vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Parketnummer: 01/865000-15
Datum uitspraak: 30 april 2015
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1984],
wonende te [adres 1],
thans gedetineerd te: PI Zuid West - De Dordtse Poorten.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 april 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 17 maart 2015.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen gelegen in de periode van 30 juli 2014 tot en
met 31 december 2014 te Helmond en/of elders in Nederland, wederrechtelijk
stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer
van [slachtoffer 1], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer 1], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te
dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft verdachte
- (telkens) (bedreigende) mail-berichten aan die [slachtoffer 1] toegezonden
en/of
- zich (telkens) bij de school en/of de woning van die [slachtoffer 1]
opgehouden en/of
- die [slachtoffer 1] (telkens) (een) foto('s) toegezonden en/of
- die [slachtoffer 1] (telkens) (anoniem) gebeld;
2.
hij op of omstreeks 03 december 2014 te Helmond en/of elders in Nederland
(middels een mailbericht) [slachtoffer 1] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de
woorden toegevoegd :"Ooit sta ik achter je met een glimlach op mijn gezicht en
fluister zachtjes in je oor: Game Over", althans woorden van gelijke dreigende
aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 31 oktober 2014 te Eindhoven en/of te Helmond, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte toen daar opzettelijk
dreigend die [slachtoffer 2] (telefonisch) de woorden toegevoegd : "Hé kerel,
zondag om acht uur wordt jij doodgeschoten", althans woorden van dezelfde
aard en/of strekking;
4.
hij op of omstreeks 07 november 2014 te Helmond, in elk geval in Nederland,
[slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend met een (personen)auto
(met geopend raam) met lage snelheid langs die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4]
en/of [slachtoffer 5] gereden en/of heeft daarbij een vuurwapen, althans een
op een vuurwapen gelijkend voorwerp, uit (het geopende raam van) dat voertuig
gestoken en/of dat vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkende
voorwerp, in de richting van die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of
[slachtoffer 5] gericht gehouden en/of de trekker overgehaald;
5.
hij op of omstreeks 31 december 2014 te Helmond opzettelijk aanwezig heeft
gehad een hoeveelheid/hoeveelheden MDMA en/of tenamfetamine en/of N-ethyl MDA
en/of metamfetamine en/of amfetamine, in elk geval (een) middel(en) vermeld op
lijst I van de Opiumwet (in de vorm van 24 pillen), zijnde MDMA en/of
tenamfetamine en/of N-ethyl MDA en/of metamfetamine en/of amfetamine, (een)
middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak.
Ten aanzien van feit 2:
De rechtbank acht niet overtuigend bewezen dat het verdachte is geweest die de mail met daarbij gevoegd de tekst, zoals verwoord in de tenlastelegging, aan aangeefster [slachtoffer 1] heeft gestuurd. Verdachte heeft ter terechtzitting ten stelligste ontkend de betreffende mail te hebben gestuurd. Hij heeft verklaard dat ook anderen zijn password kennen en van zijn emailadres gebruik maken. Voorts lijkt de inhoud van die mail, verzonden op 24 december 2014 te 15.07 uur (pagina 148) erop te duiden dat deze door iemand anders is geschreven, aangezien de mail in de derde persoon meervoud is opgesteld. In die mail wordt namelijk gesteld “….Wij dekken hem…”.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat niet valt uit te sluiten dat een ander dan verdachte de betreffende mail heeft gestuurd.
De rechtbank spreekt derhalve verdachte vrij van het hem onder feit 2 tenlastegelegde.
Ten aanzien van feit 3:
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte op 31 oktober 2014 [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling. De enkele verklaring van aangever dat hij de stem van verdachte herkende is naar haar oordeel onvoldoende om tot een veroordeling voor dit feit te komen, nu verdachte heeft ontkend en [persoon] heeft aangegeven dat hij de stem niet herkende. De rechtbank spreekt verdachte derhalve vrij van het hem onder feit 3 tenlastegelegde.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs.
Ten aanzien van feit 1:
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde belaging. Zij baseert haar oordeel op de klacht en aangiftes van [slachtoffer 1]. Zij heeft daarbij aan de politie een groot aantal email-bijlages overgelegd, waarvan zij heeft aangegeven dat deze volgens haar van verdachte afkomstig zijn. Verdachte heeft desgevraagd ter terechtzitting verklaard dat hij in de periode van 30 juli tot en met 31 december 2014 mailberichten, opgenomen in het dossier, naar [slachtoffer 1] heeft gestuurd, het precieze aantal weet hij niet, maar het waren er te veel. Van enkele van de emails in het dossier heeft hij ontkend dat deze door hem zijn gestuurd, al zijn ze wel van zijn email-adres afkomstig. Hij heeft verklaard dat hij haar soms ook foto’s bij de mails heeft gestuurd, zich in deze periode eenmaal bij haar school heeft opgehouden en haar eenmaal heeft gebeld.
Ten aanzien van feit 4:
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde bedreiging van [slachtoffer 3], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5]. Zij baseert haar oordeel op de aangifte van [slachtoffer 3] en de getuigenverklaringen van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5]. Daarbij heeft zij in het bijzonder waarde gehecht aan de verklaring van [slachtoffer 5], die verklaart dat hij vanwege zijn militaire opleiding het uiterlijk van een vuurwapen herkent.
Ten aanzien van feit 5:
De rechtbank acht wettig en overtuigende bewezen verdachte op 31 december de in de woning aangetroffen 26 pillen, bevattende MDMA, opzettelijk aanwezig heeft gehad. Ter zitting heeft verdachte weliswaar ontkend dat deze pillen van hem waren, maar de rechtbank houdt hem aan zijn bij de politie op 3 januari 2015 afgelegde verklaring (p. 51) dat “het wel van hem zal zijn”. De rechtbank overweegt hierbij in het bijzonder dat zij meer waarde hecht aan de door verdachte bij de politie afgelegde verklaring dan aan de door hem ter terechtzitting afgelegde verklaring, nu eerstgenoemde verklaring door verdachte direct nà zijn aanhouding is afgelegd.
Uit het dossier en blijkens de rapportage van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 26 februari 2015 is er sprake van 26 pillen, bevattende MDMA. Het in de tenlastelegging vermelde aantal berust derhalve op een kennelijke schrijffout. De rechtbank herstelt deze schrijffout en leest het aantal van 26 pillen als het juiste aantal. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
1. op tijdstippen gelegen in de periode van 30 juli 2014 tot en met 31 december 2014 in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1], met het oogmerk die [slachtoffer 1], te dwingen iets te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft verdachte
- telkens (bedreigende) mail-berichten aan die [slachtoffer 1] toegezonden en;
- zich bij de school van die [slachtoffer 1] opgehouden en
- die Van Der Vorst telkens een of meer foto('s) toegezonden en
- die [slachtoffer 1] gebeld.
4. op 07 november 2014 te Helmond [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers is verdachte opzettelijk dreigend met een personenauto met geopend raam met lage snelheid langs die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] gereden en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, uit het geopende raam van dat voertuig gestoken en dat op een vuurwapen gelijkende voorwerp, in de richting van die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] gericht gehouden en de trekker overgehaald.
5. op 31 december 2014 te Helmond opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid MDMA, in de vorm van 26 pillen, zijnde MDMA een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van feit 1, feit 2, feit 3, feit 4 en feit 5:
Een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaar, met de bijzondere voorwaarden van reclasseringstoezicht, ook als dat inhoudt een ambulante behandeling en klinische behandeling, het volgen van een COVA-training, alsmede contact- en locatieverbod met dien verstande dat verdachte zich niet binnen een straal van 100 meter van de woning aan [adres 2] Helmond mag ophouden.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]:
Toewijzing van de vordering tot een bedrag van EUR 2375,-- (EUR 2000,-- immateriële kosten en EUR 375,-- materiële kosten (post eigen risico), alsmede oplegging van dc schadevergoedingsmaatregel plus wettelijke rente. Voor het overige niet-ontvankelijkverklaring.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]:
Toewijzing van de vordering tot een bedrag van EUR 785,-- (EUR 750,-- immateriële kosten en EUR 35,-- materiële kosten (post opname verlofuren), alsmede oplegging van dc schadevergoedingsmaatregel plus wettelijke rente. Voor het overige niet-ontvankelijk verklaring.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]:
Toewijzing van de vordering tot een bedrag van EUR 310,35 (EUR 250,-- immateriële kosten en EUR 60,35 materiële kosten (posten reiskosten en opname verlofuren), alsmede oplegging van dc schadevergoedingsmaatregel plus wettelijke rente. Voor het overige niet-ontvankelijk verklaring.
Onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen goederen.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft in de periode van 30 juli 2014 tot en met 31 december 2014 een groot aantal mails naar aangeefster gestuurd. Bovendien had een deel van deze mails een voor aangeefster belastende inhoud. Ook heeft verdachte aangeefster in haar school opgezocht, heeft hij haar een of meer foto’s gestuurd en haar gebeld.
Door aldus te handelen heeft verdachte welbewust gedurende een aanzienlijke periode een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Het geheel van gedragingen van verdachte is voor aangeefster intimiderend geweest en heeft voor haar een onvoorspelbaar karakter gehad. Zij heeft het handelen van verdachte dan ook begrijpelijkerwijs als bedreigend en beangstigend ervaren. De verdachte heeft zich slechts laten leiden door zijn eigen belangen, zonder zich te bekommeren om de gevolgen voor aangeefster. Verdachtes handelen is voor aangeefster – zo blijkt onder meer uit de ter zitting voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring – een bijzonder nare ervaring geweest, met ingrijpende gevolgen in haar (sociale) leven. De ervaring leert dat slachtoffers van stalking daarvan nog lange tijd de psychisch nadelige gevolgen kunnen ondervinden.
Tevens houdt de rechtbank in het nadeel van verdachte rekening met het feit dat hij door de bedreiging van [slachtoffer 3], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] een grote inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers. De bedreiging moet een grote indruk op hen hebben gemaakt. Temeer nu er is gedreigd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, waarvan de slachtoffers niet wisten dat het mogelijk geen echt vuurwapen was, en daarbij de trekker is overgehaald. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan. Uit de slachtofferverklaring van [slachtoffer 3] blijkt dat dit ook in deze zaak het geval is.
Bovendien zijn bij verdachte 26 MDMA-pillen aangetroffen. Het is een feit van algemene bekendheid dat die verdovende middelen grote gevaren opleveren voor de gezondheid van gebruikers ervan en die gebruikers hun drugsgebruik veelal door diefstal of ander crimineel gedrag bekostigen.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte het navolgende mee. Uit een omtrent de geestvermogens van verdachte uitgebracht rapport door drs[psycholoog], GZ-psycholoog, d.d. 7 april 2015, blijkt dat de door hem gepleegde strafbare feiten in licht verminderde mate aan hem kunnen worden toegerekend.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank verdachte vrijspreekt van het hem onder feit 2 en feit 3 tenlastegelegde en de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur als hierna te melden.
De rechtbank zal deze gevangenisstraf voor een gedeelte voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Anders dan door de psycholoog is geadviseerd zal de rechtbank in de bijzondere voorwaarden die bij het voorwaardelijk strafdeel zullen worden opgelegd geen klinische behandeling opnemen. De rechtbank acht het wel van zeer groot belang dat verdachte zich ambulant laat behandelen voor zijn verslavings- en persoonlijkheidsproblematiek en zal dit ook opnemen in de bijzondere voorwaarden. De rechtbank denkt daarbij met name aan Cognitieve vaardigheidstraining (Cova), psychotherapeutische behandeling en behandeling van de verslavingsproblematiek, een en ander ter beoordeling van de Reclassering.
De reden om op dit moment geen klinische opname te bevelen is mede gelegen in het feit dat een klinische opname nog in het geheel niet is ingevuld en er ook nog geen indicatie is aangevraagd bij het IFZ. Daarnaast heeft de rechtbank gelet op de houding en motivatie van verdachte. Verdachte heeft zich ter zitting gemotiveerd getoond voor behandeling op ambulante basis. Dit gegeven, gecombineerd met de positieve houding die verdachte ook reeds heeft laten zien in de P.I. Dordrecht, zoals blijkt uit de door de verdediging overgelegde stukken van de P.I. Dordrecht, geven de rechtbank het vertrouwen dat ambulante behandeling van verdachte een goede kans van slagen heeft.
Aan deze voorwaardelijke straf zullen de na te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van een of meer personen, beveelt de rechtbank, gelet op artikel 14e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht dat de opgelegde bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]. De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering te weten immateriële schadevergoeding ten bedrage van EUR 1250,-- en materiële schadevergoeding ten bedrage van EUR 375,-- (post eigen risico), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in het hierna te noemen onderdelen van de vordering, omdat de rechtbank van oordeel is dat de behandeling van dat gedeelte van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, te weten een gedeelte van de post immateriële schade, alsmede de post studievertraging.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering te weten immateriële schadevergoeding ten bedrage van EUR 750,-- en materiële schadevergoeding ten bedrage van EUR 35,-- (post opname verlofuren), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in het hierna te noemen onderdeel van de vordering, omdat de rechtbank van oordeel is dat de behandeling van dat onderdeel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, te weten een gedeelte van de post immateriële schade.
De benadeelde partij kan dit onderdeel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2].Nu verdachte wordt vrijgesproken van het hem onder feit 3 tenlastegelegde kan de benadeelde partij niet in haar vordering worden ontvangen.
De benadeelde partij zal worden verwezen in de kosten door de verdachte in deze strafzaak gemaakt als na te melden.
Beslag.De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit voorwerpen zijn met betrekking tot welke de feiten zijn gepleegd en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 24c, 27, 36b, 36c, 36d, 36f, 57, 285, 285b
Opiumwet art. 2, 10.