ECLI:NL:RBOBR:2015:2501

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
22 april 2015
Publicatiedatum
28 april 2015
Zaaknummer
C/01/279515/HA ZA 14-425
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en terugkooprecht in het kader van een koopovereenkomst tussen een gemeente en een BV

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 22 april 2015 uitspraak gedaan in een kort geding tussen MIVES B.V. en de Gemeente Someren. MIVES vorderde een schadevergoeding van de gemeente, omdat zij meende dat de gemeente onrechtmatig had gehandeld door gebruik te maken van haar terugkooprecht op een perceel grond. De gemeente had in 2010 een perceel aan MIVES verkocht met de verplichting dat de bouw van een mestvergistingsinstallatie binnen achttien maanden na het verkrijgen van de bouwvergunning zou worden gestart. MIVES heeft echter geen aanvang gemaakt met de bouw, wat de gemeente ertoe bracht om het terugkooprecht in te roepen. MIVES stelde dat de gemeente afstand had gedaan van dit recht en dat de uitoefening ervan onrechtmatig was, onder andere omdat dit in strijd zou zijn met het eigendomsrecht en de beginselen van behoorlijk bestuur. De rechtbank oordeelde dat de gemeente terecht gebruik had gemaakt van haar terugkooprecht, omdat MIVES niet aan haar verplichtingen had voldaan. De rechtbank verwierp de stellingen van MIVES over afstand van recht en rechtsverwerking, en concludeerde dat de gemeente niet onrechtmatig had gehandeld. MIVES werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Handelsrecht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/279515 / HA ZA 14-425
Vonnis van 22 april 2015
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MIVES B.V.,
gevestigd te Someren,
eiseres,
advocaat mr. J.P.C. van Ruiven te Enschede,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE SOMEREN,
zetelend te Someren,
gedaagde,
advocaat mr. T.E.P.A. Lam te Nijmegen.
Partijen zullen hierna Mives en de gemeente genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 10 september 2014;
  • het proces-verbaal van comparitie van 17 december 2014.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Vanaf het jaar 2000 heeft de vereniging Mineralenverwerking Someren (hierna: de vereniging) voorbereidingen getroffen voor de bouw van een mestvergistingsinstallatie (hierna: de installatie) in Someren. Omstreeks 2008 heeft Mives de feitelijke en financiële realisatie van de installatie overgenomen van de vereniging. Mives is een dochteronderneming van Raedthuys Bio-energie Holding B.V en maakt deel uit van de Raedthuys-groep.
2.2.
Mives en de gemeente hebben in juli 2010 een koopovereenkomst gesloten (hierna: de koopovereenkomst), waarbij de gemeente tegen een bedrag van € 472.815,- een perceel aan Mives heeft verkocht, waar de installatie op gebouwd zou worden (hierna: het perceel).
2.3.
De koopovereenkomst bevat onder meer de volgende bepalingen.

Bouwverplichting en gebruik.
Artikel 10.
1.
a. […]
b. De koper verplicht zich:
I binnen drie maanden na de datum van het verlijden van de notariële akte van levering de vereiste bouwvergunning aan te vragen;
II de op de verkochte te stichten bebouwing voltooid en gebruiksklaar te hebben binnen achttien maanden na verlening van de bouwvergunning.
III […]
Voor elke maand of gedeelte van een maand dat de niet, niet tijdige of niet behoorlijke nakoming voortduurt, verbeurt de verkoper aan de gemeente een terstond en zonder enige rechterlijke tussenkomst opeisbare boete van VIJF-
HONDERD EURO (€ 500,00)
c. Burgemeester en wethouders kunnen op verzoek van koper in bijzondere gevallen de in de onder b. vermelde termijnen verlengen, zo nodig onder door burgemeester en wethouders te stellen voorwaarden.
Recht van terugkoop.
Artikel 11.
1.
Indien de koper niet of niet tijdig voldoet aan zijn in artikel 10 lid 1 omschreven verplichtingen, is hij verplicht het verkochte na in gebreke te zijn gesteld op eerste vordering van burgemeester en wethouders van de gemeente aan de gemeente terug te verkopen, tegen de bij aankoop aan de gemeente betaalde koopsom vermeerderd met de omzetbelasting […].
Op deze koopsom zal in plaats van vergoeding van kosten, schaden en rente, behoudens vrijstelling, door de gemeente een gedeelte ter grootte van tien percent worden ingehouden en aan de gemeente vervallen, terwijl bovendien voor eventuele verrichte werken generlei vergoeding van de gemeente kan worden gevorderd. Ingebrekestelling moet schriftelijk geschieden met inachtneming van een termijn van 8 dagen.
2.
[…]
3.
[…]
Verbod tot doorverkoop/voorkeursrecht tot koop
Artikel 12.
1.
Het is de koper niet geoorloofd om binnen vijf jaar na de datum van het verlijden van de notariële akte van levering tot gehele of gedeeltelijke vervreemding van het verkochte, of van het recht op levering daarvan, aan derden over te gaan, verlening van een beperkt recht, waardoor het gebruik van het verkochte door anderen wordt verkregen, daaronder begrepen..
2.
Burgemeester en wethouders kunnen op verzoek van de koper ontheffing van het in lid 1 opgenomen verbod verlenen. Aan deze ontheffing kunnen voorwaarden worden verbonden.
2.4.
De gemeente heeft het perceel op 17 september 2010 aan Mives geleverd. Op 27 november 2010 is de bouwvergunning voor de bouw van de installatie aan Mives verleend.
2.5.
Hoewel de installatie, gelet op artikel 10 van de koopovereenkomst, achttien maanden na verlening van de bouwvergunning voltooid en gebruiksklaar diende te zijn, heeft Mives geen aanvang genomen met de bouw van de installatie.
2.6.
Op 17 december 2012 heeft er een bespreking plaatsgevonden op het gemeentehuis van Someren, waarbij Mives, de gemeente en Re-N Technology (hierna: Re-N) aanwezig waren. Re-N was een overnamekandidaat voor het project betreffende de installatie. In april 2013 heeft Re-N zich evenwel teruggetrokken als overnamekandidaat.
2.7.
Bij brief van 13 juni 2013 heeft de gemeente, onder verwijzing naar de hiervoor aangehaalde artikelen uit de koopovereenkomst, gevorderd dat Mives het perceel voor 1 augustus 2013 terug verkoopt aan de gemeente.
2.8.
Bij brief van 3 juli 2013 heeft Mives te kennen gegeven dat de gemeente niet kan verlangen dat Mives het perceel voor 1 augustus 2013 aan de gemeente terug verkoopt; voorts heeft Mives voorgesteld dat zij tot 1 oktober 2013 de gelegenheid krijgt om alsnog de overname van het project te realiseren.
2.9.
Bij brief van 16 juli 2013 heeft de gemeente uitstel verleend voor het terug verkopen van het perceel tot 20 augustus 2013; voorts heeft de gemeente kenbaar gemaakt dat zij niet instemt met de overname van het project.
2.10.
Op 10 of 11 september 2013 heeft een bespreking tussen Mives en de gemeente plaatsgevonden. Bij die bespreking is onder meer een eventuele overname van het project door nieuwe kandidaten, te weten [naam 3] en de vereniging, aan de orde geweest, en heeft de gemeente te kennen gegeven dat zich derden bij haar hadden gemeld, die belangstelling hadden in de aankoop van (een deel van) het perceel.
2.11.
Mives heeft het perceel onder protest aan de gemeente terug verkocht, voor het contractueel bepaalde bedrag van € 417.533,50. Op 2 oktober 2013 heeft Mives het perceel aan de gemeente geleverd.

3.Het geschil

3.1.
Mives vordert - samengevat weergegeven - veroordeling van de gemeente tot betaling van:
I. primair: € 867.685,-, vermeerderd met rente en kosten;
II. subsidiair: € 277.185,-, vermeerderd met rente en kosten;
III. meer subsidiair: € 255.281,50, vermeerderd met rente en kosten;
IV. althans zodanig uitspraak te doen als de rechtbank juist acht.
3.2.
Aan haar vorderingen legt Mives, verkort en zakelijk weergegeven, ten grondslag, dat de gemeente jegens haar een onrechtmatige daad heeft gepleegd, door het terugkooprecht uit artikel 11 van de koopovereenkomst in te roepen.
Primair voert Mives in dit verband aan dat het terugkooprecht door afstand van recht dan wel door rechtsverwerking teniet is gegaan.
Subsidiair stelt Mives zich op het standpunt dat de uitoefening van het terugkooprecht respectievelijk:
in strijd is met artikel 1 Eerste Protocol van het EVRM (hierna: artikel 1 EP);
misbruik van bevoegdheid oplevert;
naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is;
in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
Door desondanks het terugkooprecht in te roepen, onder dreiging van het verbeuren van dwangsommen, heeft de gemeente inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van Mives. Een dergelijke rechtsinbreuk is onrechtmatig. De gemeente is gehouden de schade te vergoeden die Mives dientengevolge heeft geleden.
3.3.
De gemeente voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Uit de vaststaande feiten volgt, dat Mives op 27 november 2010 een vergunning voor de bouw van een mestverwerkingsinstallatie gekregen, maar dat dit niet geleid heeft tot de bouw van de beoogde mestverwerkingsinstallatie binnen 18 maanden na verlening van de bouwvergunning. Daarbij staat vast dat Mives noch van de mogelijkheid om verlenging te vragen van de bouwtermijn noch van de mogelijkheid om ontheffing te vragen om binnen vijf jaar na verkrijging van het perceel tot vervreemding over te gaan gebruik heeft gemaakt. Onder deze omstandigheden kon de gemeente gelet op het bepaalde in de artikelen 10 en 11 van de koopovereenkomst in beginsel gebruik maken van haar contractuele bevoegdheid tot terugkoop van het aan Mives verkochte perceel. In deze zaak is de vraag aan de orde of het gebruik van deze bevoegdheid in de concrete omstandigheden van het geval desondanks onrechtmatig was jegens Mives.
4.2.
Mives heeft gesteld dat de gemeente afstand van het recht op terugkoop heeft gedaan. Daartoe heeft zij aangevoerd (dagvaarding, sub 42), dat de gemeente door zich niet terstond na het verstrijken van de termijn van 18 maanden te beroepen op de te terugkoopbepalingen, uitdrukkelijk akkoord te gaan met de geplande overname door (naar de rechtbank begrijpt:) Re-N en feitelijk medewerking te verlenen aan de door Re-N gewenste aanpassingen van de vergunningen, een tot Mives gericht aanbod heeft gedaan tot afstand van haar recht om zich te beroepen op de bepalingen uit de koopovereenkomst. Door aanvaarding van dit aanbod is het recht op terugkoop te niet gegaan, aldus Mives.
4.3.
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de door Mives gestelde feiten niet de conclusie dragen, dat de gemeente heeft aangeboden afstand te doen van haar recht op terugkoop. Uit de omstandigheid dat de gemeente Mives nog geruime tijd de gelegenheid heeft geboden om haar plannen te realiseren en, zoals ook uit de voorlopige getuigenverhoren (dagvaarding, producties 2 en 3) volgt, op zichzelf niet onwelwillend tegenover een overname van het project door Re-N stond, kan niet zonder meer worden afgeleid dat de gemeente de wil had om haar recht op terugkoop prijs te geven. Bijkomende feiten die dat anders zouden kunnen maken zijn niet gesteld. In zoverre heeft Mives niet aan haar stelplicht voldaan en kan aan bewijsvoering niet toegekomen worden. De stelling dat de gemeente afstand heeft gedaan van haar recht op terugkoop wordt verworpen.
4.4.
Inzake het beroep op rechtsverwerking stelt de rechtbank voorop dat volgens vaste jurisprudentie van rechtsverwerking sprake kan zijn, indien een schuldeiser (de gemeente) zich heeft gedragen op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onverenigbaar is met het vervolgens geldend maken van het betrokken recht (vgl. HR 7 juni 1991, RvdW 1991, 149). Enkel tijdsverloop is niet voldoende om rechtsverwerking te kunnen aannemen. Vereist is de aanwezigheid van bijzondere omstandigheden als gevolg waarvan bij de schuldenaar (Mives) het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat de schuldeiser zijn aanspraak niet meer geldend zou maken, dan wel de positie van de schuldenaar onredelijk zou worden benadeeld of verzwaard in het geval de schuldeiser zijn aanspraak alsnog geldend zou maken (vgl. HR 29 september 1995, NJ 1996, 89). Naar het oordeel van de rechtbank kan hetgeen Mives heeft gesteld niet de conclusie dragen, dat aan de door de Hoge Raad geformuleerde maatstaven is voldaan. Mives heeft zich er in de kern genomen immers slechts op beroepen (dagvaarding, sub 44 t/m 47), dat de gemeente toen de plannen van Mives vertraging opliepen en concrete plannen voor overname door Re-N ontstonden niet over het inroepen van het recht op terugkoop heeft gerept, dat uit de voorlopige getuigenverhoren is gebleken dat verschillende bestuurders van de gemeente niet bekend waren met het al dan niet inroepen van de terugkoopclausule (de burgemeester) dan wel niet op het verlopen van de bouwtermijn hebben gelet (wethouder [naam 1]) en dat de gemeente medewerking heeft willen verlenen aan de overname van het project door Re-N. Ook hier geldt dat Mives niet aan haar stelplicht heeft voldaan en dat om die reden niet aan bewijsvoering kan worden toegekomen. Het beroep op rechtsverwerking wordt derhalve verworpen.
4.5.
Het voorgaande brengt met zich dat het recht van de gemeente op terugkoop van het perceel in stand is gebleven. Vervolgens ziet de rechtbank zich gesteld voor de vraag of de gemeente van de terugkoopbevoegdheid gebruik heeft mogen maken. Mives heeft ter onderbouwing van haar stelling dat de gemeente onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door gebruik te maken van de terugkoopbevoegdheid verschillende gronden aangevoerd waarop hierna zal worden ingegaan.
4.6.
Naar het oordeel van de rechtbank kan de gestelde onrechtmatigheid niet gebaseerd worden op handelen in strijd met artikel 1 EP. Die bepaling ziet op ontneming van eigendom langs de weg van onteigening. Daarvan is hier geen sprake. Reeds om die reden komt Mives niet de beschermende werking van artikel 1 EP toe.
4.7.
De rechtbank heeft geconstateerd, dat Mives bij haar beroep op misbruik van bevoegdheid en/of de maatstaven van redelijkheid en billijkheid en/of de algemene beginselen van behoorlijk bestuur verwijst naar jurisprudentie (m.n. HR 8 juli 1991, NJ 1991, 691) zonder daarbij inzichtelijk te maken welke relevantie die jurisprudentie heeft voor de onderhavige zaak. Met de gemeente is de rechtbank van oordeel, dat aangehaalde jurisprudentie niet als juridische grondslag voor een vordering kan dienen, maar slechts als onderbouwing van die grondslag. Voor zover Mives jurisprudentie als zelfstandige juridische grondslagen heeft willen presenteren wordt daar verder aan voorbijgegaan.
4.8.
Gesteld noch gebleken is dat de gemeente de bevoegdheid om het perceel terug te kopen met geen ander doel heeft uitgeoefend dan Mives te schaden. Voorts is de bevoegdheid gebruikt voor het doel waarvoor zij in het leven was geroepen en kan ook niet staande gehouden worden, dat de gemeente in redelijkheid niet tot uitoefening van de bevoegdheid had kunnen komen. Zoals zijdens de gemeente ter comparitie is toegelicht, waren er al geruime tijd gegadigden voor het op een bedrijventerrein gelegen perceel en zijn inmiddels delen van het perceel ook daadwerkelijk verkocht. Mede gelet op een tekort aan bedrijventerreinen in de gemeente Someren had de gemeente dan ook een gerechtvaardigd belang bij terugkoop en stond het haar na het afhaken van Re-N vrij van de terugkoopbevoegdheid gebruik te maken. Ook als de gemeente bij terugkoop kon profiteren van een waardestijging brengt dat niet met zich dat de gemeente in de gegeven omstandigheden misbruik van bevoegdheid (als bedoeld in artikel 3:13 BW) heeft gemaakt. Dat Mives na het afhaken van Re-N met nieuwe gegadigden voor overname in overleg was getreden, maakt dit niet anders. Daarbij is mede in aanmerking genomen, dat Mives weliswaar de verwachting heeft uitgesproken dat zij met twee maanden extra tijd de overname had rond gekregen, maar dat niet concreet is gemaakt waarop die verwachting feitelijk is gebaseerd. Hetgeen hiervoor is overwogen, heeft mede tot gevolg dat er evenmin grond is voor het oordeel dat het beroep op de contractuele terugkoopregeling naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar moet worden geacht.
4.9.
Voorts heeft Mives aangevoerd (dagvaarding, sub 78) dat bij het inroepen van de terugkoopregeling sprake is geweest van schending van algemene beginselen van behoorlijk bestuur, meer in het bijzonder het vertrouwensbeginsel en het gelijkheidsbeginsel. Daarmee is niet voldaan aan de wettelijke verplichting van de gemeente om publiekrechtelijke regels in acht te nemen bij het gebruik van de privaatrechtelijke bevoegdheid, zoals artikel 3:14 BW en artikel 3:1, lid 2 BW bepalen. Ook dat is onrechtmatig, aldus Mives.
4.10.
In de op randnummer 78 van de dagvaarding volgende randnummers 79, 80 en 81 spreekt Mives uitsluitend over schending van het zorgvuldigheidsbeginsel. Er zijn geen feiten gesteld waaruit zou kunnen volgen, dat het vertrouwensbeginsel en het gelijkheidsbeginsel zijn geschonden. De rechtbank leidt hieruit af dat Mives zich uitsluitend beroept op schending van het zorgvuldigheidsbeginsel en zal de beoordeling hiertoe beperken. Mives stelt dat het gebruikmaken van de terugkoopregeling zonder vooraankondiging, terwijl de gemeente met Mives in gesprek was over een overnamekandidaat, in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel. De gemeente heeft betwist dat Mives op dat moment met een nieuwe overnamekandidaat in gesprek was, alsmede dat zij daar van op de hoogte was. Naar het oordeel van de rechtbank vindt het standpunt van de gemeente dat zij in juni 2013 niet op de hoogte was van een mogelijke nieuwe overnamekandidaat, steun in de verklaringen die tijdens de voorlopige getuigenverhoren op 20 en 25 februari 2014 zijn afgelegd. Zo kan uit de verklaring van wethouder [naam 1] worden opgemaakt dat hij op 6 september 2013 door [naam 2], directeur-eigenaar van de Raedthuys-groep (waartoe Mives behoort), telefonisch op de hoogte is gebracht van een eventuele overname door [naam 3] en/of de vereniging. Dit wordt bevestigd door de verklaring van [naam 2]. Vervolgens heeft er in september 2013 een bespreking tussen (in ieder geval) de gemeente en [naam 4], voorzitter van de vereniging, plaatsgevonden. Wethouder […] heeft verklaard dat [naam 4] tijdens die bespreking naar voren heeft gebracht dat de vereniging het project terug wilde kopen van Raedthuys. Dit wordt bevestigd door de verklaringen van [naam 4]. Bovendien constateert de rechtbank dat [naam 5], manager bij de Raedthuys-groep en nauw betrokken bij dit project, heeft verklaard dat de besprekingen tussen Mives, de vereniging en [naam 3] (de rechtbank begrijpt: over de overname van het project) met name in september 2013 hebben plaatsgevonden. In het licht van deze (uiteraard) ook bij Mives bekende verklaringen had van haar mogen worden verwacht dat zij haar stelling die er op neer komt dat de gemeente met haar beroep op het terugkooprecht willens en wetens lopende nieuwe onderhandelingen abrupt heeft verstoord, van een deugdelijke onderbouwing had voorzien. Nu zij dit heeft nagelaten, moet deze stelling bij gebreke van een deugdelijk gestelde feitelijke onderbouwing worden verworpen. Ook overigens gaat het beroep op schending van het zorgvuldigheidsbeginsel niet op. De enkele omstandigheid dat de als getuigen gehoorde bestuurders niet op de hoogte waren van de ins- en outs van de terugkoopregeling brengt niet met zich dat het besluit tot terugkoop onzorgvuldig tot stand is gekomen.
4.11.
Uit het voorgaande vloeit voort dat hetgeen Mives heeft aangevoerd niet de conclusie kan dragen dat de gemeente onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld. Mitsdien kunnen de op onrechtmatige daad gebaseerde vorderingen niet worden toegewezen. Hetgeen Mives overigens nog heeft aangevoerd, kan dat oordeel niet anders maken en blijft derhalve buiten beschouwing.
4.12.
Mives zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de gemeente worden vastgesteld op:
- explootkosten € 0,00
- griffierecht 3.829,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat
5.160,00(2,0 punt × tarief € 2.580,00)
Totaal € 8.989,00
4.13.
Mives zal tevens worden veroordeeld in vergoeding van de door de gemeente te maken nakosten, tot op heden begroot op € 131,-, of, indien Mives niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en betekening nodig is geweest, op € 199,-.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van Mives af,
5.2.
veroordeelt Mives tot vergoeding van de proceskosten, aan de zijde van de gemeente tot heden vastgesteld op € 8.989,-,
5.3.
veroordeelt Mives tot vergoeding van de door de gemeente te maken nakosten, tot op heden begroot op € 131,- of, indien Mives niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en betekening nodig is geweest, op € 199,-,
5.4.
verklaart dit vonnis, voor zover het de veroordelingen betreft, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.K.B. van Daalen en in het openbaar uitgesproken op 22 april 2015.