inschatting dat het recidiverisico laag is. Beschermende factoren zijn gelegen in de medicatie en steun en structuur die betrokkene krijgt en vooral in de externe dwang om de medicatie te blijven gebruiken en de behandeling te aanvaarden. Hij zal zijn hele leven lang afhankelijk blijven van deze externe dwang. Om het recidiverisico laag te houden is het noodzakelijk, dat betrokkene zijn hele leven lang antipsychotische medicatie (bij voorkeur Clozapine) in de juiste dosering blijft gebruiken. Medicatiegebruik en toezicht hierop is en blijft van belang voor behoud van een stabiel psychiatrisch toestandsbeeld. Gelet op het feit dat betrokkene geen ziekte inzicht heeft, is de voortzetting van de dwingende externe structuur noodzakelijk. Deze structuur kan niet met zekerheid worden geboden via een BOPZ-maatregel, vanwege de korte duur daarvan en de onzekerheid omtrent de verlenging. Deze structuur kan veel beter worden gewaarborgd via de voortzetting van de TBS. De inschatting is dat het kader van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging voldoende het nodige risicomanagement waarborgt. Er wordt geadviseerd om de TBS te verlengen met één jaar. Er wordt geadviseerd om de reclassering de tijd te geven om een maatregelen rapport op te stellen, zodat ook de reclassering de rechtbank kan adviseren over de mogelijkheden voor een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging

De terbeschikkinggestelde heeft verklaard, kort en zakelijk weergegeven:

Ik heb in de afgelopen zes jaar veel behandelingen gehad. Voor mijn gevoel ben ik goed op weg. Ik denk dat ik een stap verder ben gekomen. Op dit moment is men ook bezig om mij naar elders over te plaatsen. Ik wil verder mijn toekomst opbouwen. Ik wil een baan en een woning. Ik wil mijn beroep weer kunnen uitoefenen. Daarvoor heb ik de hulp nodig van de reclassering. Ik zou graag willen zien dat de reclassering de tijd krijgt om te onderzoeken of een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging een optie is. Ik ben bereid om me aan de voorwaarden te houden.
De
deskundige B. Koudstaal, optredend namens voormelde inrichting, heeft het navolgende verklaard, verkort en zakelijk weergegeven:
Ik persisteer bij het advies van de kliniek om de TBS met één jaar te verlengen. Een dwingend kader is nog steeds gewenst. De terbeschikkinggestelde overschat zichzelf. Het voortduren van de begeleiding is een noodzakelijk vereiste. [kliniek2] wil een meer beschermde plek voor de terbeschikkinggestelde, omdat de [kliniek2] geen geschikte plaats is. Het is een tijdelijke plaats waar een terbeschikkinggestelde terecht kan en van waaruit een overplaatsing gerealiseerd kan worden. Onlangs heeft er een intake plaatsgevonden bij [kliniek3]. Daar zou de terbeschikkinggestelde ingebed kunnen worden in een begeleid wonen traject. Dit is een beter plaats dan de [kliniek2] waar de terbeschikkinggestelde thans verblijft. Zeer recent heb ik een reclasseringsrapport ontvangen naar aanleiding van het proefverlof van de terbeschikkinggestelde. Daarin lees ik positieve berichten over de terbeschikkinggestelde. De reclassering is ook bereid om een onderzoek te doen naar de (on)mogelijkheden om de dwangverpleging voorwaardelijk te beëindigen. Het huidige advies van de kliniek is in zoverre achterhaald, dat ik thans namens de kliniek adviseer om de reclassering opdracht te geven om te onderzoeken of de dwangverpleging voorwaardelijke beëindigd kan worden.

De officier van justitie heeft aangevoerd, verkort en zakelijk weergegeven:

Ik kan me vinden in de adviezen van de deskundigen. Daarom vorder ik de termijn van de terbeschikkingstelling te verlengen met één jaar en de beslissing op een mogelijke voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging voor onbepaalde tijd aan te houden in afwachting van het reclasseringsrapport.
De
raadsmanvan de terbeschikkinggestelde heeft aangevoerd, verkort en zakelijk weergegeven:
Mijn cliënt heeft een zwaar traject achter de rug. Hij heeft veel moeten doorstaan. Inmiddels gaat het goed met mijn cliënt. Mijn cliënt zit nu ruim twee jaar in [kliniek2]. Dit is echter geen kliniek. Het is belangrijk dat mijn cliënt vervolgstappen kan zetten. Het contact met zijn ouders, zijn broers en zussen is hersteld. Hij praktiseert vrijheden, gaat naar zijn ouders en naar de moskee. Mijn cliënt heeft laten zien dat hij zich houdt aan de afspraken. In belangrijke mate is dit te danken aan de medicatie die hij gebruikt. Cliënt ziet ook het nut in van zijn medicijnen. De deskundigen menen dat er een onderzoek dient plaats te vinden naar de (on)mogelijkheden om de dwangverpleging voorwaardelijk te beëindigen. Ik verzoek u dan ook om de beslissing omtrent een mogelijke voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging voor onbepaalde tijd aan te houden.

Het oordeel van de rechtbank.

De rechtbank verenigt zich met het advies van voornoemde inrichting en de daarop ter terechtzitting gegeven toelichting door de deskundige, alsmede met de adviezen van psychiater I. Maksimovic en psycholoog R.K.F. Lemmens.
Gelet op het vorenstaande en teneinde de terbeschikkinggestelde perspectief te bieden om op termijn tot een beëindiging van de terbeschikkingstelling te kunnen komen, is de rechtbank van oordeel dat thans dient te worden onderzocht of de verpleging van overheidswege voorwaardelijk zou kunnen worden beëindigd.
Teneinde te komen tot een maatregelenrapport, dient de Reclassering Nederland de (on)mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege te onderzoeken.
Gelet op hetgeen hierboven is overwogen, zal de rechtbank op grond van artikel 509t lid 5 van het Wetboek van Strafvordering de beslissing op een mogelijke voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege voor onbepaalde tijd, maar maximaal drie maanden, aanhouden in afwachting van het rapport van Reclassering Nederland. Daarnaast is de rechtbank, gelet op artikel 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist, zodat de terbeschikkingstelling zal worden verlengd met één jaar.

DE BESLISSING

De rechtbank:
- verlengt de termijn gedurende welke [ter beschikking gestelde] ter beschikking is gesteld met één jaar;
- houdt de beslissing omtrent de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege aan en schorst daartoe het onderzoek ter terechtzitting voor onbepaalde tijd, tot ten hoogste drie maanden, teneinde de reclassering een rapport te laten opmaken omtrent de vraag of, en zo ja, de wijze waarop en de voorwaarden waaronder, de verpleging van overheidswege van de terbeschikkinggestelde kan worden beëindigd;
- beveelt de oproeping van de terbeschikkinggestelde, de deskundige B. Koudstaal en de rapporteur van de reclassering tegen het tijdstip van de nadere terechtzitting, met kennisgeving van dat tijdstip aan de raadsman van de terbeschikkinggestelde, mr. C.J.M. Jansen, advocaat te Tilburg (
bij de appointering dient zoveel mogelijk rekening gehouden te worden met de verhinderdata van de raadsman);
- stelt de stukken met dat doel in handen van de officier van justitie.
Deze beslissing is gegeven door
mr. T. van de Woestijne, voorzitter,
mr. J.H.L.M. Snijders en mr. N.I.B.M. Buljevic, leden,
in tegenwoordigheid van Ş. Altun, griffier,
en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 april 2015.