ECLI:NL:RBOBR:2015:2647
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid burgemeester tot sluiting van woning op basis van artikel 13b Opiumwet
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 6 mei 2015 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, een huurster van een woning in Veldhoven, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester om haar woning te sluiten voor de duur van drie maanden op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Dit besluit was genomen naar aanleiding van de aantreffen van een handelshoeveelheid GHB in de woning. De burgemeester had op 3 april 2015 besloten tot sluiting van de woning, met ingang van 10 april 2015.
Tijdens de zitting op 29 april 2015 heeft verzoekster aangevoerd dat de aangetroffen GHB niet van haar was, maar van een bij haar logerende vriendin. Verzoekster stelde dat zij niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de drugs en dat de sluiting van de woning haar in een onredelijke positie zou brengen, aangezien dit zou leiden tot ontbinding van haar huurovereenkomst en opheffing van haar beschermingsbewind. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de burgemeester bevoegd was om de sluiting te gelasten, gezien de hoeveelheid GHB die was aangetroffen en het beleid van de gemeente Veldhoven, dat voorziet in sluiting bij een eerste constatering van een handelshoeveelheid harddrugs.
De voorzieningenrechter heeft de belangen van verzoekster afgewogen tegen het algemeen belang van openbare orde en veiligheid. Het oordeel was dat de sluiting van de woning niet onevenredig of disproportioneel was, gezien de eerdere incidenten en de impact op de buurt. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat het bestreden besluit naar verwachting in stand zal blijven. De uitspraak is gedaan door mr. M. van den Brink, in aanwezigheid van griffier drs. J.A. Meijer - Habraken.