ECLI:NL:RBOBR:2015:2632
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling voor het dealen in cocaïne met gevangenisstraf en taakstraf
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 4 mei 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het dealen in cocaïne. De verdachte werd ervan beschuldigd in de periode van 1 november 2013 tot en met 17 april 2014, samen met een ander, opzettelijk cocaïne te hebben verkocht, afgeleverd, verstrekt en vervoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging. Tijdens de zittingen op 2 december 2014 en 20 april 2015 zijn getuigen gehoord die bevestigden dat de verdachte betrokken was bij de verkoop van cocaïne. De rechtbank heeft de tenlastelegging in die zin aangepast dat de periode van het delict is verkort tot 1 november 2013.
De rechtbank heeft op basis van de bewijsmiddelen geoordeeld dat de verdachte schuldig is aan het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 73 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en daarnaast een onvoorwaardelijke taakstraf van 140 uur. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van het delict, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de oriëntatiepunten voor straftoemeting. De rechtbank heeft ook de inbeslaggenomen goederen, in dit geval 5 sealbags, onttrokken aan het verkeer, omdat deze zijn gebruikt bij het plegen van het delict.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar gemaakt op 4 mei 2015. De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat het handelen in harddrugs ernstige gevolgen heeft voor de gezondheid van gebruikers en dat het belangrijk is om een passende straf op te leggen ter waarborging van de rechtsorde.