Uitspraak
- het feit dat deze lezing uitdrukkelijk door [getuige 14] wordt tegengesproken;
- het (late) tijdstip waarop [werknemer 1] voor het eerst met deze gang van zaken naar voren komt;
- dat ook verdachte niet eerder een dergelijke verklaring heeft verschaft voor de verschillen tussen de inkoopverklaringen en de weegbonnen;
- de inhoud en wijze van totstandkoming van de verklaring van [werknemer 1]
- dat uit het feit dat [werknemer 1] ter zake één levering twee bonnen uitschreef waarin hij de geleverde hoeveelheid afvalmetaal in twee porties opdeelde, welke twee bonnen vervolgens door verdachte in één inkoopverklaring zijn samengevoegd logischerwijs voortvloeit dat de prijzen per kilogram in de inkoopverklaring en die vermeld op de weegbon overeen moeten komen. Ter terechtzitting is door de rechtbank vastgesteld dat in een aantal gevallen de prijs per kilogram in de inkoopverklaring niet overeen komt met de prijs per kilogram zoals vermeld op de weegbon. Verdachte heeft hiervoor desgevraagd ter zitting geen bevredigende verklaring verschaft.
contantekasstortingen en dat derhalve nimmer een negatieve kas is ontstaan, maar verdachte ziet er met die verklaring aan voorbij dat de door hem genoemde geldleningen weliswaar voorkomen dat in het bedrijf in
boekhoudkundigopzicht een kastekort ontstaat, maar dat daarmee nog niet is komen vast staan dat die stortingen ook feitelijk hebben plaatsgehad, en evenmin hieruit kan worden verklaard hoe deze
contantekasgelden in handen kwamen van [werknemer 1] (en via hem van [werknemer 2]). Uit de afgelegde verklaringen van zowel verdachte als [werknemer 1] blijkt dat [werknemer 1] de contanten die hij en [werknemer 2] nodig hadden om hun werk te kunnen doen verkreeg door met de bankpas van [bedrijf 15] geldbedragen te pinnen. Nog daargelaten dat volgens het onderzoek [verdachte] niet de beschikking had over de door hem beweerdelijk uitgeleende gelden en dat [medeverdachte 1] zelfs heeft ontkend aldus geld te hebben uitgeleend, is de rechtbank uit niets gebleken dat verdachte in de onderzochte periode geld in contanten aan [werknemer 1] en/of [werknemer 2] ter hand heeft gesteld, teneinde hen in staat te stellen daarmee inkopen ten behoeve van [bedrijf 15] te verrichten.
3 maanden.
Ten aanzien van het eerste gedachtestreepje (inkoopverklaringen o.n.v. [getuige 1]):
Ten aanzien van het negende gedachtestreepje (inkoopverklaring o.n.v. [getuige 9]):
telefonischcontact gehad met inkoper [getuige 14], die verklaart: