ECLI:NL:RBOBR:2015:2495

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
28 april 2015
Publicatiedatum
24 april 2015
Zaaknummer
01/993219-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Valsheid in geschrift door structureel valse inkoopverklaringen op te maken in de metaalhandel

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 28 april 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van valsheid in geschrift. De verdachte, geboren in 1974 en woonachtig in Wintelre, was directeur en aandeelhouder van een bedrijf dat zich bezighield met de in- en verkoop van metaalafval. De tenlastelegging omvatte het valselijk opmaken van inkoopverklaringen voor metaalafval, waarbij de werkelijke inkoopbedragen en hoeveelheden niet overeenkwamen met de opgemaakte documenten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 2007 tot en met 2010 meermalen inkoopverklaringen heeft opgemaakt die niet overeenkwamen met de werkelijkheid. Dit gebeurde door het opmaken van inkoopverklaringen op naam van verschillende getuigen, terwijl de inkoop in werkelijkheid niet had plaatsgevonden. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en de administratie van het bedrijf onderzocht en vastgesteld dat er sprake was van een onbetrouwbare kasadministratie, negatieve kassaldi en gefingeerde leningen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift door structureel valse inkoopverklaringen op te maken, wat heeft geleid tot een gevangenisstraf van drie maanden. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Strafrecht
Parketnummer: 01/993219-15
Datum uitspraak: 28 april 2015
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1974],
wonende te [adres 1].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 1 februari 2013, 20 september 2013, 7 april 2015 en 14 april 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 9 januari 2013. De zaak is ter terechtzitting van 20 september 2013 afgesplitst van de zaak tegen verdachte met het parketnummer 01/993217-10 en heeft toen voornoemd parketnummer gekregen.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de jaren 2007 tot en met 2010
te Wintelre (gemeente Eersel) en/of te Vessem (gemeente Eersel), althans in
Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) (een) inkoopverklaring(en) voor de inkoop en betaling van
metaalafval
-zijnde (telkens) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit
te dienen- valselijk heeft opgemaakt of heeft doen opmaken of vervalst of
heeft doen vervalsen,
hebbende hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) opzettelijk
valselijk en in strijd met de waarheid
(een) inkoopverklaring(en) gedateerd
-8 mei 2007 (D-001) en/of 12 december 2008 (D-002) op naam van [getuige 1] en/of
-15 maart 2007 (D-013), 4 mei 2007 (D-014), 19 september 2007 (D-015), 24
september 2007 (D-016), 28 januari 2008 (D-017), 2 februari 2008 (D-018), 20
maart 2008 (D-019), 22 augustus 2008 (D-020), 20 oktober 2008 (D-021) en/of 21
oktober 2009 (D-022) op naam van [getuige 2] van [bedrijf 1]
en/of
-20 september 2010 (D-025), 19 oktober 2010 (D-026), 8 november 2010 (D-027),
3 december 2010 (D-028), 23 december 2010 (D-029) en/of 31 december 2010
(D-030) op naam van [getuige 3] van [bedrijf 2] en/of
-2 april 2008 (D-031) op naam van [getuige 4] van [bedrijf 3]
en/of
-30 juli 2010 (D-058) en/of 29 september 2010 (D-061) op naam van [getuige 5]
van [bedrijf 4] en/of
-1 november 2007 (D-107), 28 november 2007 (D-108), 20 februari 2008 (D-109),
3 april 2008 (D-110), 7 mei 2008 (D-111), 5 juni 2008 (D-112), 27 juni 2008
(D-113), 21 augustus 2008 (D-114), 3 december 2008 (D-115) en/of 17 december
2010 (D-116) op naam van [getuige 6] van [bedrijf 5]
en/of
-10 april 2007 (D-117), 25 september 2007 (D-118), 24 december 2007 (D-119),
14 januari 2008 (D-120), 10 april 2008 (D-121), 16 mei 2008 (D-122), 29
augustus 2008 (D-123), 12 december 2008 (D-124), 24 september 2010 (D-125)
en/of 8 oktober 2010 (D-126) op naam van [getuige 7] van [bedrijf 6]
en/of
-22 januari 2007 (D-144), 5 maart 2007 (D-145), 25 april 2007 (D-146), 25
september 2007 (D-147), 14 april 2008 (D-148), 19 januari 2009 (D-149), 7
december 2009 (D-150) en/of 6 september 2010 (D-151) op naam van [getuige 8] van
[bedrijf 7] en/of
-4 februari 2010 (D-173) op naam van [getuige 9] van [bedrijf 8]
en/of
-9 augustus 2007 (D-174), 11 oktober 2007 (D-175), 4 december 2007 (D-176), 21
januari 2008 (D-177), 12 maart 2008 (D-178), 5 mei 2008 (D-179), 17 juni 2008
(D-180), 4 september 2008 (D-181), 28 november 2008 (D-182), 11 december 2008
(D-183), 23 april 2009 (D-184), 12 juni 2009 (D-185), 29 september 2009
(D-186), 27 november 2009 (D-187) en/of 18 januari 2010 (D-188) op naam van
[getuige 10] van [bedrijf 9] en/of
-6 april 2007 (D-196) en/of 31 mei 2010 (D-197) op naam van [getuige 11] van de
[bedrijf 10]
opgemaakt of laten opmaken, terwijl (telkens) in werkelijkheid het op de
inkoopverklaring vermelde metaalafval niet werd ingekocht van en/of (telkens)
het op de inkoopverklaring vermelde aankoopbedrag niet werd betaald aan
-[getuige 1] en/of
-[getuige 2] en/of de [bedrijf 1] en/of
-[getuige 3] en/of [bedrijf 2] en/of
-[getuige 4] en/of de [bedrijf 3] en/of
-[getuige 5] en/of [bedrijf 4] en/of
-[getuige 6] en/of de [bedrijf 5] en/of
-[getuige 7] en/of [bedrijf 6] en/of
-[getuige 8] en/of [bedrijf 7] en/of
-[getuige 9] en/of de [bedrijf 8] en/of
-[getuige 10] en/of [bedrijf 9] en/of
-[getuige 11] en/of de [bedrijf 10],
zulks (telkens) met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te
gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
EN
hij in of omstreeks de jaren 2007 tot en met 2010
te Wintelre (gemeente Eersel) en/of te Vessem (gemeente Eersel), althans in
Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) (een) inkoopverklaring(en) voor de inkoop van en betaling voor
metaalafval
-zijnde (telkens) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te
dienen-
valselijk heeft opgemaakt of heeft doen opmaken of vervalst of heeft doen
vervalsen,
hebbende hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) opzettelijk
valselijk en in strijd met de waarheid
(telkens) (een) inkoopverklaring(en) gedateerd
-4 juni 2009 (D-052), 4 september 2009 (D-053), 16 december 2009 (D-054)
en/of 26 januari 2010 (D-055) op naam van [getuige 12] van de
[bedrijf 4] en/of
-11 februari 2010 (D-056), 10 juni 2010 (D-057) en/of 3 september 2010 op naam
[getuige 5] van [bedrijf 4] en/of
-16 februari 2007 (D-127), 10 mei 2007 (D-128), 27 juni 2007 (D-129), 15
november 2007 (D-130), 1 februari 2008 (D-131) en/of 31 oktober 2008 (D-132)
op naam van [getuige 13] en/of
-31 maart 2008 (D-153), 14 januari 2009 (D-157), 9 april 2009 (D-158), 8 april
2010 (D-160) en/of 10 juni 2010 (D-161) op naam van [getuige 14] van de
[bedrijf 11]
opgemaakt of heeft doen opmaken
terwijl van
-[getuige 12] en/of [getuige 5] en/of de [bedrijf 4]
en/of
-[getuige 13] en/of
-[getuige 14] en/of de [bedrijf 11]
(telkens) in werkelijkheid een kleinere hoeveelheid metaalafval ingekocht werd
dan op de inkoopverklaring vermeld en/of (telkens) in werkelijkheid voor een
lager bedrag metaalafval ingekocht werd dan op de inkoopverklaring vermeld,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te
gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
EN
hij in of omstreeks de jaren 2007 tot en met 2010
te Wintelre (gemeente Eersel) en/of te Vessem (gemeente Eersel), althans in
Nederland,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) (een) inkoopverklaring(en) voor de inkoop van en betaling voor
metaalafval
-zijnde (telkens) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te
dienen-
valselijk heeft opgemaakt of heeft doen opmaken of vervalst of heeft doen
vervalsen,
hebbende hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) opzettelijk
valselijk en in strijd met de waarheid
(telkens) (een) inkoopverklaring(en) gedateerd
-12 april 2007 (D-004), 19 oktober 2007 (D-007), 30 januari 2008 (D-008), 18
juli 2008 (D-010), 23 april 2009 (D-011) en/of 22 september 2010 (D-012) op
naam gesteld van [getuige 15] en/of
-17 juni 2008 (D-067) op naam gesteeld van [getuige 16] en/of
-7 februari 2007 (D-073), 3 januari 2008 (D-075), 15 januari 2009 (D-077), 15
december 2009 (D-078) en/of 7 juli 2010 (D-079) op naam gesteld van
[getuige 17]
opgemaakt of heeft doen opmaken,
terwijl (telkens) in werkelijkheid metaalafval niet ingekocht werd van de op
de inkoopverklaring vermelde particuliere personen,
maar van de firma('s) waaraan deze particuliere perso(o)n(en) verbonden
is/zijn, te weten -respectievelijk- [bedrijf 12]
en/of [bedrijf 13] en/of [bedrijf 14],
zulks (telkens) met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te
gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Er zijn geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging vindt dat het reguliere boekenonderzoek bij [bedrijf 15] door de FIOD in 2010 niet als een regulier boekenonderzoek heeft te gelden maar als een opsporingsonderzoek, omdat het strafrechtelijk onderzoek naar verdachte reeds eerder was opgestart. Daarnaast stelt de verdediging dat de FIOD geen enkel verweer van verdachte op voorhand heeft onderzocht en dat zij bijgevolg zelf vele getuigen heeft moeten horen bij de rechter-commissaris. De verdediging wijst er voorts op dat [persoon] van de FIOD een prominente rol heeft gespeeld in het onderzoek en dat dit een risico op tunnelvisie met zich brengt. Nu het onderzoek derhalve een eenzijdig onderzoek betreft concludeert de verdediging tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie is van mening dat het op dit punt door de verdediging gevoerde verweer geen aanknopingspunten bevat om te komen tot het oordeel dat de officier van justitie niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard, zodat het verweer dient te worden verworpen.
Het oordeel van de rechtbank.
De niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging als een in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering voorzien rechtsgevolg is slechts in uitzonderlijke gevallen aan de orde. Voor zover hier van belang kan tot niet-ontvankelijkheid worden geconcludeerd indien sprake is van een vormverzuim waardoor de met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde, waarmee doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan.
De rechtbank is van oordeel dat uit de stukken van het geding en hetgeen summierlijk door de verdediging is aangevoerd een dergelijk vormverzuim niet aannemelijk is geworden, zodat het verweer strekkende tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie wordt verworpen. Voor zover het opsporingsonderzoek – naar de verdediging stelt – al tendeerde naar een eenzijdige, op verdachte gerichte oriëntatie, moet worden vastgesteld dat de verdediging gelegenheid heeft gehad (en benut) om daaraan tegenwicht te bieden, onder meer middels het bevragen van een groot aantal getuigen.
De bewijsmotivering.
Inleiding.
Met betrekking tot de gebruikelijke gang van zaken rondom de inkoop van metaalafval binnen de onderneming [bedrijf 15] is het volgende komen vast te staan [1] .
Verdachte is directeur en 50% aandeelhouder van [bedrijf 15]. De andere 50% wordt gehouden door mededirecteur [medeverdachte 1]. [bedrijf 15] houdt zich bezig met de in- en verkoop van metaalafval, waaronder hardmetaal, snelstaal en nikkel. Een enkele keer wordt messing of koper opgekocht maar dat is minimaal. Het afval bestaat uit massieve stukken metaal, alsmede uit poeder, slib, slijpsels en schaafsels, en ontstaat normaal gesproken bij werkzaamheden in metaal- en machinebedrijven, gereedschapsmakerijen, slijperijen en soortgelijke bedrijven.
[medeverdachte 1] verricht geen operationele activiteiten voor wat betreft de inzameling van metaalafval. Dat gebeurt door de werknemers [werknemer 1] en [werknemer 2]. Verdachte verzorgt de boekhouding en financiële administratie en houdt de kas bij. Verder is verdachte verantwoordelijk voor de verkoop. [werknemer 1] en [werknemer 2] leggen aan verdachte verantwoording af. Het ingekochte metaalafval is voor het overgrote deel geproduceerd door en afkomstig van bedrijven in de metaalnijverheid; verdachte is daarmee ook bekend.
[werknemer 1] en [werknemer 2] gaan bij de klanten langs en halen daar het metaalafval op. De partij wordt ter plaatse gewogen en (meestal) contant afgerekend op basis van de geldende dagprijs. Het komt voor dat een bedrijf de levering factureert aan [bedrijf 15]; alsdan vindt de betaling meestal per bank plaats. Soms vraagt de leverancier om een weegbon; deze wordt dan door [werknemer 1]/ [werknemer 2] ter plaatse uitgeschreven. Deze weegbon vermeldt de gegevens van de leverancier, adresgegevens en de ingekochte hoeveelheden metaalafval, uitgesplitst naar soort, hoeveelheid en prijs, alsmede een totaalprijs.
Deze weegbon wordt opgemaakt met behulp van een bonnenboekje waarin per pagina een doorslag daarvan (het dubbel) is opgenomen. De weegbon wordt in enkelvoud opgemaakt; het dubbel wordt niet gebruikt noch bewaard. [werknemer 1] heeft een bankpas waarmee hij contant geld kan pinnen; [werknemer 2] heeft geen bankpas en ontvangt de benodigde contanten van [werknemer 1], aan wie hij ook zijn uitgaven verantwoordt. [werknemer 1] verantwoordt op zijn beurt zijn uitgaven aan verdachte, die de kasadministratie opmaakt en bijhoudt.
Door [werknemer 1] en [werknemer 2] wordt geregeld aan verdachte doorgegeven wat er is gekocht, hoeveel kilogram, tegen welke prijs en van wie. [werknemer 2] verklaarde dat hij voor zichzelf altijd een notitie maakte van zijn inkopen met daarop de naam van het bedrijf en de contactpersoon, de kilogrammen en de betaalde bedragen. [werknemer 1] hield zijn inkopen bij op zijn Blackberry telefoon. Tevens hield hij daarin zijn lopende zakelijke contacten bij. Voor zover een transactie werd gerealiseerd gaf [werknemer 1] de betreffende gegevens door aan verdachte. Het ging dan steeds om de bedrijfsnaam en de naam van de contactpersoon, de kilogrammen en de prijzen alsmede de totaalprijs. Op basis van de opgave van [werknemer 2] en [werknemer 1] maakt verdachte een zogenaamde inkoopverklaring op die volgens verdachte aan de geadresseerde wordt toegezonden. Voor zover de aangetroffen inkoopverklaringen geen postcode vermelden zijn deze niet aan de geadresseerden toegezonden.
Vanaf 1 januari 2007 geldt voor ondernemers die zich bezig houden met het opkopen van metaalafval van andere ondernemers de zogenaamde BTW-verleggingsregeling. Dit betekent dat niet de leverancier van de goederen de omzetbelasting verschuldigd is maar de afnemer. Laatstgenoemde dient aan de fiscus de verschuldigde BTW op te geven maar kan deze meteen ook weer als voorbelasting in aftrek brengen. De systematiek heeft tot gevolg dat goederenstromen aldus kunnen worden gevolgd en gecontroleerd. Indien metaalafval van een ondernemer wordt betrokken dan dient de uit te reiken factuur (hetzij door de leverancier, hetzij – in geval van ‘self-billing’ – door de afnemer) aan bepaalde eisen te voldoen, waaronder de naam en het adres van de betrokken leverancier. Bij het afnemen van metaalafval, afkomstig van een particulier, bestaat geen verplichting om een factuur uit te reiken, noch voor de particuliere leverancier, noch voor de afnemer. Indien echter een factuur wordt opgemaakt dan dient deze in beginsel te voldoen aan de hiervoor bedoelde eisen die gelden in het verkeer tussen ondernemers.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van het achtste ([getuige 8]), tiende ([getuige 10]) en elfde ([getuige 11]) gedachtestreepje.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft algehele vrijspraak bepleit.
Het oordeel van de rechtbank.
Vrijspraak.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte de inkoopverklaringen, opgesomd achter het derde ([getuige 3]), vierde ([getuige 4]), vijfde ([getuige 5]), achtste ([getuige 8]), tiende ([getuige 10]) en elfde ([getuige 11]) gedachtestreepje valselijk heeft opgemaakt c.q. doen opmaken respectievelijk vervalst of doen vervalsen en spreekt hem daarvan vrij.
Ten aanzien van [getuige 3], [getuige 8], [getuige 10] en [getuige 11] heeft te gelden dat in het licht van hun verklaringen ten overstaan van de rechter-commissaris niet buiten redelijke twijfel vastgesteld kan worden dat de in de tenlastelegging genoemde inkoopverklaringen geen betrekking hebben op daadwerkelijk gedane inkopen en daarmee samenhangende betalingen.
Met betrekking tot de inkoopverklaring ten name van [getuige 4] heeft [getuige 4] bij zowel de FIOD als de rechter-commissaris verklaard dat de inkoopverklaring van 2 april 2008 geen daadwerkelijke levering en betaling vertegenwoordigt en dat hij sedert 11-12 jaar geen restafval heeft verkocht. De rechtbank ziet echter in de uit het onderzoek naar de onder [werknemer 1] in beslag genomen Blackberry aanleiding tot gerede twijfel. [werknemer 1] verklaarde dat hij middels zijn Blackberry het een en ander bijhield van zijn aankopen. In het door de FIOD gegenereerde bestand [2] is het volgende te lezen:
‘[bedrijf 3] (…) [getuige 4] (…) 02-04-08 HM opgehaald 902 kg a 13,- p/kg en 180 kg slib a 2,- p/kg’.
De rechtbank ziet hierin een objectieve aanwijzing dat er op die datum een transactie is geweest zoals in de op 2 april 2008 gedateerde inkoopverklaring D-031 is verwoord.
Ten aanzien van de twee inkoopverklaringen (D-058 en D-061) ten name van [getuige 5] overweegt de rechtbank dat gelet op de stukken en de afgelegde verklaringen op zichzelf vaststaat dat er in 2010 (tenminste vier) transacties zijn verricht waarbij door [getuige 5] c.q. [bedrijf 4] metaalafval is geleverd aan [bedrijf 15]. Ten aanzien van de twee in de tenlastelegging genoemde inkoopverklaringen (van 30 juli 2010 en 29 september 2010) merkt [getuige 5] bij de FIOD op dat deze met zekerheid geen betrekking hebben op daadwerkelijke transacties, zonder evenwel daarbij aan te geven waarom hij dat zo zeker weet ten aanzien van deze specifieke transacties. Bezien in het licht van het totale aantal door [getuige 5] met [bedrijf 15] verrichte transacties (door [getuige 5] geschat op maximaal 30) en bij gebreke van enige ondersteuning voor de bewering van [getuige 5] dat de twee in de inkoopverklaringen genoemde transacties niet hebben plaatsgevonden heeft de rechtbank niet de overtuiging bekomen dat deze niet hebben plaatsgevonden.
Bijzondere bewijsoverwegingen.
Ten aanzien van het eerste gedachtestreepje, de 2 inkoopverklaringen ten name van [getuige 1].
[getuige 1] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij bij zijn verhoor door de FIOD voor het eerst werd geconfronteerd met inkoopverklaringen op zijn naam ter zake verkoop van metaalafval aan [bedrijf 15] en dat hij verdachte om opheldering had gevraagd nu hij nooit iets met metalen had gedaan en ook nooit afspraken had gemaakt met verdachte over het op zijn naam zetten van facturen. Verdachte vertelde hem dat [getuige 1] hen ooit zou hebben voorgesteld aan een kennis met een productiebedrijf in Hongarije. Verdachte en [medeverdachte 1] wilden bloemenrekken laten produceren in Hongarije en hadden daar afspraken over gemaakt. [getuige 1] wist daar niets van. Het feit dat de facturen op naam waren gesteld van [getuige 1] had volgens verdachte daar mee te maken. [getuige 1] snapte niet waarom niet de naam van de juiste persoon was gebruikt, maar moest het hier maar mee doen. Verdachte heeft desgevraagd ter zitting deze lezing van de getuige bevestigd. Daarmee staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat de eerdere ontkenning van verdachte, inhoudende dat [getuige 1], anders dan deze had verklaard, wel leveringen had gedaan, geen stand kan houden en dat verdachte opzettelijk, om hem moverende redenen, een transactie heeft gefingeerd tussen [bedrijf 15] en [getuige 1] door het valselijk opmaken van twee inkoopverklaringen.
Ten aanzien van het tweede gedachtestreepje, de 10 inkoopverklaringen ten name van [getuige 2] van [bedrijf 1].
Uit de verklaring van [getuige 2] bij zowel de FIOD als bij de rechter-commissaris volgt dat hij weliswaar metaalafval heeft geleverd aan [bedrijf 15] in de persoon van [werknemer 1], maar dat dit gebeurde op basis van een factuur die [getuige 2] aan [bedrijf 15] zond, welke factuur vervolgens per bank werd betaald. [getuige 2] kent de hem getoonde inkoopverklaringen niet en stelt dat de daarin verantwoorde transacties niet hebben plaatsgevonden. Deze verklaring van [getuige 2] is niet onverenigbaar met de verklaringen die [werknemer 1] heeft afgelegd en waarin hij onder meer verklaart dat sommige klanten betaald werden per bank op basis van een factuur van de betreffende leverancier. De rechtbank stelt vast dat bij het onderzoek naar de administratie van [bedrijf 15] ook een factuur van [getuige 2] is aangetroffen [3] .
Ten aanzien van het zesde gedachtestreepje, de 10 inkoopverklaringen ten name van [getuige 6] van [bedrijf 5].
[getuige 6] heeft bij zowel de FIOD als de rechter-commissaris verklaard dat hij de hem getoonde inkoopverklaringen niet kent. Hij heeft een herslijpbedrijf en produceert jaarlijks circa 100 kg slib. Uit zijn verklaringen en die van zijn zoon leidt de rechtbank af dat er wel levercontacten zijn geweest in 2006 en (mogelijk) 2007, maar dat dat zeker niet het geval is geweest na 2007. De Blackberry van [werknemer 1] vermeldt voor 2007 [4] :
“[bedrijf 5] (…) slib a 7,50 nov07 (…) loopt”.
Nu geen hoeveelheden of betaalde prijzen zijn vermeld en de status ‘loopt’ aan deze relatie is toegekend (hetgeen er op kan duiden dat [getuige 6] mogelijk slechts de status had van ‘prospect’) ziet de rechtbank hierin bevestiging dat er geen leveringen hebben plaatsgevonden na 2007, mede in aanmerking genomen hetgeen [werknemer 1] in zijn verklaring bij de FIOD heeft verklaard met betrekking tot het bijhouden en overschrijven van zijn gegevens in zijn Blackberry [5] . De rechtbank stelt vast dat er na 2007 geen data in de Blackberry zijn aangetroffen die duiden op transacties met [getuige 6] dan wel de onderneming van [getuige 6]. Het vorenstaande brengt de rechtbank ertoe verdachte vrij te spreken waar het betreft de inkoopverklaringen van 1 en 28 november 2007, nu in het licht van de verklaringen van [getuige 6] en de gegevens uit de Blackberry van [werknemer 1] niet valt uit te sluiten dat in november 2007 leveringen van metaalafval hebben plaatsgevonden.
De rechtbank komt tot een bewezenverklaringen ten aanzien van de overige acht inkoopverklaringen.
Ten aanzien van het zevende gedachtestreepje, de 10 inkoopverklaringen ten name van [getuige 7] van [bedrijf 6].
[getuige 7] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij metaalafval geleverd heeft tot ongeveer medio 2007. Hij leverde dit zelf af bij verdachte aan diens woonadres. Dit is bevestigd door de echtgenote van verdachte. Zij weet niet of er na de verhuizing naar [adres 1] ook nog mensen langs kwamen om metaalafval te brengen; er was bij dat nieuwe huis geen opslag. [getuige 7] verklaart dat hij voor het laatst bij verdachte langs geweest is bij diens nieuwe woning, toen deze nog in aanbouw was. Daarna is er niet meer geleverd. Hij ontkent in 2008 of 2010 nog te hebben geleverd. [werknemer 1] verklaarde zelf geen bemoeienis te hebben gehad met [getuige 7]; die deed rechtstreeks zaken met verdachte. Uit het voorgaande volgt dat verdachte vrijgesproken moet worden met betrekking tot de inkoopverklaringen van 10 april 2007, 25 september 2007 en 24 december 2007. De rechtbank komt tot een bewezenverklaring ten aanzien van de overige zeven inkoopverklaringen.
Ten aanzien van het negende gedachtestreepje, de inkoopverklaring ten name van [getuige 9] van [bedrijf 8].
Uit de verklaringen van [getuige 18] en [getuige 9] leidt de rechtbank af dat er, anders dan de inkoopverklaring van 4 februari 2010 doet vermoeden, geen levering van metaalafval heeft plaatsgevonden. [werknemer 1] verklaart dat hij [getuige 9] niet kent terwijl [werknemer 2] aangeeft dat hij geen zaken deed met [getuige 9]. Verdachtes verklaring dat hij de gegevens op de inkoopverklaring – naar hij aanneemt – heeft doorgekregen van [werknemer 2] verdient in het licht van deze verklaringen geen geloof.
Ten aanzien van het twaalfde en dertiende gedachtestreepje, de 7 inkoopverklaringen (D-052, 053, 054, 054, 055, 056, 057 en 059) ten name van [getuige 12] of [getuige 5] van [bedrijf 4].
De rechtbank is van oordeel dat uit de vergelijking tussen enerzijds de genoemde inkoopverklaringen en anderzijds de weegbonnen, in combinatie met de verklaringen van [getuige 12], [getuige 5] en [werknemer 1] de gevolgtrekking kan worden gemaakt dat de inkoopverklaringen geen juiste weergave behelzen van de transacties zoals die door [werknemer 1] namens [bedrijf 15] zijn verricht en waarvan de gegevens aan verdachte zijn doorgegeven ter administratieve verwerking. [werknemer 1] heeft bij de FIOD verklaard dat de weegbonnen die door [getuige 14] aan de FIOD ter beschikking zijn gesteld van zijn hand zijn, dat hij de wegbonnen altijd eerlijk en correct heeft ingevuld en dat hij zijn werkelijke inkoopgegevens eerlijk aan verdachte doorgeeft. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat – net als ten aanzien van de inkoopverklaringen ten name van [getuige 14] c.q. [bedrijf 11] – sprake is geweest van twee weegbonnen per transactie, die door verdachte telkens zijn samengevat in één inkoopverklaring. Het dossier biedt eenvoudigweg geen enkele steun voor een dergelijk scenario.
Ten aanzien van het veertiende gedachtestreepje, de 6 inkoopverklaringen ten name van [getuige 13].
De rechtbank stelt vast dat [getuige 13] zowel bij de FIOD als de rechter-commissaris consistent verklaart en ziet in hetgeen [werknemer 1] in afwijking daarvan bijna drie jaar later bij de rechter-commissaris heeft verklaard geen aanleiding om aan die eerdere verklaringen te twijfelen. De rechtbank acht daarom bewezen dat de inkoopverklaringen ten name van [getuige 13] afwijken van de daadwerkelijk verrichte transacties in die zin dat er hogere hoeveelheden en/of prijzen zijn vermeld dan daadwerkelijk geleverd en/of uitbetaald.
Ten aanzien van het vijftiende gedachtestreepje, de 5 inkoopverklaringen ten name van [getuige 14] van [bedrijf 11].
Ook hier is de rechtbank van oordeel dat uit de vergelijking tussen enerzijds de genoemde inkoopverklaringen en anderzijds de weegbonnen, in combinatie met de consistente verklaringen van [getuige 14] ten overstaan van de FIOD en de rechter-commissaris de gevolgtrekking kan worden gemaakt dat de inkoopverklaringen geen juiste weergave behelzen van de transacties zoals die door [werknemer 1] namens [bedrijf 15] zijn verricht en waarvan de gegevens aan verdachte zijn doorgegeven ter administratieve verwerking. [werknemer 1] heeft bij de FIOD verklaard dat de weegbonnen die door [getuige 14] aan de FIOD ter beschikking zijn gesteld van zijn hand zijn, dat hij de weegbonnen altijd eerlijk en correct heeft ingevuld en dat hij zijn werkelijke inkoopgegevens eerlijk aan verdachte doorgeeft. De rechtbank gaat voorbij aan de verklaring van [werknemer 1] ten overstaan van de rechter-commissaris dat er per transactie met [getuige 14] twee bonnen werden opgemaakt en dat die twee bonnen door verdachte telkens in één inkoopverklaring waren samengevat, in aanmerking genomen:
  • het feit dat deze lezing uitdrukkelijk door [getuige 14] wordt tegengesproken;
  • het (late) tijdstip waarop [werknemer 1] voor het eerst met deze gang van zaken naar voren komt;
  • dat ook verdachte niet eerder een dergelijke verklaring heeft verschaft voor de verschillen tussen de inkoopverklaringen en de weegbonnen;
  • de inhoud en wijze van totstandkoming van de verklaring van [werknemer 1]
  • dat uit het feit dat [werknemer 1] ter zake één levering twee bonnen uitschreef waarin hij de geleverde hoeveelheid afvalmetaal in twee porties opdeelde, welke twee bonnen vervolgens door verdachte in één inkoopverklaring zijn samengevoegd logischerwijs voortvloeit dat de prijzen per kilogram in de inkoopverklaring en die vermeld op de weegbon overeen moeten komen. Ter terechtzitting is door de rechtbank vastgesteld dat in een aantal gevallen de prijs per kilogram in de inkoopverklaring niet overeen komt met de prijs per kilogram zoals vermeld op de weegbon. Verdachte heeft hiervoor desgevraagd ter zitting geen bevredigende verklaring verschaft.
Ten aanzien van het zestiende, zeventiende en achttiende gedachtestreepje, respectievelijk de 6 inkoopverklaringen ten name van [getuige 15], de inkoopverklaring ten name van [getuige 16] en de 5 inkoopverklaringen ten name van [getuige 17].
De rechtbank heeft hiervoor uiteengezet aan welke eisen de inkoopverklaring dient te voldoen. De inkoopverklaring dient een weergave te behelzen van de transactie die in werkelijkheid heeft plaatsgevonden, hetgeen betekent dat deze ook een opgave dient te bevatten van degene die in juridische zin als leverancier van het metaalafval en ontvanger van de koopsom moet worden aangemerkt.
Ten aanzien van de inkoopverklaringen ten name van [getuige 15], [getuige 16] en [getuige 17] staat op grond van de bewijsmiddelen vast dat zij ter zake de leveranties optraden namens en ten behoeve van de ondernemingen waaraan zij waren verbonden, te weten [bedrijf 12] en [bedrijf 16], [bedrijf 13] respectievelijk [bedrijf 14]. Vast is ook komen te staan dat verdachte ermee bekend was dat genoemde personen niet als particulier leverden maar in hun hoedanigheid van functionaris, verbonden aan genoemde vennootschappen. De omstandigheid dat de betrokken personen zelf niet aan de bel trokken vanwege de onjuiste tenaamstelling acht de rechtbank in dit verband zonder betekenis, al was het alleen al vanwege het feit dat [getuige 16] en [getuige 17] verklaarden dat zij tot aan hun verhoor door de FIOD nimmer kennis hadden genomen van de op hun naam gestelde inkoopverklaringen en [getuige 15] bij de rechter-commissaris verklaarde dat verdachte ‘bij ons [kwam] vragen of wij hardmetaal slib afval hadden. Dat was bij het [bedrijf 12], periode 2005/2006. (…) [verdachte] was toen al onder de vlag van [bedrijf 15] bezig’.
Ten aanzien van alle drie gaat de rechtbank er op grond van de verklaringen van [werknemer 1] bij de FIOD en de data zoals aangetroffen op zijn Blackberry van uit dat [werknemer 1] bij zijn opgave van de transactiegegevens melding maakte van de naam van het bedrijf en de persoon met wie hij contact had gehad. Door desondanks en in afwijking hiervan op de inkoopverklaring slechts de naam van deze contactpersoon te vermelden en niet de naam van de onderneming te wiens behoeve deze contactpersoon handelde heeft verdachte deze inkoopverklaring in strijd met de waarheid opgemaakt. Verdachte heeft tegenover de FIOD verklaard dat hij natuurlijk wel weet dat het metaalafval afkomstig is van bedrijven. Desondanks mag hij – aldus verdachte – de contactpersoon als zijn leverancier beschouwen en als zodanig in de inkoopverklaring opnemen zolang hij van het bedrijf van de contactpersoon geen factuur ontvangt en dat er onder die omstandigheden sprake is van een particuliere inkoop.
In het licht van hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen moet dit standpunt van verdachte als onjuist terzijde worden gesteld. Het door verdachte aangehaalde (en door de Hoge Raad in stand gelaten) arrest van het gerechtshof te Arnhem [6] leidt niet tot een ander oordeel, al was het maar omdat het in die zaak ging om de vraag of van de belanghebbende in het kader van de juiste vaststelling van de belastbare winst voor de heffing van de vennootschapsbelasting gevergd kon worden de namen te kennen of te noemen van degenen van wie hij materialen inkoopt. In die zaak was kennelijk door de belanghebbende aannemelijk gemaakt dat het verre van eenvoudig zo niet ondoenlijk was om elke goederenbeweging exact te volgen en administreren. In de onderhavige zaak gaat het er echter niet om dat verdachte niet inzichtelijk heeft gemaakt bij wie de inkopen plaats hebben gevonden, maar dat de inkoopverklaringen in strijd met de waarheid vermelden dat de inkopen zijn gedaan bij natuurlijke personen, hierbij in aanmerking nemend de verklaring van verdachte dat hij heeft beoogd aan te geven dat het inkopen van particulieren betrof. Dit, terwijl de goederen in werkelijkheid van bedrijven zijn betrokken met een eigen rechtspersoonlijkheid. Verdachte was ermee bekend dat de leveranties afkomstig waren van bedrijven en niet van particulieren. [werknemer 1] en [werknemer 2] hebben verklaard dat zij deze gegevens met verdachte communiceerden en blijkens de onder hen in beslag genomen gegevensdragers hielden zij deze gegevens ook bij. De op de door verdachte zelf opgemaakte inkoopverklaringen vermelde adressering betrof (doorgaans) het bedrijfsadres van de leveranciers.
De rechtbank acht zich in haar overtuiging, dat verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft begaan, gesterkt en gesteund door de bevindingen naar aanleiding van het onderzoek naar de – door verdachte bijgehouden – kasadministratie van [bedrijf 15]. Uit deze bevindingen blijkt onder meer dat in de onderzochte periode regelmatig sprake was van (dreigende) negatieve kassaldi. Het optreden van een negatieve kas is een te verwachten gevolg indien op papier (inkoopverklaringen) meer contanten worden uitgegeven dan in werkelijkheid, waarbij sprake is van minder transacties respectievelijk lagere transactiebedragen. Verdachte heeft weliswaar verklaard dat regelmatig leningen werden verstrekt door hemzelf en zijn zakenpartner [medeverdachte 1] in de vorm van
contantekasstortingen en dat derhalve nimmer een negatieve kas is ontstaan, maar verdachte ziet er met die verklaring aan voorbij dat de door hem genoemde geldleningen weliswaar voorkomen dat in het bedrijf in
boekhoudkundigopzicht een kastekort ontstaat, maar dat daarmee nog niet is komen vast staan dat die stortingen ook feitelijk hebben plaatsgehad, en evenmin hieruit kan worden verklaard hoe deze
contantekasgelden in handen kwamen van [werknemer 1] (en via hem van [werknemer 2]). Uit de afgelegde verklaringen van zowel verdachte als [werknemer 1] blijkt dat [werknemer 1] de contanten die hij en [werknemer 2] nodig hadden om hun werk te kunnen doen verkreeg door met de bankpas van [bedrijf 15] geldbedragen te pinnen. Nog daargelaten dat volgens het onderzoek [verdachte] niet de beschikking had over de door hem beweerdelijk uitgeleende gelden en dat [medeverdachte 1] zelfs heeft ontkend aldus geld te hebben uitgeleend, is de rechtbank uit niets gebleken dat verdachte in de onderzochte periode geld in contanten aan [werknemer 1] en/of [werknemer 2] ter hand heeft gesteld, teneinde hen in staat te stellen daarmee inkopen ten behoeve van [bedrijf 15] te verrichten.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de uitgewerkte bewijsmiddelen in de bewijsbijlage, in onderling verband en samenhang bezien met hetgeen hiervoor is overwogen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
in de jaren 2007 tot en met 2010 te Vessem (gemeente Eersel), meermalen, telkens
een inkoopverklaring voor de inkoop en betaling van metaalafval -zijnde telkens een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen- valselijk heeft opgemaakt,
hebbende hij, verdachte, telkens opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid
een inkoopverklaring gedateerd
- 8 mei 2007 en 12 december 2008 op naam van [getuige 1] en
- 15 maart 2007, 4 mei 2007, 19 september 2007, 24 september 2007, 28 januari 2008,
2 februari 2008, 20 maart 2008, 22 augustus 2008, 20 oktober 2008 en 21 oktober 2009 op naam van [getuige 2] van [bedrijf 1] en
- 20 februari 2008, 3 april 2008, 7 mei 2008, 5 juni 2008, 27 juni 2008, 21 augustus 2008,
3 december 2008 en 17 december 2010 op naam van [getuige 6] van [bedrijf 5] en
- 14 januari 2008, 10 april 2008, 16 mei 2008, 29 augustus 2008,
12 december 2008, 24 september 2010 en 8 oktober 2010 op naam van [getuige 7] van [bedrijf 6] en
- 4 februari 2010 op naam van [getuige 9] van [bedrijf 8]
opgemaakt, terwijl telkens in werkelijkheid het op de inkoopverklaring vermelde metaalafval niet werd ingekocht van en telkens het op de inkoopverklaring vermelde aankoopbedrag niet werd betaald aan
- [getuige 1] en
- [getuige 2] of [bedrijf 1] en
- [getuige 6] of [bedrijf 5] en
- [getuige 7] of [bedrijf 6] en
- [getuige 9] of [bedrijf 8],
zulks telkens met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
EN
in de jaren 2007 tot en met 2010 te Vessem (gemeente Eersel), meermalen, telkens
een inkoopverklaring voor de inkoop van en betaling voor metaalafval -zijnde telkens een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen- valselijk heeft opgemaakt,
hebbende hij, verdachte, telkens opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid telkens een inkoopverklaring gedateerd
- 4 juni 2009, 4 september 2009, 16 december 2009 en 26 januari 2010 op naam van [getuige 12] van [bedrijf 4] en
- 11 februari 2010, 10 juni 2010 en 3 september 2010 op naam van [getuige 5] van [bedrijf 4] en
- 16 februari 2007, 10 mei 2007, 27 juni 2007, 15 november 2007, 1 februari 2008 en
31 oktober 2008 op naam van [getuige 13] en
- 31 maart 2008, 14 januari 2009, 9 april 2009, 8 april 2010 en 10 juni 2010 op naam van [getuige 14] van [bedrijf 11],
opgemaakt, terwijl van
- [getuige 12] en/of [getuige 5] of [bedrijf 4] en
- [getuige 13] en
- [getuige 14] of [bedrijf 11]
telkens in werkelijkheid een kleinere hoeveelheid metaalafval ingekocht werd dan op de inkoopverklaring vermeld en/of telkens in werkelijkheid voor een lager bedrag metaalafval ingekocht werd dan op de inkoopverklaring vermeld,
zulks telkens met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken;
EN
in de jaren 2007 tot en met 2010 te Vessem (gemeente Eersel), meermalen, telkens een inkoopverklaring voor de inkoop van en betaling voor metaalafval -zijnde telkens een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen- valselijk heeft opgemaakt,
hebbende hij, verdachte, telkens opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid telkens een inkoopverklaring gedateerd
- 12 april 2007, 19 oktober 2007, 30 januari 2008, 18 juli 2008, 23 april 2009 en
22 september 2010 op naam gesteld van [getuige 15] en
- 17 juni 2008 op naam gesteld van [getuige 16] en
- 7 februari 2007, 3 januari 2008, 15 januari 2009, 15 december 2009 en 7 juli 2010 op naam gesteld van [getuige 17]
opgemaakt,
terwijl telkens in werkelijkheid metaalafval niet ingekocht werd van de op de inkoopverklaring vermelde particuliere personen, maar van de firma's waaraan deze particuliere personen verbonden zijn, te weten -respectievelijk- [bedrijf 12] and [bedrijf 16] en/of [bedrijf 13] en/of [bedrijf 14],
zulks telkens met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
De officier van justitie maakt kenbaar voornemens te zijn een vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging is van mening dat verdachte geen vrijheidsbenemende straf dient te worden opgelegd.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift in de jaren 2007 tot en met 2010, door structureel valse inkoopverklaringen op te maken.
Verdachte heeft daardoor langdurig op grove wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen dat de overheid en bedrijven in het economisch verkeer in elkaar stellen dat een juiste, volledige en voor de overheid controleer- en verifieerbare administratie gevoerd wordt.
Kijkend naar de persoon van verdachte houdt de rechtbank ten voordele van verdachte rekening met de omstandigheid dat sinds het tijdstip waarop de door hem gepleegde strafbare feiten hebben plaatsgehad geruime tijd is verstreken, terwijl verdachte, voor zover nu bekend, in deze periode geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden passend en geboden is. Het opleggen van een taakstraf of een geldboete zou geen recht doen aan de aard en ernst van het bewezen verklaarde noch aan de periode gedurende welke de feiten zich hebben voorgedaan.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 57, 63, 225.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
Valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf.
Gevangenisstrafvoor de duur van
3 maanden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W. Schoorlemmer, voorzitter,
mr. S.J.W. Hermans en mr. M.Th. van Vliet, leden,
in tegenwoordigheid van M.J.H. Rijnbeek, griffier,
en is uitgesproken op 28 april 2015.
Bewijsbijlage ten aanzien van [verdachte], parketnummer 01/993219-15. [7]
Inleiding.
V07-01. Het proces-verbaal van verhoor van [werknemer 1], op ambtsbelofte opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] op 23 mei 2011:
P266
[medeverdachte 1] en [verdachte] zijn de baas van [bedrijf 15] en dus van mij. Ik onderhoud contacten met afnemers van het metaalafval. Administratief doe ik niet veel. Ik moet mijn kas uiteraard bijhouden. [werknemer 2] en ik zorgen voor de werving en benadering van klanten, ook nieuwe.
P267
[werknemer 2] verantwoordt zijn kas naar mij toe. Vervolgens verantwoord ik de kas steeds naar [verdachte]. Die doet dan weer de verdere administratie van de kas.
In onze bestelbus hebben wij een weegschaal, die gaat tot 300 kilogram. Normaliter wegen wij daarop het aangeboden metaalafval, soms ook wordt dit door het bedrijf zelf gewogen. Het gaat als volgt. Ik ga naar een bedrijf toe. Ik weeg het afval en bied een prijs. Ik ken de dagprijzen. Dat is een prijs die ik vervolgens contant aan het bedrijf betaal. Het komt ook wel voor dat bedrijven een factuur sturen die dan per bank betaald wordt. Sommige bedrijven vragen om een bon. Die schrijf ik dan ter plekke uit. Het is een soort weegbon. Hierop staat vermeld de kg en de prijs. Ik maak die bon in enkelvoud op. Meestal, in 95% van de inkopen, gaat het om afval van hardmetaal, soms wat HSS en wat slijpsel. Dat kan ik wel onthouden. Vervolgens stuurt het bedrijf waar ik de inkoop het gedaan zelf een factuur naar [bedrijf 15], maar als ze dat niet doen dan zeg ik vaak dat [bedrijf 15] nog een creditnota zal sturen. Nogmaals ik koop in, geef dat door aan [verdachte], verantwoord mijn kas en voor zover afgesproken en voor zover volgens mij ook gebeurt wordt er dan in de administratie van [bedrijf 15] een creditnota opgemaakt en aan die bedrijven toegezonden en worden de geldbedragen boekhoudkundig verwerkt. Ik houd geen kasboek bij, ik registreer verder niets. Steeds geef ik aan [verdachte] door, mondeling of per mail, wat ik gekocht heb en hoe het met het kasgeld is. Ik doe dit zo omdat dit ook zo door [medeverdachte 1] en [verdachte] tegen mij gezegd is. Het komt niet voor dat ik geldbedragen krijg van [medeverdachte 1] en/of [verdachte]. Ik kan zelf tot € 5.000,- per dag pinnen op de bankrekening van [bedrijf 15]
P268
[verdachte] is degene die de verdere administratie en boekhouding van [bedrijf 15] bijhoudt. U toont mij een inkoopverklaring. Ik ken die documenten niet. Ik heb deze documenten nooit eerder gezien.
G32-01. Het proces-verbaal van verhoor van [werknemer 2], op ambtsbelofte opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] op 25 mei 2011:
P429
Ik koop metalen in bij bedrijven in heel Nederland. Het contante geld dat ik daarvoor nodig heb, wordt door [werknemer 1] bij de bank gepind en aan mij gegeven. Als ik inkopen gedaan heb, geef ik de gegevens daarover door. Ik maak namelijk voor mezelf een briefje van de inkopen met daarop de naam van het bedrijf, en altijd de naam van de contactpersoon, de aantallen kg en de bedragen die ik heb betaald. Over het algemeen geef ik mijn gegevens rechtstreeks door aan [verdachte].
Als ik bij een bedrijf ben dat een bon wil hebben, schrijf ik die uit, in tweevoud. Ik geef het origineel aan het bedrijf en gooi de doorslag weg.
Ik zie op deze (Rb: aan getuige getoonde) inkoopverklaringen alleen maar particuliere namen staan. Dat begrijp ik niet. Wij kopen voornamelijk toch alleen maar in bij bedrijven en die gegevens worden doorgegeven.
V04-03. Het proces-verbaal van verhoor van [verdachte], op ambtsbelofte opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] op 25 mei 2011:
P224
Ik kan bevestigen wat door [werknemer 1] wordt verklaard. Inkopen is zijn werk. [werknemer 1] geeft de inkoopgegevens, zoals naam, adres, gewichten, soorten metaal en bedragen aan mij door. En ik verwerk die inkopen verder in de administratie van [bedrijf 15]. Alle inkoopverklaringen die in de administratie van [bedrijf 15] voorkomen zijn door mij geschreven en opgemaakt. Als ik inkoopgegevens van [werknemer 1] doorkrijg en de leverancier stuurt mij geen factuur daarvoor, dan kan ik niet weten van wie die inkoop afkomstig is en maak ik een inkoopverklaring op naam van degene die bekend is, dus de contactpersoon. Dit is dan voor mij de leverancier geworden. Ik vind dan dat ik bij een particulier inkoop. Omdat ik anders mijn inkoop niet kan verklaren. Natuurlijk weet ik wel dat metaalafval van bedrijven afkomstig is.
V04-04. Het proces-verbaal van verhoor van [verdachte], op ambtsbelofte opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 2] op 25 mei 2011:
P229
[werknemer 1] maakt notities bij inkopen en mailt die aan mij door. Bij [bedrijf 15] worden ook bonnenboekjes gebruikt door [werknemer 1] en [werknemer 2]. In voorkomende gevallen wordt een dergelijke bon opgemaakt bij een inkoop. Ik ben er niet bij als dat gebeurt maar ik heb wel doorschriften van die bonnen ontvangen van [werknemer 1]. U zult die dan in de administratie terugvinden, maar ik sluit niet uit dat bonnen niet bewaard zijn gebleven en dus vernietigd zijn.
V04-06. Het proces-verbaal van verhoor van [verdachte], op ambtsbelofte opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 2] op 26 mei 2011:
P242
Ik ben met u eens dat ik slordig schrijf, maar als ik één keer per week de inkoopverklaringen opmaak dan ga ik sneller schrijven waardoor het niet altijd duidelijker wordt.
U houdt mij voor dat uit de boekhouding/administratie van [bedrijf 15] naar voren komt dat er bij 95% van de inkopen sprake zou zijn van een particuliere leverancier of een privépersoon en dat dit zich niet verhoudt met de werkelijke gang van zaken en evenmin met de verklaringen van [medeverdachte 1], [werknemer 1] en [werknemer 2]. Ik verklaar dan dat de boekhouding/administratie anders uitwijst. Het is gewoon wel zo.
AH-016 / AH-016A, p546 t/m 558 en p559 t/m 564.
Proces-verbaal van bevindingen kasadministratie [bedrijf 15].
P546
In het strafrechtelijk onderzoek tegen [bedrijf 15] terzake verdenkingen van onder meer het plegen van valsheid in geschrifte, is bij diverse doorzoekingen administratie van verdachte [bedrijf 15] in beslag genomen over de periode 2007 tot en met 2010.
Een groot gedeelte van die administratie bestaat uit facturen/inkoopverklaringen, betreffende afhalingen c.q. contante inkopen van metaalafval, en de verwerking van die inkopen in de kasadministratie. Dit gedeelte van de inbeslaggenomen administratie is nader onderzocht. Daarbij zijn een groot aantal onregelmatigheden en opmerkelijke feiten en omstandigheden naar voren gekomen. Het betreft i.c. de volgende bevindingen.
* nagenoeg alle aangetroffen inkoopverklaringen van [bedrijf 15] zijn opgemaakt ten name van particulieren;
* alle aangetroffen inkoopverklaringen zijn handmatig, dus met pen geschreven, opgemaakt en met hetzelfde handschrift;
* namen en adressen alsmede de inhoudelijke omschrijvingen èn de bedragen op de inkoopverklaringen zijn slordig geschreven;
* het is opmerkelijk dat hele series inkoopverklaringen lijken te zijn opgemaakt met dezelfde pen (zwart of blauw) terwijl sprake is van meerdere data;
* een groot aantal adressen op de inkoopverklaringen correspondeert niet met een (woon-) adres van de tenaamgestelde;
* over het algemeen betreffen de adressen op de inkoopverklaringen adressen van metaal- en machinebedrijven, gereedschapsmakerijen, slijperijen en dergelijke;
* over het algemeen is de tenaamgestelde op de inkoopverklaringen een (oud-)werknemer van het op het betreffende adres gevestigde bedrijf;
* een aantal inkoopverklaringen betreft afhalingen/inkopen in het buitenland;
* een aantal inkoopverklaringen is slechts opgemaakt ten name van “particulier”, zonder nader adres;
* diverse adressen op inkoopverklaringen bestaan niet.
P547
Naar aanleiding van de door verdachte [bedrijf 15] opgemaakte inkoopverklaringen zijn een aantal getuigen (ongeveer 30 personen) gehoord. Nagenoeg alle getuigen verklaren de getoonde inkoopverklaringen nooit eerder te hebben gezien en daarvan geen af-/doorschrift te hebben ontvangen. Nagenoeg alle getuigen verklaren de op de inkoopverklaringen vermelde bedragen niet te hebben ontvangen. Enkele getuigen verklaren, vanuit het bedrijf waar zij werkzaam zijn, metaalafval te hebben geleverd aan verdachte [bedrijf 15], noch privé noch bedrijfsmatig, en in dat verband de op de inkoopverklaringen vermelde bedragen niet te hebben ontvangen. Enkele getuigen verklaren, vanuit het bedrijf waar zij werkzaam zijn, metaalafval te hebben geleverd aan verdachte [bedrijf 15], waardoor de tenaamstellingen van die inkoopverklaringen onvolledig zijn. Maar deze getuigen verklaren ook dat de op de inkoopverklaringen vermelde kg en bedragen zijn opgehoogd. Ter onderbouwing zijn in enkele gevallen, van die bedrijven (weeg)bonnen verkregen die bij afhalingen ontvangen zijn van verdachte [bedrijf 15]. Deze bonnen zijn overigens niet aangetroffen in de administratie van verdachte [bedrijf 15]. Uit vergelijking van die bonnen met de in de administratie van verdachte [bedrijf 15] verwerkte inkoopverklaringen komt naar voren dat data afwijken en op de inkoopverklaringen kg-aantallen en bedragen zijn “opgehoogd” en dat de lay-out van deze bonnen afwijkt van inkoopverklaringen die in de administratie van de verdachte zijn aangetroffen.
Vervolgens is nader onderzocht hoe de inkopen verder zijn verwerkt in de kasadministratie van verdachte [bedrijf 15]. De kasadministratie wordt bijgehouden op maandelijkse kasbladen waarop per dag is verwerkt wat er is gebeurd. In die kasadministratie worden uitgaven geboekt die corresponderen met de bedragen zoals vermeld op de inkoopverklaringen die zijn aangetroffen in de administratie van verdachte. Echter gezien de bij getuigen/leveranciers inbeslaggenomen (weeg)bonnen en de diverse afgelegde getuigenverklaringen dat bedragen zijn “opgehoogd” en/of niet zijn betaald heeft tot gevolg dat een groot aantal geboekte kasuitgaven onjuist zijn verwerkt.
P549
De belastingadviseur komt tot de conclusie dat er sprake is van een negatieve kas op 31-12-2008. Een negatief kassaldo wijst op een absolute ondeugdelijke kasadministratie omdat een negatief kassaldo praktisch gezien onmogelijk is. Deze situatie wordt “administratief rechtgetrokken” door middel van een correctieboeking van € 300,=. Echter aan de boeking van € 300,= hebben geen feitelijkheden ten grondslag gelegen en derhalve is deze boeking dus geen afspiegeling van de realiteit.
De belastingadviseur komt tot de conclusie dat de rekening kruisposten niet glad loopt. Dit is feitelijk niet mogelijk en wijst op een absolute ondeugdelijkheid van de administratie. Deze situatie wordt administratief rechtgetrokken door middel van een correctieboeking van
2 x € 650,=. Echter aan deze boeking van € 1.300,= hebben geen feitelijkheden ten grondslag gelegen en derhalve is deze boeking geen afspiegeling van de realiteit.
P551
[verdachte] had, op de diverse data dat de leningen (in privé) zijn verwerkt in de kasadministratie van verdachte [bedrijf 15], niet de beschikking over deze contante geldbedragen en dat deze boekingen vermoedelijk zijn gedaan om te voorkomen dat de kasadministratie op deze momenten negatieve kassaldi zouden gaan vertonen.
P554
Opgemerkt wordt dat in de gehele inbeslaggenomen administratie van verdachte [bedrijf 15] geen enkele leningovereenkomst of rekening-courantovereenkomst is aangetroffen.
P555
Getwijfeld dient te worden aan de in de kas van verdachte [bedrijf 15] verwerkte ontvangsten terzake verstrekte leningen.
P556
Uit berichtenverkeer tussen belastingadviseur [getuige 19] ([bedrijf 17]) en [verdachte] komt naar voren dat kasmutaties ontbreken en dat de kasadministratie over december 2008 nog niet compleet is in april 2009 en over onder meer december 2009 nog niet compleet is in april 2010. De kasadministratie wordt dus kennelijk niet dagelijks, wekelijks of zelfs maandelijks gevoerd en gecontroleerd.
P557
Samenvattend komt naar voren dat de kasadministratie van verdachte [bedrijf 15] geen betrouwbaar beeld geeft, aangezien onder meer:
- de administratie op een zodanige manier gevoerd is dat niet te allen tijde de rechten en verplichtingen van [bedrijf 15] voor de heffing van belasting en overigens van belang zijnde gegeven duidelijk blijken;
- verdachte niet voldoet aan de fiscale bewaarplicht, de originele inkoopbescheiden zijn niet bewaard;
- met gebruikmaking van gefingeerde leningen, aan de BV contante bedragen onttrokken zijn door verdachten [medeverdachte 1] en [verdachte] en [bedrijf 15];
- kennelijk nog een contant geldcircuit naast de reguliere kasgelden bestaat;
- niet wordt voldaan aan fiscale factuureisen;
- interne controles niet worden vastgelegd of verantwoord;
- geen sprake is van een regelmatige boekhouding;
- sprake is van negatieve kassaldi;
- sprake is van valselijk opgemaakte facturen waarmee kasgeldverantwoordingen worden gesuggereerd.
De kasadministratie van verdachte [bedrijf 15] is onbetrouwbaar en dient, gerelateerd aan wettelijk voorgeschreven fiscale eisen, verworpen te worden. Er is geen sprake van een reële afspiegeling van de dagelijkse gang van zaken en derhalve van de praktijk. Gemeten naar fiscale maatstaven zou deze wijze van het niet voldoen aan de administratieverplichting tot gevolg hebben dat de bewijslast bij verdachte [bedrijf 15] zou komen te liggen.
V03-06. Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1], op ambtsbelofte opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 4] op 27 mei 2011:
Ik heb nog nooit € 10.000,- aan [verdachte] gegeven. Ik heb nooit € 10.000,- contant voorhanden of voorhanden gehad. Ik heb ook nog nooit van [verdachte] € 10.000,- of gedeelten van bedragen tot dat bedrag van hem ontvangen in de vorm van terugbetaling van een lening. Ik leen geen contante bedragen uit, deze gaan alleen per bank.

Ten aanzien van het eerste gedachtestreepje (inkoopverklaringen o.n.v. [getuige 1]):

Document D-001, op pagina 879:
Nota voor [getuige 1]. Inkoop slijpafval nacalculatie d.d. 8 mei 2007 voor € 3.650.
Document D-002, op pagina 880:
Nota voor [getuige 1]. Van u ingekocht 480 kg d.d. 12 december 2008 voor € 2250.
G02-01. Proces-verbaal van verhoor van [getuige 1], op ambtseed opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 4] op 3 maart 2011:
P296
Ik ken het [bedrijf 15]. [medeverdachte 1] is eigenaar van het bedrijf. [verdachte] is de andere eigenaar.
P298
Wij tonen je een factuur van [bedrijf 15] op naam van [getuige 1] (D-001):
Het adres op de rekening is mijn oude adres. Ik heb daar gewoond van 2000 tot ongeveer 2001. De rekening zelf zegt mij niets. Ik heb nooit metaal aan [bedrijf 15] verkocht. Ik heb ook nooit van [bedrijf 15], [medeverdachte 1] of [verdachte] een bedrag van € 3.650 gekregen.
Wij tonen je een factuur van [bedrijf 15] op naam van [getuige 1] (D-002):
Het adres op de rekening is mijn oude adres. De datum op de rekening is mijn geboortedatum. Ik heb daar gewoond van 2000 tot ongeveer 2001. De rekening zelf zegt mij niets. Ik heb nooit metaal aan [bedrijf 15] verkocht. Ik heb ook nooit van [bedrijf 15], [medeverdachte 1] of [verdachte] bedragen gekregen van € 3.650,- of € 2.250,-.
Proces-verbaal van verhoor van [getuige 1] bij de rechter-commissaris op 2 december 2013:
Ik heb nooit metaalafval verkocht of geleverd aan [bedrijf 15]. De facturen (documenten D-001 en D-002) slaan niet op een verkoop van mij. Ik heb nooit iets met metalen gedaan. Op de factuur staat een oud adres waar ik in 2001 of 2002 ben vertrokken. Mijn broer heeft daar niet gewoond. Ik heb nooit afspraken gemaakt met [medeverdachte 1] of [verdachte] over het zetten van facturen op mijn naam. Destijds bij mijn verhoor ben ik er voor het eerst mee geconfronteerd. Ik heb [medeverdachte 1] hiermee geconfronteerd na het verhoor. [medeverdachte 1] zei: “Ik weet niet hoe het kan, laten we [verdachte] erbij halen.” [verdachte] vertelde mij dat ik hen ooit heb voorgesteld aan een kennis, een Italiaanse jongen met Nederlandse nationaliteit die woont in Hongarije. Hij heeft een productiebedrijf in Hongarije. [verdachte] en [medeverdachte 1] wilden bloemenrekken, zoals die worden gebruikt op de veiling, laten produceren in Hongarije. Ik weet daar niets van. Dat facturen op mijn naam zijn gezet, had volgens [verdachte] daarmee te maken. Ik was ontsteld. Waarom niet de naam van de juiste persoon gebruiken? Ik moest het er maar mee doen.
G03-01. Proces-verbaal van verhoor van [getuige 1], op ambtsbelofte opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] op 3 maart 2011:
P305
Wij tonen je een factuur van [bedrijf 15] op naam van [getuige 1] (D-001):
Ik heb niets van doen met metalen. Het [adres 2] is het oude adres van mijn broer [getuige 20]. Ook mijn broer heeft niets met metalen te maken en heeft daar geen activiteiten in. Ik weet nog niet eens dat [medeverdachte 1] en [verdachte] ook een [bedrijf 15] in metalen hebben.
Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] bij de rechter-commissaris op 28 november 2013:
[getuige 1]: Die ken ik, hij heeft een klant bij ons aangeleverd. Hij is geen leverancier is van metaalafval.
Ten aanzien van het tweede gedachtestreepje (inkoopverklaringen o.n.v. [getuige 2]):
Document D-013, op pagina 892:
Nota voor [getuige 2]. Van u ingekocht 420 kg d.d. 15 maart 2007 voor € 4.000.
Document D-014, op pagina 893:
Nota voor [getuige 2]. Van u ingekocht 635 kg d.d. 4 mei 2007 voor € 6.350.
Document D-015, op pagina 894:
Nota voor [getuige 2]. 618 kg d.d. 19 september 2007 voor € 3.708.
Document D-016, op pagina 895:
Nota voor [getuige 2]. 1067 kg nikkel d.d. 24 september 2007 voor € 19.200.
Document D-017, op pagina 896:
Nota voor [getuige 2]. Van u ingekocht 940 kg d.d. 28 januari 2008 voor € 84.601.
Document D-018, op pagina 897:
Nota voor [getuige 2]. 61 kg (tin?) d.d. 20 februari 2008 voor € 671.
Document D-019, op pagina 898:
Nota voor [getuige 2]. 439 kg (€ 10) en 277 kg (€ 151) nikkel d.d. 20 maart 2008 voor
€ 9.545.
Document D-020, op pagina 899:
Nota voor [getuige 2]. 56 kg (tin) d.d. 22 augustus 2008 voor € 567.
Document D-021, op pagina 900:
Nota voor [getuige 2]. 136 kg (tin) d.d. 20 oktober 2008 voor € 1.565.
Document D-022, op pagina 901:
Nota voor [getuige 2]. 232 kg nikkel, 425 kg tin, 15 kg MSS d.d. 21 oktober 2009 voor
€ 5.653.
G08-01. Proces-verbaal van verhoor van [getuige 2] d.d. 17 maart 2011, op ambtsbelofte opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] op 21 maart 2011:
P328
[bedrijf 1] is mijn eenmanszaak. Mijn handel bestaat voornamelijk uit ijzer, aluminium en dergelijke. Hardmetaal komt hier nauwelijks voor. [bedrijf 15] is een klant van mij, dat wil zeggen ik koop meer van [bedrijf 15] dan [bedrijf 15] van mij. [bedrijf 15] koopt af en toe wat nikkel van mij en sporadisch wat ander materiaal. Mijn contactpersoon bij [bedrijf 15] is een kale man genaamd [medeverdachte 1]. Als hij komt wordt materiaal gewogen en er wordt een prijsafspraak gemaakt. Vervolgens maak ik een factuur op, dus een [bedrijf 1]-factuur. Ook wordt een weegbon opgemaakt waarvan [bedrijf 15] dan een kopie meekrijgt. De factuur gaat per post naar [bedrijf 15] en betalingen vinden per bank plaats. In het verleden is er wel eens iets contant betaald. Maar nooit grote bedragen. Privé doe ik helemaal géén zaken met [bedrijf 15]. [medeverdachte 1] en [verdachte] zijn geen echte bekenden van mij.
P329
U toont mij een aantal inkoopverklaringen van [bedrijf 15] gericht aan ([getuige 2] te Tilburg. Het betreft verklaringen van inkoop door [bedrijf 15] over de jaren 2007, 2008 en 2009.
Ik ken deze inkoopverklaringen niet. Ik heb deze nooit gezien. Ik heb deze zaken niet gedaan met [bedrijf 15] en de daarop genoemde bedragen niet ontvangen.
U toont mij een [getuige 2] factuur van 22/4/’08. Dit soort kleine partijen nikkel heb ik wel eens verkocht aan [bedrijf 15]. En zoals gezegd maak ik dan zelf een factuur op. Dit is mijn handschrift. In dit geval heeft [bedrijf 15] contant betaald zie ik in mijn eigen administratie.
Ten aanzien van het zesde gedachtestreepje (inkoopverklaringen o.n.v. [getuige 6]):
Document D-109, op pagina 992.
Nota voor [getuige 6]. 200 kg slib d.d. 20 februari 2008 voor € 1.400.
Document D-110, op pagina 993.
Nota voor [getuige 6]. 220 kg slib en 55 kg d.d. 3 april 2008 voor € 2.255.
Document D-111, op pagina 994.
Nota voor [getuige 6]. 430 kg slib d.d. 7 mei 2008 voor € 3.010.
Document D-112, op pagina 995.
Nota voor [getuige 6]. 55 kg en 40 kg en 270 kg slib d.d. 5 juni 2008 voor € 2.675.
Document D-113, op pagina 996.
Nota voor [getuige 6]. 225 kg slib d.d. 27 juni 2008 voor € 1.575.
Document D-114, op pagina 997.
Nota voor [getuige 6]. 224 kg slib en 100 kg d.d. 21 augustus 2008 voor € 2.705.
Document D-115, op pagina 998.
Nota voor [getuige 6]. 70 kg en 215 kg slib en 55 kg stof d.d. 3 december 2008 voor
€ 2.610.
Document D-116, op pagina 999.
Nota voor [getuige 6]. 1500 kg slib a € 2 d.d. 17 december 2010 voor € 3.000.
G20-01. Proces-verbaal van verhoor van [getuige 6], op ambtseed opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 2] op 18 april 2011:
P392.
Ik ben directeur van [bedrijf 5]. Het metaalafval lever ik thans aan een vaste afnemer. Ik ken de naam [bedrijf 15]. [medeverdachte 1] van dat bedrijf is 4 jaar geleden wel eens hier geweest om te vragen naar het metaalafval. Ik heb echter nooit zaken gedaan met [bedrijf 15], niet privé en niet met de gereedschapslijperij.
P393.
U toont mij tien inkoopverklaringen van [bedrijf 15], periode 2007-2010, met daarom mijn privénaam en het adres van mijn bedrijf. Ik ken deze documenten niet en heb deze niet eerder gezien. Ik heb daarvan géén afschrift ontvangen. De op deze inkoopverklaringen vermelde bedragen heb ik niet ontvangen. Niet contant en ook niet anders. Het op deze inkoopverklaringen vermelde metaalafval heb ik niet geleverd. Niet privé en niet zakelijk.
Mijn bedrijf heeft géén HM-afval in brokken of stukken. Wel HM-slib, maar ik denk dat wij jaarlijks niet meer dan ongeveer 75 kg van dat afval hebben. Alles wat op deze inkoopverklaringen staat is onzin.
Proces-verbaal van verhoor van [getuige 6] bij de rechter-commissaris op 7 januari 2014:
Bij het nogmaals raadplegen van de administratie kwam naar voren dat wij in 2006 iets gedaan hadden met [bedrijf 15]. Dat zal wel over slib zijn gegaan. Het was een factuur van ons gericht aan [bedrijf 15]. Het kan niet veel zijn geweest. Van 2007 kan ik mij niets herinneren. Ons bedrijf produceert slib. Als het honderd kilogram per jaar is, is het veel.
Slib wordt verpakt in emmers waar zo’n 60-70 kg in gaat. We hadden enkele emmers per jaar. In 2006 werd afval opgehaald door [werknemer 1], misschien in 2007 ook nog. Daarna weet ik het niet. Aan mij wordt getoond document D-116, een inkoopverklaring waarop staat dat 1.500 kilogram door ons is geleverd aan [bedrijf 15]. Dat is nooit door ons geleverd. [bedrijf 15] komt al jaren niet meer bij ons. Als op de inkoopverklaring, document D-116, staat dat op 17 december 2010 aan [bedrijf 15] geleverd is, klopt dat dus niet. Wij leverden toen niet aan [bedrijf 15].
Ten aanzien van het zevende gedachtestreepje (inkoopverklaringen o.n.v. [getuige 7]):
Document D-120, op pagina 1003.
Nota voor [getuige 7]. Hilvarenbeek. Van u ingekocht Hm d.d. 14 januari 2008 voor € 380.
Document D-121, op pagina 1004.
Nota voor [getuige 7]. Hilvarenbeek. Hm slib 500 kg d.d. 10 april 2008 voor € 2.380.
Document D-122, op pagina 1005.
Nota voor [getuige 7]. Hilvarenbeek. Inkoop Hm slib d.d. 16 mei 2008 voor € 588.
Document D-123, op pagina 1006.
Nota voor [getuige 7]. Hilvarenbeek. 6,5 kg Hm d.d. 29 augustus 2008 voor € 65.
Document D-124, op pagina 1007.
Nota voor [getuige 7]. Hilvarenbeek. 500 kg Hm slib van u ingekocht d.d. 12 december 2008 voor
€ 2.750.
Document D-125, op pagina 1008.
Nota voor [getuige 7]. Hilvarenbeek. 500 kg Hm slib € 1.000 en 50 kg Hm € 500 d.d. 24 september 2010 voor € 1.500.
Document D-126, op pagina 1009.
Nota voor [getuige 7]. Hilvarenbeek. 98 kg Hm en 25 kg Hm d.d. 8 oktober 2010 voor € 1.722.
G21-01. Proces-verbaal van verhoor van [getuige 7], op ambtsbelofte en op ambtseed opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 6] op 19 april 2011:
P396
U toont mij 10 inkoopverklaringen van [bedrijf 15] die op mijn privénaam zijn gesteld. De inkoopverklaringen betreffen de periode 2007 tot en met 2010 en hebben een totaalbedrag van
€ 21.835. Ik ken het bedrijf [bedrijf 15]. Zo’n 5 of 6 jaar geleden heeft [bedrijf 15] een keer gratis metaalafval (slib) afgehaald bij [bedrijf 6], [adres 3]. Dit is het bedrijf van mijn broer, waar ik in loondienst ben in de buitendienst. Het Slijpbedrijf heeft niet veel afval. Noch het bedrijf van mijn broer noch ikzelf als privépersoon hebben metaalafval geleverd aan [bedrijf 15]. De op de door u getoonde inkoopverklaringen vermelde bedragen zijn niet betaald door [bedrijf 15], noch aan mij, noch aan de BV. De inhoud van deze inkoopverklaringen is onjuist.
P397
Beroepsmatig weet ik dat de omschrijving van het metaalafval alléén maar afkomstig kan zijn van bedrijven en niet van particulieren.
Proces-verbaal van verhoor van [getuige 7] bij de rechter-commissaris op 4 februari 2014:
Ik heb [verdachte] gekend tot ongeveer half 2007. Toen ben ik gestopt met zaken doen. Het bedrijf [bedrijf 15] ken ik. Ik heb daar [medeverdachte 1], [verdachte] en [werknemer 1] gekend.
Mijn klanten hadden soms hard metaal afval. Ze vroegen mij of ik iemand kende waar ze dat spul kwijt konden. Ik ben bij [bedrijf 15] uitgekomen. Voor het afval dat ik aanbracht ontving ik twee kwartjes per kilo provisie. Dat ontving ik van [verdachte]. Ik heb twee tot drie jaar zaken gedaan met [bedrijf 15]. Als ik afval inleverde was dat bij een boerderij achterom, in Vessem volgens mij.
Ongeveer half 2007 ben ik gestopt met [bedrijf 15]. Daarna is het afval naar [getuige 21] in Breda gegaan.
Als mij wordt gevraagd wanneer ik voor het laatst metaalafval heb geleverd bij [bedrijf 15] dan moet ik zeggen dat ik niet zo goed ben in jaartallen. Wel kan ik zeggen dat ik wel nog een keer ben geweest bij de nieuwe woning van [verdachte]. Hij was die woning toen nog aan het bouwen. Daarna is het gestopt. Of ik in 2008 nog voor het laatst heb geleverd? Nee dat klopt niet. In 2010? Dat klopt zeker niet. In 2009 is de zaak van mijn vrouw gestart. Toen had ik al twee jaar geen contact meer met [bedrijf 15]. Er is nooit een bedrag van € 10.000 aan mij betaald. Dat is niet voorgekomen.

Ten aanzien van het negende gedachtestreepje (inkoopverklaring o.n.v. [getuige 9]):

Document D-173, op pagina 1056.
Nota voor [getuige 9]. ([adres 4]) 275 kg Hm € 2.327,50 en 1760 kg koper € 4.950 d.d. 4 februari 2010 voor € 7.277,50.
[getuige 18]heeft op 26 april 2011 bij de FIOD verklaard:
P417
Op 14 april 2011 telefonisch: “[bedrijf 15] zegt mij helemaal niks. Er zijn géén contante betalingen ontvangen van [bedrijf 15].”
Per post ontving verbalisant een op 21 april 2011 gedateerde verklaring, inhoudende:
[bedrijf 8] heeft géén metaalafval verkocht aan verdachte [bedrijf 15] en dat het bedrag van € 7.277,50 niet is ontvangen. Verwijzend naar de inhoud van de inkoopverklaring terzake de afhaling/inkoop van 1760 kg koper, verklaart [getuige 18] dat [bedrijf 8] geen koperafval heeft.
Proces-verbaal van verhoor van [getuige 9] bij de rechter-commissaris op 23 september 2014:
De namen [bedrijf 15], [verdachte], [medeverdachte 1] en [werknemer 1] zeggen mij niets.
Mijn bedrijf produceert machines waarmee betontegels gemaakt kunnen worden. Het afval wordt verzameld in een container. Die container wordt afgehaald door een bedrijf bij ons in de buurt. Vervolgens krijgen wij een bedrag uitbetaald, via de bank. Het rapport van de weegbrug krijgen wij ook. We werken met een vaste relatie. Ons bedrijf gebruikt geen koper. Er is door ons niet aan de firma [bedrijf 15] metaalafval geleverd.
Proces-verbaal van verhoor van [werknemer 1] bij de rechter-commissaris op 7 januari 2014:
U noemt mij de namen die vermeld staan op bijlage 1b (G21 tot en met G31). De namen die daar zijn vermeld ken ik allemaal, op [getuige 9] (G28) na.
Proces-verbaal van verhoor van [werknemer 2] bij de rechter-commissaris op 2 december 2013:
Ik ben ongeveer in 2009 als inkoper begonnen bij [bedrijf 15]. [bedrijf 8]: Daar deed ik zelf geen zaken mee.
Ten aanzien van het twaalfde en dertiende gedachtestreepje (7 inkoopverklaringen o.n.v. [getuige 12] en [getuige 5]):
Document D-052, op pagina 933.
Nota voor [getuige 12]. 105 kg Hm en 65 kg Hss d.d. 4 juni 2009 voor € 735.
Document D-032, op pagina 912.
Notitie/weegbon inkoop door [bedrijf 15] van [bedrijf 4] d.d. 4 juni 2009.
73 kg Hm voor € 438,- en 32+27=59 kg Hss voor € 38,- en 5 kg ASP voor € 3,25; in totaal
€ 480,-.
Document D-053, op pagina 935.
Nota voor [getuige 12]. 430 kg Hss, 22 kg asp, 75 kg Hm en 350 kg walsrollen d.d. 4 september 2009 voor € 970.
Document D-033, op pagina 913.
Notitie/weegbon inkoop door [bedrijf 15] van [bedrijf 4] d.d. 4 september 2009.
Hss afval 430 kg voor € 280,- en ASP afval 22 kg voor € 20,- en Hm afval 60 kg voor € 360,- en Walsblokken 350 kg voor € 35,-; in totaal € 695,-.
Document D-054, op pagina 936.
Nota voor [getuige 12]. 150 kg Hm, 115 kg Hss, 17 kg Asp23 en 1200 kg walsblokken d.d. 16 december 2009 voor € 1.550.
Document D-034, op pagina 914.
Notitie/weegbon inkoop door [bedrijf 15] van [bedrijf 4] d.d. 12 december 2009.
98 kg Hm voor € 650,- en 9 kg krullen Hm voor € 45,- en 1.4343 en 1.3344 = 114 kg voor
€ 85,- en ASP23 = 17 kg voor € 13,60 en Walsblokken = 1200 kg voor € 180,-; in totaal
€ 973,60.
Document D-055, op pagina 937.
Nota voor [getuige 12]. 206 kg Hm d.d. 26 januari 2010 voor € 1.595.
Document D-035, op pagina 915.
Notitie/weegbon inkoop door [bedrijf 15] van [bedrijf 4] d.d. 26 januari 2010.
Hardmetaal afvallen 185 kg voor € 1.275,-; in totaal € 1.275,-.
Document D-056, op pagina 938.
Nota voor [getuige 5]. 145 kg Hm, 20 kg asp23, 62 kg Hm pulver, 5 kg Hm zaagsel en 145 kg Hss d.d. 11 februari 2010 voor € 1.885.
Document D-036, op pagina 916.
Notitie/weegbon inkoop door [bedrijf 15] van [bedrijf 4] d.d. 11 februari 2010.
140 kg Hss voor € 112,- en 20 kg ASP23 voor € 16,- en 10 kg Hm stof voor € 15,- en 5 kg zaagsel Hm voor € 30,- en 113 kg stukken Hm voor 790,-; in totaal € 964,-.
Document D-057, op pagina 939.
Nota voor [getuige 5]. 31 kg asp23, 180 kg Hss, 1400 kg draadblokken, 90 kg Hm en 110 kg slijpafval d.d. 10 juni 2010 voor € 1.835.
Document D-037, op pagina 917.
Notitie/weegbon inkoop door [bedrijf 15] van [bedrijf 4] d.d. 10 juni 2010.
ASP23 = 31 kg voor € 30,- en Hss = 137 kg voor € 130,- en Draadblokken = 1400 kg voor € 420,- en HM = 73 kg voor € 693,- en Slijpafval 110 kg voor € 110,-; in totaal € 1383,-.
Document D-059, op pagina 941.
Nota voor [getuige 5]. Asp23 14 kg, 1.3343 121 kg, walsblokken 72 kg en Hm 120 kg d.d. 3 september 2010 voor € 1.665.
Document D-038, op pagina 918.
Notitie/weegbon inkoop door [bedrijf 15] van [bedrijf 4] d.d. 3 september 2010.
ASP23 = 14 kg voor € 12,50 en 1.3343 = 121 kg voor € 108,- en Walsblokken = 71,5 kg voor € 21,50 en HM = 108 kg voor € 1.130,-; in totaal € 1.272,-.
G11-01 en G12-01. Proces-verbaal van verhoor van [getuige 12] en [getuige 5] op 22 maart 2011 en 24 maart 2011, op ambtsbelofte opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] op 25 maart 2011:
P350
22 maart 2011
Wij zijn beiden werkzaam bij [bedrijf 4] te Helmond. Dit bedrijf maakt gereedschappen voor bevestigingsmaterialen bestemd voor de automobielindustrie. Bij dit productieproces is ook sprake van metaalafval. Voor wat betreft het afval, zoals hardmetaal en edelmetaal, hebben wij een opkoper, genaamd [bedrijf 15]. [werknemer 1] is onze contactpersoon. Voorheen was [getuige 12] het contact namens [bedrijf 4] en sinds ongeveer één jaar is dit overgenomen door [getuige 5]. Als er afval voorradig is bij [bedrijf 4] komt [werknemer 1] met een bestelbus. Hij weegt het afval, maakt een bon op, waarvan [bedrijf 4] een kopie krijgt, en betaalt de dagprijs van het afval contant uit. Sinds ongeveer een half jaar gaat het zo dat [bedrijf 4] zelf een factuur opmaakt van het afgehaalde afval, die dan door de bank door [bedrijf 15] betaald wordt.
24 maart 2011
Wij hebben een en ander uitgezocht in onze administratie. Wij kunnen constateren dat wij van iedere afhaling door [bedrijf 15] een handgeschreven weegbon met kg en bedragen hebben ontvangen van [bedrijf 15]. Deze bonnen zijn opgemaakt door [werknemer 1]. De op deze bonnen vermelde kg zijn door ons geleverd en de vermelde bedragen zijn contant ontvangen en verwerkt in de administratie van [bedrijf 4]. Het betreft afhalingen in de periode 2009/2010.
Deze bonnen sluiten aan bij de door u aan ons getoonde inkoopverklaringen, met dien verstande dat op die inkoopverklaringen andere kg en andere bedragen zijn vermeld, die per definitie meer en hoger zijn vermeld, hetgeen dus afwijkt van de werkelijk geleverde kg en ontvangen bedragen. De weegbonnen zijn geadresseerd aan [bedrijf 4]. Wij ontvingen géén inkoopverklaring van [bedrijf 15], maar een weegbon.
Proces-verbaal van verhoor van [getuige 12] bij de rechter-commissaris op 29 september 2014:
Ik ken het bedrijf [bedrijf 15]. Het is een bedrijf wat schroot ophaalde bij het bedrijf waar ik werk, [bedrijf 4]. Het schroot waarover ik het had betreft hardmetaal en hoogwaardig staal zoals HSS of ASP23. Het ging ook om slijpsel van hardmetaal. Het ging ook om walsblokken.
Voor [bedrijf 15] kwam de heer [werknemer 1]. De materialen stonden klaar, werden gewogen en de prijs werd bepaald en afgerekend. De bon werd opgemaakt en er werd contant afgerekend.
Naar aanleiding van het bezoek van de FIOD bij [bedrijf 4] zijn de bonnen uit de administratie van [bedrijf 4] bovengehaald. In die zin heb ik mij daarmee bemoeid. Door de FIOD zijn ons bonnen en inkoopverklaringen getoond. Aan de hand daarvan heb ik op dat moment geconstateerd dat vermelde kilogrammen en bedragen niet overeen kwamen.
Proces-verbaal van verhoor van [getuige 5] bij de rechter-commissaris op 29 september 2014:
De firma [bedrijf 15] was de schroothandelaar van [bedrijf 4]. Zij namen hardmetalen en andere metalen af. Met [werknemer 1] werd een afspraak gemaakt. De materialen werden gewogen en dat werd op een kladje genoteerd. In het kantoor maakten wij een bon op waarop de soorten metaal stonden geschreven en de bedragen. Er werd contant afgerekend.
De FIOD toonde ons een hoop bonnen die wij niet kenden. Wat wij van onze bonnen konden matchen met de bonnen van de FIOD, daarvan zagen wij dat de kiloprijs verschilde en bovenaan de bonnen van de FIOD stond mijn naam, terwijl met [bedrijf 4] zaken werd gedaan. De bonnen die wij opmaakten op het moment dat [bedrijf 15] metaal kwam ophalen, stonden altijd op naam van [bedrijf 4].
Proces-verbaal van verhoor van [werknemer 1], op ambtsbelofte opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] op 23 mei 2011:
P 269
U toont mij weegbonnen die door mij zijn uitgeschreven bij [bedrijf 4]. Ik herken mijn handschrift. Dit bedrijf had mij om die bonnen gevraagd. [bedrijf 15] heeft deze bonnenboekjes die [werknemer 2] en ik in gebruik hebben. Het zijn bonnen in tweevoud maar van tevoren scheur ik het doorschrift al van die bonnen af. Het origineel van de bon geef ik af aan het bedrijf. U toont mij de inkoopverklaringen die zijn opgemaakt voor deze inkopen. Ik zie dat dit afwijkt van de inkopen zoals ik die daadwerkelijk heb gedaan. Ik maak die weegbonnen naar waarheid op.
Proces-verbaal van verhoor van [werknemer 1] bij de rechter-commissaris op 7 januari 2014:
U noemt mij [bedrijf 4]. Ik ken daar de heren [getuige 12] en [getuige 5]. Ik zet altijd de naam van de contactpersoon op de bon en ook wel het bedrijf waar hij het materiaal vandaan haalde. Ik weet niet precies hoe het erop vermeld stond, of daar alleen [bedrijf 4] stond danwel [bedrijf 4]/[getuige 5], danwel alleen [getuige 5]. Als [getuige 5] vermeld stond, was het voor [verdachte] duidelijk waar het vandaan kwam.
Ten aanzien van het veertiende gedachtestreepje (inkoopverklaringen o.n.v. [getuige 13]):
Document D-127, op pagina 1010.
Nota voor [getuige 13]. Van u ingekocht 111 kg Hm d.d. 16 februari 2007 voor € 945.
Document D-128, op pagina 1011.
Nota voor [getuige 13]. Van u ingekocht 60 kg Hm d.d. 10 mei 2007 voor € 510.
Document D-129, op pagina 1012.
Nota voor [getuige 13]. Van u ingekocht 88,5 kg Hm d.d. 27 juni 2007 voor € 780.
Document D-130, op pagina 1013.
Nota voor [getuige 13]. 65 kg d.d. 15 november 2007 voor € 600.
Document D-131, op pagina 1014.
Nota voor [getuige 13]. 135 kg Hm d.d. 1 februari 2008 voor € 1.280.
Document D-132, op pagina 1015.
Nota voor [getuige 13]. 225 kg Hm en 30 kg Hss d.d. 31 oktober 2008 voor € 2.852.
G22-01. Proces-verbaal van verhoor van [getuige 13] d.d. 20 april 2011, op ambtsbelofte opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] op 21 april 2011:
P400
Ik verkoop gereedschappen. Ik kom vaak bij machinefabrieken. Als service voor mijn klanten neem ik wel eens wat hardmetaalafval mee. Ik verkocht dat dan aan [bedrijf 15]. Mijn contact daar was [werknemer 1]. Het ging dan om 5 of 6 kg per klant voor € 6 tot € 9 per kg. Ik ontving geen bon of een ander document. [werknemer 1] betaalde contant en ik gaf dat geld dan later weer door aan mijn klanten. Ik heb absoluut niet veel kg afgeleverd en het ging dus ook absoluut niet om grote bedragen. Ik leverde géén slib.
P401
U toont mij 6 inkoopverklaringen van [bedrijf 15] met een totaalbedrag van € 6.967. De inhoud hiervan klopt niet. De kg-prijzen kloppen niet. Ik heb deze inkoopverklaringen nooit eerder gezien. Het bedrag op de nota van 31 oktober 2008 (D-132) heb ik absoluut niet ontvangen. Het kon hooguit om een paar honderd euro zijn gegaan. Ik heb ná oktober 2008 nog één keer metaalafval ingeleverd bij [bedrijf 15], maar daar zie ik geen bon van.
Met betrekking tot de overige inkoopverklaringen kan ik verklaren dat deze véél te hoge bedragen hebben en veel te veel kg bevatten.
Proces-verbaal van verhoor van [getuige 13] bij de rechter-commissaris op 4 februari 2014:
Ik ken firma [bedrijf 15]. Ik ken [werknemer 1]. [medeverdachte 1] en [verdachte] ken ik niet.
Ik verzamelde één tot twee kilogram bij een klant tot ik tien of vijftien kilogram bij elkaar had. Dat leverde ik dan in. De prijs varieerde van zes tot tien of elf euro. Als [werknemer 1] verklaart dat ik twintig tot tachtig kilogram per keer inleverde, zeg ik dat twintig kan, maar tachtig niet. [werknemer 1] en ik troffen elkaar twee tot drie maal per jaar. Het wegen gebeurde op een weegschaal achter in de auto. Als ik inleverde ging het om bedragen van 150 tot 200 euro per keer. Ik zag op stukken die de FIOD mij toonde, bedragen van duizenden euro’s staan. De FIOD heeft mij die documenten getoond en gevraagd of het klopte. Er klopte niets van. Het betrof gebruikt hardmetaal. Slib zegt mij niks. Slib ontstaat bij slijpbedrijven, niet bij een freesbewerking.
Proces-verbaal van verhoor van [werknemer 1] bij de rechter-commissaris op
7 januari 2014:U houdt mij de verklaring van [getuige 13] voor. Dat het om vijf tot zes kilogram per klant ging, wel kan kloppen. Er werd contant betaald. Hij kreeg geen bon mee. Dat hij geen slib leverde klopt ook.
Ten aanzien van het vijftiende gedachtestreepje (inkoopverklaringen o.n.v. [getuige 14]):
Document D-153, op pagina 1036.
Nota voor [getuige 14]. 100 kg Hm d.d. 31 maart 2008 voor € 1.200.
Document D-163, op pagina 1046.
Notitie/weegbon inkoop door [bedrijf 15] van [bedrijf 4] d.d. 31 maart 2008.
Van u ingekocht: 80 kg Hardmetaal afval à 12,- p/kg = € 960,-.
Document D-157, op pagina 1040.
Nota voor [getuige 14]. 115 kg Hm d.d. 14 januari 2009 voor € 862,50.
Document D-165, op pagina 1048.
Notitie/weegbon inkoop door [bedrijf 15] van [bedrijf 4] d.d. 14 januari 2009.
100 kg afval Hardmetaal afval voor € 700,-.
Document D-158, op pagina 1041.
Nota voor [getuige 14]. 180 kg Hm en 87 kg Hss d.d. 9 april 2009 voor € 1.255.
Document D-166, op pagina 1049.
Notitie/weegbon inkoop door [bedrijf 15] van [bedrijf 4] d.d. 9 april 2009.
Afgevoerd oud Hm: 90 x 6,50 = € 585,-.
Document D-160, op pagina 1043.
Nota voor [getuige 14]. 150 kg Hm d.d. 8 april 2010 voor € 1.350.
Document D-170, op pagina 1053.
Notitie/weegbon inkoop door [bedrijf 15] van [bedrijf 4] d.d. 8 april 2010.
122 kg Hm € 1.032,50.
Document D-161, op pagina 1044.
Nota voor [getuige 14]. 110 kg Hm d.d. 10 juni 2010 voor € 1.190.
Document D-171, op pagina 1054.
Notitie/weegbon inkoop door [bedrijf 15] van [bedrijf 4] d.d. 10 juni 2010.
88 kg afvallen Hm € 880,-.
G27-01 Proces-verbaal van ambtshandeling betreffende [getuige 14].
P415
Uit onderzoek in de systemen van de Belastingdienst is naar voren gekomen dat op het adres [adres 5] is gevestigd [bedrijf 11]. Op 14 april 2011 heeft verbalisant
telefonischcontact gehad met inkoper [getuige 14], die verklaart:
‘meerdere keren per jaar komt [werknemer 1] van [bedrijf 15] het metaalafval bij [getuige 22] afhalen. Zodra wij 100 kg hebben verzameld wordt het metaalafval opgehaald. [werknemer 1] schrijft een bon uit met daarop de kg en bedragen en betaalt contant uit. Dat varieert van enkele honderden euro’s tot de laatste keer wel € 1.200.
P416
Naar aanleiding van deze verklaring heeft verbalisant de door [getuige 22] van [bedrijf 15] ontvangen weegbonnen opgevraagd. Verbalisant ontving onder meer de tenlastegelegde weegbonnen. De data op die bonnen komen overeen met de bonnen in de administratie van [bedrijf 15]. De bedragen daarentegen wijken systematisch af en worden telkens voor een hoger bedrag verwerkt in de kasadministratie van verdachte [bedrijf 15]. Systematisch worden de ingekochte kg hardmetaal opgehoogd.
Proces-verbaal van verhoor van [getuige 14] bij de rechter-commissaris op
23 september 2014:
Ik blijft bij hetgeen hij eerder in telefonisch contact met de FIOD verklaarde. [bedrijf 15] haalde metaalafval op bij het bedrijf en doen dat nu nog steeds. Dat doen ze ongeveer 4 keer per jaar, ongeveer 100 kg per keer. Over het algemeen bellen zij met de vraag of wij afval hebben. Het afval werd afgewogen en contant afgerekend. De opbrengst ging in z’n geheel in de personeelspot; het verschil tussen de weegbonnen en de inkoopverklaringen heeft daar niets mee te maken. Ik kreeg telkens 1 bon; het bedrag dat daarop vermeld werd is ook steeds door [medeverdachte 1] van [bedrijf 15] betaald. Er zijn nooit twee bonnen opgemaakt mbt dezelfde partij afval. Wat op de bon staat dat was het ook. Ik heb met [medeverdachte 1] van [bedrijf 15] besproken dat het wel zwart werd betaald maar dat we wel een bon wilden hebben, omdat we wilden weten wat we in de kas moesten hebben.
Proces-verbaal van verhoor van [werknemer 1], op ambtsbelofte opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] op 24 mei 2011:
P273
U toont mij stukken van [getuige 22] waaruit naar voren komt dat er geen overeenkomst bestaat tussen de door mij opgemaakte weegbonnen en de in de administratie van [bedrijf 15] opgemaakte inkoopverklaringen. Ik zie het, de weegbonnen zijn inderdaad mijn handschrift en die zijn door mij eerlijk en correct opgemaakt, voor de afwijkingen op de inkoopverklaringen heb ik geen verklaring. Ik geef mijn werkelijke inkoopgegevens eerlijk door aan [verdachte].
Ten aanzien van het zestiende gedachtestreepje (inkoopverklaringen o.n.v. Oerlemans):
Document D-004, op pagina 883.
Nota voor [getuige 15]. Van u ingekocht 180 liter slib en 37 kg Hm d.d. 12 april 2007 voor € 670.
Document D-007, op pagina 886.
Nota voor [getuige 15]. 500 kg slib Hm d.d. 19 oktober 2007 voor € 500.
Document D-008, op pagina 887.
Nota voor [getuige 15]. Van u ingekocht 526 kg slib d.d. 30 januari 2008 voor € 1.000.
Document D-010, op pagina 889.
Nota voor [getuige 15]. 312 kg Hm en 450 kg slib d.d. 18 juli 2008 voor € 4.744.
Document D-011, op pagina 890.
Nota voor [getuige 15]. 800 kg Hm slib en 22 kg Hm d.d. 23 april 2009 voor € 1.750.
Document D-012, op pagina 891.
Nota voor [getuige 15]. 100 kg Hm € 1.150 en 50 kg Hm slib € 150 d.d. 22 september 2010 voor € 1.300.
G04-01. Proces-verbaal van verhoor van [getuige 15], op ambtsbelofte opgemaakt door [verbalisant 2] op 10 maart 2011:
P312
Onder de naam OGTS heb ik tot oktober 2010 deze onderneming gevoerd. De onderneming gaf afval van ijzer en hardmetaal. Dat laatste verkocht ik aan [bedrijf 15]. Het betreft slijpsel en brokken hardmetaal. [werknemer 1] kwam met een bestelauto, woog de tonnen met afval op een digitale weegschaal die hij bij zich had, rekende de gangbare kg-prijs dan contant met mij af en schreef een inkoopverklaring uit waarvan ik dan een afschrift ontving. De inkoopverklaringen staan ten name van [getuige 15], maar formeel dienen deze aan OGTS gericht te zijn. [werknemer 1] wist natuurlijk wel dat hij inkocht bij OGTS, maar waarom hij op de inkoopverklaringen mijn privénaam heeft vermeld, weet ik niet.
Proces-verbaal van verhoor van [getuige 15] bij de rechter-commissaris op
4 februari 2014:
Ik ken [verdachte]. Hij kwam bij ons bedrijf vragen of wij hardmetaal slib afval hadden. Dat was bij het [bedrijf 12], periode 2005/2006. [verdachte] was toen al onder de vlag van [bedrijf 15] bezig. Wij deden zaken met [bedrijf 15] voor in principe alleen het hardmetaal en slib.
[bedrijf 15] haalde het afval op. Het werd meegenomen, gewogen en afgerekend. Er kwam een vast iemand voor, [werknemer 1]. Het afval werd in de auto gewogen als het een kleine hoeveelheid was. Ik kreeg een bon en mijn geld. Op de bon stond “[getuige 15]”, maar dat was niet correct. Het moest natuurlijk mijn bedrijfsnaam zijn, OGTS. De nota ging in de administratie van het bedrijf en het geld in de kas dat via rekening-courant werd verrekend.
Proces-verbaal van verhoor van [werknemer 1], op ambtsbelofte opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] op 24 mei 2011:
P272
Ik doe mijn inkopen bij bedrijven. Ik begrijp niet waarom [verdachte] dan die inkoopverklaringen op naam van een particulier stelt. Er wordt nauwelijks metaalafval ingekocht bij particulieren; een enkele keer wordt er wel eens wat gebracht of via email aangeboden.
Proces-verbaal van verhoor van [werknemer 1], op ambtsbelofte opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] op 25 mei 2011:
P284
Ik geef natuurlijk de bedrijfsnamen en de naam van de contactpersoon door aan [verdachte]. Waarom [verdachte] dan op inkoopverklaringen alleen maar de namen van de contactpersonen vermeld weet ik niet. [verdachte] weet goed dat er hoofdzakelijk alleen maar bij bedrijven wordt ingekocht. Waar anders.
G32-01. Proces-verbaal van verhoor van [werknemer 2], op ambtsbelofte opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] op 25 mei 2011:
P429
Als ik inkopen gedaan heb geef ik de gegevens daarover door. Ik maak voor mezelf een briefje van de inkopen met daarop de naam van het bedrijf en altijd de naam van een contactpersoon, de aantallen kg en de bedragen die ik betaald heb. Over het algemeen geef ik mijn gegevens rechtstreeks door aan [verdachte]. U toont mij een aantal inkoopverklaringen uit de administratie van [bedrijf 15]. Ik zie dat daarop alleen maar particuliere namen staan. Dat begrijp ik niet. Wij kopen voornamelijk toch alleen maar in bij bedrijven en die gegevens worden doorgegeven. Ik weet niet hoe of wat maar die inkoopverklaringen kloppen dan niet. Ik heb daar geen verklaring voor.
Ten aanzien van het zeventiende gedachtestreepje (inkoopverklaring o.n.v. [getuige 16]):
Document D-067, op pagina 950.
Nota voor [getuige 16]. 387,5 kg Hm d.d. 17 juni 2008 voor € 2.325.
Proces-verbaal van ambtshandeling betreffende [getuige 16], op ambtsbelofte opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] op 6 april 2011:
P366
Op 22 maart 2011 heb ik, verbalisant, een bezoek gebracht aan [bedrijf 13] te Weert en gesproken met de directeuren. Beiden gaven te kennen dat het metaalafval van de onderneming verkocht werd aan [bedrijf 15], maar dat zij privé geen zaken doen met [bedrijf 15]. [werknemer 1] is de contactpersoon van [bedrijf 15].
Op 31 maart 2011 werden een aantal door directeur Van Hoorn toegezonden documenten ontvangen, waaronder D-067.
P367
Volgens Van Hoorn zijn alle afhalingen door dhr. [getuige 16] van zijn bedrijf afgehandeld.
Op 6 april 2011 heb ik, verbalisant, [getuige 16] als getuige gehoord. [getuige 16] verklaarde het volgende:
“Al jaren levert [bedrijf 13] het afval van de metalen aan [bedrijf 15]. Namens [bedrijf 13] ben ik het aanspreekpunt voor [bedrijf 15]. Door [werknemer 1] is nooit een bon uitgeschreven die ik ontving en ook later ontvingen wij geen document/factuur van [werknemer 1]. De inkoopverklaring van 17 juni 2008 is niet mogelijk. Ik laat géén document op mijn privénaam opmaken noch verkoop ik privé aan [bedrijf 15]. Met betrekking tot de inkoopverklaring op mijn privénaam nog het volgende. Afval van hardmetaal komt normaliter alleen voor bij ondernemingen/bedrijven zoals slijperijen en gereedschapsmakerijen.
Document D-290. Gegevens in de Blackberry van [werknemer 1], pagina 1227:
Van Hoorn HM BV staat in de Blackberry van [werknemer 1] als contact, zonder dat de heer [getuige 16] aldaar als contactpersoon staat vermeld.
Proces-verbaal van verhoor van [werknemer 1], op ambtsbelofte opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] op 24 mei 2011:
P272
Ik doe mijn inkopen bij bedrijven. Ik begrijp niet waarom [verdachte] dan die inkoopverklaringen op naam van een particulier stelt. Er wordt nauwelijks metaalafval ingekocht bij particulieren; een enkele keer wordt er wel eens wat gebracht of via email aangeboden.
Proces-verbaal van verhoor van [werknemer 1], op ambtsbelofte opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] op 25 mei 2011:
P284
Ik geef natuurlijk de bedrijfsnamen en de naam van de contactpersoon door aan [verdachte]. Waarom [verdachte] dan op inkoopverklaringen alleen maar de namen van de contactpersonen vermeld weet ik niet. [verdachte] weet goed dat er hoofdzakelijk alleen maar bij bedrijven wordt ingekocht. Waar anders.
G32-01. Proces-verbaal van verhoor van [werknemer 2], op ambtsbelofte opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] op 25 mei 2011:
P429
Als ik inkopen gedaan heb geef ik de gegevens daarover door. Ik maak voor mezelf een briefje van de inkopen met daarop de naam van het bedrijf en altijd de naam van een contactpersoon, de aantallen kg en de bedragen die ik betaald heb. Over het algemeen geef ik mijn gegevens rechtstreeks door aan [verdachte]. U toont mij een aantal inkoopverklaringen uit de administratie van [bedrijf 15]. Ik zie dat daarop alleen maar particuliere namen staan. Dat begrijp ik niet. Wij kopen voornamelijk toch alleen maar in bij bedrijven en die gegevens worden doorgegeven. Ik weet niet hoe of wat maar die inkoopverklaringen kloppen dan niet. Ik heb daar geen verklaring voor.
Proces-verbaal van verhoor van [werknemer 1] bij de rechter-commissaris op 7 januari 2014:U noemt mij de naam [getuige 16]. Hij is een soort werkplaats [bedrijf 18] in Weert. Door [getuige 16] werd contact met mij opgenomen, het is logisch dat dat in opdracht van Van Hoorn gebeurde. In het beginstadium was er ook contact met Van Hoorn. Ik betaalde daar contante bedragen.

Ten aanzien van het achttiende gedachtestreepje (inkoopverklaring o.n.v. [getuige 17]):

Document D-073, op pagina 956.
Nota voor [getuige 17]. Van u ingekocht 800 kg slijpafval en 21 kg hardmetaal d.d.
7 februari 2007 voor € 2.300.
Document D-075, op pagina 958.
Nota voor [getuige 17]. Van u ingekocht Hm slib en Hm stukken d.d. 3 januari 2008 voor
€ 3.200.
Document D-077, op pagina 960.
Nota voor [getuige 17]. 1000 kg slib, 120 kg Hm en 50 kg slib d.d. 15 januari 2009 voor
€ 4.000.
Document D-078, op pagina 961.
Nota voor [getuige 17]. 60 kg Hm slib, 100 kg Hm en 35 kg Hss d.d. 15 december 2009 voor
€ 1.133,50.
Document D-079, op pagina 962.
Nota voor [getuige 17]. 220 kg Hm en +/- 5000 kg Hm slib d.d. 7 juli 2010 voor € 10.500.
Document D-294. Gegevens in de Blackberry van [werknemer 1], pagina 1233:
[bedrijf 14] staat in de Blackberry van [werknemer 1] als contact, zonder dat de heer [getuige 16] daarbij als contactpersoon wordt vermeld.
Proces-verbaal van ambtshandeling betreffende [getuige 17], op ambtsbelofte opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] op 7 april 2011.
P386
Op het adres [adres 6] is gevestigd [bedrijf 14]. Op 7 april 2011 heeft verbalisant de directeur gesproken, [getuige 17] en die verklaart:
Al jaren verkoopt [bedrijf 14] haar metaalafval aan [bedrijf 15]. Ik heb hierover afspraken gemaakt met [werknemer 1] van [bedrijf 15]. Ik heb gekozen voor ‘zwarte’ betalingen door [bedrijf 15]. De door u aan mij gefaxte inkoopverklaringen van [bedrijf 15] ken ik niet en heb ik ook nooit gezien, maar de daarop vermelde data en bedragen kunnen wel kloppen. Ik heb die bedragen contant ontvangen van [werknemer 1]. Zonder factuur of ander document, dus zwart. Nu ik van u begrijp dat [bedrijf 15] die betalingen wel verwerkt in haar administratie/boekhouding, kan ik alleen nog maar zeggen dat de tenaamstelling van de inkoopverklaringen onjuist is. Privé heb ik niets verkocht aan [bedrijf 15]. Het zijn verkopen van [bedrijf 14]. Dit is ook wel bekend bij [werknemer 1] en duidelijk voor hem.
Proces-verbaal van verhoor van [getuige 17] bij de rechter-commissaris op 2 december 2013:
Ik ken het bedrijf [bedrijf 15] al enkele jaren in verband met metaalafval. Het is afval dat mijn bedrijf Enter Slijptechniek produceert. De getoonde documenten D-073 tot en met D-076 zien op verkopen van metaalafval aan [bedrijf 15]. Ik ben de contactpersoon van mijn bedrijf die de zaken afhandelt met [werknemer 1]. Ik heb gedoe gehad met de FIOD naar aanleiding van de zwarte afhandeling. Dat is overigens allemaal fiscaal afgehandeld.
[werknemer 1] had verzonnen om de facturen op mijn naam te zetten en niet op mijn bedrijf. Nu gaat alles met een factuur en betaling via de bank. Wij doen nog steeds zaken met [bedrijf 15].
Proces-verbaal van verhoor van [werknemer 1], op ambtsbelofte opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] op 24 mei 2011:
P272
Ik doe mijn inkopen bij bedrijven. Ik begrijp niet waarom [verdachte] dan die inkoopverklaringen op naam van een particulier stelt. Er wordt nauwelijks metaalafval ingekocht bij particulieren; een enkele keer wordt er wel eens wat gebracht of via email aangeboden.
Proces-verbaal van verhoor van [werknemer 1], op ambtsbelofte opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] op 25 mei 2011:
P284
Ik geef natuurlijk de bedrijfsnamen en de naam van de contactpersoon door aan [verdachte]. Waarom [verdachte] dan op inkoopverklaringen alleen maar de namen van de contactpersonen vermeld weet ik niet. [verdachte] weet goed dat er hoofdzakelijk alleen maar bij bedrijven wordt ingekocht. Waar anders.
Proces-verbaal van verhoor van [werknemer 1] bij de rechter-commissaris op 7 januari 2014:U noemt mij de naam [getuige 17]. Hij is van [bedrijf 19]. [getuige 17] is altijd mijn contact geweest. Hij is eigenaar van het bedrijf. In de gegevens aan [verdachte] heb ik [getuige 17] vermeld. Zeker in het begin zal ik ook het bedrijf hebben vermeld. Ik heb best wel ooit het bedrijf vermeld, in veel gevallen wel. Ik heb nooit bewust een privépersoon geadministreerd terwijl het een bedrijf moest zijn.

Voetnoten

1.in de noten wordt verwezen naar een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de FIOD, kantoor Eindhoven, “Onderzoek Broholmer”, dossiernummer 46160, afgesloten op 30 juni 2011, aantal doorgenummerde pagina’s: 1435.
2.D-290, p. 1227
3.D-023, p. 902
4.D-291, p. 1228
5.V07-06, p. 286
6.22 december 2009, ECLI:NL:GHARN:2009:BK8675
7.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de FIOD, kantoor Eindhoven, “Onderzoek Broholmer”, dossiernummer 46160, afgesloten op 30 juni 2011, aantal doorgenummerde pagina’s: 1435.