ECLI:NL:RBOBR:2015:2494

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
28 april 2015
Publicatiedatum
24 april 2015
Zaaknummer
01/993217-10
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorbereidingshandelingen voor de productie van amfetamine met mierenzuur

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 28 april 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij voorbereidingshandelingen voor de productie van amfetamine. De verdachte, geboren in 1974 en woonachtig in Nederland, werd beschuldigd van het opzettelijk voorbereiden en bevorderen van de productie van amfetamine door grote hoeveelheden mierenzuur aan te schaffen, te vervoeren en op te slaan. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten die zich afspeelden tussen 16 april 2009 en 13 mei 2009, waarbij de verdachte samen met medeverdachten handelde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten betrokken waren bij het ophalen van mierenzuur in België, dat bestemd was voor de productie van synthetische drugs. De rechtbank heeft de betrokkenheid van de verdachte bewezen verklaard op basis van observaties, verklaringen van getuigen en inbeslagname van mierenzuur en andere chemicaliën. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist of ernstige redenen had om te vermoeden dat het mierenzuur bestemd was voor de productie van amfetamine. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 12 maanden geëist, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van 6 maanden op, met aftrek van voorarrest. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het tijdsverloop sinds de feiten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/993217-10
Datum uitspraak: 28 april 2015
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1974],
wonende te [adres 1].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 1 februari 2013, 20 september 2013, 7 april 2015 en 14 april 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 9 januari 2013. De tenlastelegging kende aanvankelijk twee feiten, maar feit 2 is ter terechtzitting van 20 september 2013 afgesplitst en is thans separaat aangebracht onder het parketnummer 01/993219-15.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 16 april 2009 tot en met 13 mei 2009
te Brugge, althans in België, en/of te Eersel, Wintelre (gemeente Eersel), Vessem (gemeente Eersel), Veldhoven en/of Waalre, althans in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende metamfetamine en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDMA en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDEA en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDA, (telkens) zijnde (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen
- (telkens) een of meer ander(en) heeft/hebben getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- (telkens) zich en/of een of meer ander(en) gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en/of
- (telkens) voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden, dat die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en)

hebbende hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s) (telkens)

- een stof, te weten (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) mierenzuur, welke stof benodigd is, althans kan worden gebruikt, bij/voor de bereiding, verwerking en/of vervaardiging van amfetamine, metamfetamine, MDMA, MDEA en/of MDA, in elk geval (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,

besteld, vervoerd, overgeladen, opgeslagen, verpakt, bereid, bewerkt, verwerkt, afgeleverd, verstrekt, gekocht, verkocht, gefinancierd, ter beschikking gesteld en/of voorhanden gehad en/of doen/laten bestellen, vervoeren, overladen, opslaan, verpakken, bereiden, bewerken, verwerken, afleveren, verstrekken, kopen, verkopen, financieren, ter beschikking stellen en/of voorhanden hebben en/of

- (een) vervoermiddel(len) voor het transport van de stof(fen) beschikbaar gehad en/of gesteld en/of gefinancierd en/of doen/laten stellen en/of financieren en/of - ruimte voor de opslag van de stof(fen) beschikbaar gehad en/of gesteld en/of doen/laten stellen en/of
- (een) chauffeur(s) voor het vervoer van de stof(fen) geregeld en/of doen/laten regelen en/of
- (de) chauffeur(s) voor het vervoer van de stof(fen) een vergoeding gegeven en/of doen/laten geven;
art 10a lid 1 ahf/sub 1 Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijsmotivering. [1]
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit.
Het oordeel van de rechtbank.
Uit de observatieverslagen, de verklaringen van verdachte en [medeverdachte 1] en de inbeslagname van de partij van 1800 liter mierenzuur bij de woning van verdachte blijkt van betrokkenheid van verdachte en [medeverdachte 1] bij het transport van 22 april 2009.
Met betrekking tot het transport van 1500 liter mierenzuur op 16 april 2009 overweegt de rechtbank als volgt. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij in 2009 samen met verdachte ten minste één keer voor [medeverdachte 2] chemicaliën in België heeft opgehaald. Hiervoor zouden verdachte en hij elk € 500,- hebben gekregen. Verdachte en [medeverdachte 1] hebben aangegeven dat het mierenzuur dat op 22 april 2009 is opgehaald, bestemd was voor het etsen van een vloer in een door [bedrijf 1] gehuurde loods in Oirschot. Deze partij is opgehaald door verdachte samen met [getuige 1]. Hier stond
– aldus verdachte – [medeverdachte 2] buiten. Dit betekent – uitgaande van de verklaring van [medeverdachte 1] – dat verdachte en [medeverdachte 1] tenminste bij één ander transport betrokken zijn geweest. Blijkens de historische printgegevens van de vaste telefoonlijn van [medeverdachte 1] is er op 9 april 2009 telefonisch contact geweest tussen het vaste nummer van [medeverdachte 1] en het [bedrijf 2] te Brugge. Uit de observatie van 16 april 2009 blijkt dat een op naam van [bedrijf 1] (bedrijf van verdachte en [medeverdachte 1]) staande bestelbus vanuit België de Nederlandse grens passeert en rijdt naar het [adres 1]. Dit is het woonadres van verdachte. Er is een technisch hulpmiddel aangebracht op de bij de woning van verdachte gestalde goederen in de bestelbus. Het technisch hulpmiddel bevond zich op 13 mei 2009 op de locatie [adres 2] te Veldhoven. Aldaar is op 13 mei 2009 een partij van 1500 liter mierenzuur (waarop het technisch hulpmiddel was bevestigd) aangetroffen, evenals een groot aantal andere chemicaliën en voorwerpen zoals speciekuipen en vacuümmachines.
Op 16 april 2009 rond 13.30 uur bevindt de telefoon van [medeverdachte 1] zich bij een [bedrijf 3] in Kruibeke (België). Geconfronteerd met deze bevinding heeft [medeverdachte 1] verklaard dat ‘hij er dan bij geweest is’. Gelet op het vorenstaande, in samenhang bezien, acht de rechtbank bewezen dat verdachte en [medeverdachte 1] de personen zijn geweest die op 16 april 2009 een partij van 1500 liter mierenzuur hebben opgehaald bij [bedrijf 2] en naar de woning van verdachte hebben vervoerd. De rechtbank wordt in haar overtuiging gesterkt door het feit dat verdachte en [medeverdachte 1] een week later (het transport van 22 april 2009) opnieuw betrokken waren bij het afhalen van een grote hoeveelheid mierenzuur.
De vraag is vervolgens of bewezen kan worden dat verdachte en [medeverdachte 1] wisten of ernstige redenen hadden te vermoeden dat het door hen opgehaalde mierenzuur was bestemd voor de productie van synthetische drugs. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend.
Allereerst stelt de rechtbank vast dat de op 16 april 2009 opgehaalde partij op 13 mei 2009 is aangetroffen in een loods in Veldhoven. In deze loods zijn ook andere chemicaliën en voorwerpen aangetroffen die (kunnen) worden gebruikt bij de productie van amfetamine. Ook zijn op filters van ter plaatse aangetroffen mondmaskers sporen van amfetamine aangetroffen. Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee voldoende komen vast staan dat de partij van 16 april 2009 was bestemd om te worden gebruikt bij de productie van synthetische drugs.
Het gaat bij beide transporten om zeer grote hoeveelheden mierenzuur, een stof die binnen de door verdachte en [medeverdachte 1] gerunde bedrijven in het geheel niet wordt toegepast. Het transport van 22 april 2009 heeft plaatsgevonden met een op naam van [getuige 1] gehuurde bestelbus, waarbij verdachte degene is geweest die de huur (contant) heeft afgerekend. Verdachte heeft voor deze partij mierenzuur contant betaald aan [bedrijf 2]. Van de aankoop van beide partijen is niets terug te vinden in de boekhouding van [bedrijf 1] of andere aan verdachte en [medeverdachte 1] gelieerde bedrijven.
Volgens verdachte en [medeverdachte 1] was het op 22 april 2009 opgehaalde mierenzuur bestemd voor het etsen van een vloer in een door [bedrijf 1] gehuurde en gebruikte loods in Oirschot. De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig gelet op de hierboven geschetste gang van zaken, het feit dat de aankoop van deze partij mierenzuur op geen enkele wijze is terug te vinden in de boekhouding van [bedrijf 1], deze partij contant werd afgerekend, het feit dat de eerder op 16 april 2009 opgehaalde partij mierenzuur naar het oordeel van de rechtbank aantoonbaar bestemd was voor de productie van amfetamine en gelet ook op de verklaring van [getuige 1], inhoudende dat verdachte hem had verteld dat ze vloeistoffen gingen ophalen voor het bedrijf van een vriend van hem ([verdachte]) en [medeverdachte 1]. Dat [getuige 1] verklaarde dat hem was gezegd dat de vloeistoffen waren bestemd voor de schoonmaak van vloeren en de bewerking van roestvrijstalen handvatten doet hieraan niet af.
Gezien het vorenstaande moeten verdachte en [medeverdachte 1] met betrekking tot beide partijen mierenzuur hebben geweten, althans ernstige redenen hebben gehad om te vermoeden, dat deze partijen bestemd waren voor de productie van amfetamine. Met betrekking tot deze transporten kan het tenlastegelegde dan ook voor beide verdachten wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
in de periode van 16 april 2009 tot en met 13 mei 2009 te Brugge en in Nederland,
meermalen, telkens tezamen en in vereniging met een ander, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken van (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- telkens vervoermiddelen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden, dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit,
hebbende hij, verdachte, en zijn mededader telkens
- een stof, te weten grote hoeveelheden mierenzuur, welke stof benodigd is, althans kan worden gebruikt, bij/voor de bereiding, verwerking en/of vervaardiging van amfetamine,

besteld, vervoerd, overgeladen en opgeslagen en

- vervoermiddelen voor het transport van de stof beschikbaar gesteld en/of gefinancierd en - ruimte voor de opslag van de stof beschikbaar gesteld en/of - een chauffeur voor het vervoer van de stof geregeld.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en met aftrek van het voorarrest.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
De officier van justitie maakt kenbaar voornemens te zijn een vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging verzoekt de rechtbank om bij bewezenverklaring, (mede) gelet op het tijdsverloop, aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor de productie van amfetamine door samen met een ander grote hoeveelheden mierenzuur in België te kopen, naar Nederland te vervoeren en op te slaan.
Naar algemeen bekend is wordt door de productie van amfetamine de volksgezondheid ernstig bedreigd. Door de fabricage van en handel in dergelijke harddrugs wordt voorts onder de gebruikers het plegen van vermogensdelicten bevorderd, teneinde de voor het gebruik benodigde gelden te verkrijgen. Chemisch afval afkomstig van de laboratoria waar synthetische drugs worden gemaakt, wordt vaak in de natuur gedumpt en leidt daar tot schade en risico’s voor mens en milieu. Daarnaast pleegt de productie van en handel in synthetische drugs gepaard te gaan met allerlei bijkomende vormen van criminaliteit, onder meer gericht op het verhullen en beschermen van deze activiteiten. Verdachte heeft bij dit alles gehandeld uit puur winstbejag en zich niet bekommerd om de negatieve effecten van zijn gedragingen.
In strafmatigende zin heeft de rechtbank rekening gehouden met het volgende.
Van directe betrokkenheid van verdachte bij de daadwerkelijke productie en verspreiding van amfetamine is niet gebleken; aanwijzingen daarvoor zijn in het dossier niet aangetroffen.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het feit dat het deze zaak gaat om strafbare feiten die een aantal jaren geleden zijn begaan; dit tijdsverloop is verdachte niet, althans niet in volle omvang aan te rekenen.
Verder acht de rechtbank het van belang dat sinds het tijdstip waarop het door verdachte hem gepleegde strafbare feit heeft plaatsgehad geruime tijd is verstreken en verdachte, voor zover nu bekend, in deze periode geen nieuwe, soortgelijke strafbare feiten heeft gepleegd.
De rechtbank is alles afwegend van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden passend en geboden is. De aard en ernst van het bewezenverklaarde maakt dat het opleggen van een taakstraf of een geldboete door de rechtbank niet passend wordt geacht.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 47, 57, 63
Opiumwet art. 2, 10, 10a.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:

medeplegen van:een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen, door voorwerpen, vervoermiddelen en stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Legt op de volgende straf.
Gevangenisstrafvoor de duur van
6 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.J.W. Hermans, voorzitter,
mr. W. Schoorlemmer en mr. M.Th. van Vliet, leden,
in tegenwoordigheid van M.J.H. Rijnbeek, griffier,
en is uitgesproken op 28 april 2015.
Bewijsbijlage ten aanzien van [verdachte], parketnummer 01/993217-10. [2]
Het overzichtsproces-verbaal zaak 1, op ambtsbelofte en op ambtseed opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 2] en [verbalisant 3] op 30 juni 2011:
P22
Algemeen.
Voor de illegale productie van synthetische drugs worden over ’t algemeen twee productiemethoden gebruikt:
* De Leuckart synthese, voor de productie van amfetamine uit BMK.
* De Reductieve Aminering, voor de productie van MDMA uit PMK.
In beide productiemethoden wordt gebruik gemaakt van zoutzuur. Bij de productie van amfetamine wordt in de 1e kookstap ook mierenzuur gebruikt.
Zie ook D-341, pagina 1285; D-342, pagina 1286.
G03-01. Proces-verbaal van verhoor van [getuige 1], op ambtsbelofte opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] op 3 maart 2011:
P303
Ik ken het [bedrijf 2] te Brugge niet. Ik ben daar wel twee keer mee naartoe gereden. De eerste keer was met mijn broer [getuige 2]. [getuige 2] vertelde mij dat we daar wat spullen gingen ophalen voor een poetsbedrijf van een vriend van [medeverdachte 1]. Vrij kort daarna belde [verdachte] mij en vroeg of ik met hem wilde meegaan naar België. Ik ben toen naar het huis van [medeverdachte 1] in Wintelre gereden. Daar kwam toen ook [verdachte] aan en we zijn samen weggereden. Ik heb op zijn verzoek op mijn naam een bestelauto gehuurd bij [bedrijf 4] (verhuurbedrijf in Eindhoven).
U toont mij foto’s van twee personen die betrokken zijn geweest bij de afhaling van chemicaliën in Brugge op 7 april 2009. Ik herken mijzelf en mijn broer [getuige 2] op deze foto’s. De eerste keer dat ik met [getuige 2] naar België ben geweest, heb ik ook een bestelauto gehuurd. We hebben toen een aantal jerrycans opgehaald, van 25 liter.
P304
De gehuurde bestelauto betrof een bestelauto met het [kenteken 1] bij [bedrijf 5]. De tweede keer, op 16 april 2009, heeft [verdachte] mij gevraagd om de bestelauto te huren. Wij hebben dat spul gelost in een loods.
Ik ben op 16 april 2009 gewoon meegereden met [verdachte]. Het betrof weer een aantal jerrycans. Het ging om een grotere bestelling dan de vorige keer. [verdachte] is toen naar een groot huis in Vessem gereden en daar hebben wij samen de jerrycans met de hand gelost.
Opmerking rechtbank: uit de overige bevindingen van het dossier, de latere verklaring van [getuige 1] en de verklaring van [verdachte] blijkt dat het tweede transport waar [getuige 1] over verklaart niet op 16 april 2009 maar op 22 april 2009 heeft plaatsgevonden.

1500.liter mierenzuur op 16 april 2009.

Pagina 1332: op de historische printlijst van [telefoonnummer 1], telefoonaansluiting woonadres [medeverdachte 1], is te zien dat op 9 april 2009 contact is geweest met het telefoonnummer van [bedrijf 2] te België, [telefoonnummer 2], gedurende 128 seconden.
D-352, p1352 en 1353. Proces-verbaal van observatie d.d. 16 april 2009:
Op 16 april 2009 hebben wij omstreeks 14.30 uur de observatie aangevangen in de onmiddellijke omgeving van de Belgisch-Nederlandse grensovergang, gelegen aan de Rijksweg A67.
14.35
uur.
Op de Rijksweg A67, komende uit de richting België, nam de bedrijfswagen, merk Mercedes Sprinter met het [kenteken 2] (hierna: de Sprinter), de afslag Eersel. In de Sprinter zaten twee personen.
14.5
uur.
De Sprinter verdween achter een huis in [adres 1] te Vessem.
14.51
uur.
De Sprinter stond achter een huis aan [adres 1] geparkeerd. Twee mannen stonden bij de Sprinter, NN1 en NN2. NN1 en NN2 liepen in de richting van een woning.
14.52
uur.
Bij voornoemde woning vertrok een grijze VW Passat met het [kenteken 3], met daarin NN1 als bestuurder en NN2 als bijrijder.
D-353, p1365. Proces-verbaal Federale Gerechtelijke Politie Brugge, bijlage van het rechtshulpverzoek van 14 april 2009, opgemaakt door rechercheur [verbalisant 4], Officier van Gerechtelijke Politie:
Tijdens de observatie van 16 april 2009 werd om 13.36 uur aan het [bedrijf 3], E17 in Kruibeke (België) richting Antwerpen vastgesteld dat een onbekende man NN2 tweemaal telefonisch contact had met zijn GSM.
Na ontvangst van het mastverkeer van de provider [bedrijf 6] en aan de hand van de onderzoekselementen en meerbepaald het tijdstip, kan worden getraceerd dat het [telefoonnummer 3] door de man NN2 wordt gebruikt.
De man NN2 ontvangt om 13.37 uur twee oproepen. Eén door de gebruiker van het [telefoonnummer 4], 59 seconden.
D-343, p1288. Proces-verbaal verdenking [persoon], op ambtsbelofte opgemaakt door [verbalisant 5] op 5 juni 2009.
Deze op 7 april 2009 bestelde partij van 1500 liter mierenzuur werd op 16 april 2009 afgehaald bij [bedrijf 2]. Waargenomen werd dat het mierenzuur in de bestelbus voorzien van het [kenteken 4], ten name van [bedrijf 1], [adres 3] te Wintelre, werd vervoerd naar het [adres 1] te Vessem. De bestelbus werd geparkeerd op dit adres aan de achterzijde van de garage.
Vervolgens werd met een technisch hulpmiddel vastgesteld dat het mierenzuur zich op 21 april 2009 bevond op het woonwagencentrum gelegen aan [adres 4] te Waalre. Op 13 mei 2009 werd met een technisch hulpmiddel vastgesteld dat het mierenzuur zich bevond op het [adres 2] te Veldhoven. Op 13 mei 2009 werd op dit adres, in een gehuurde afdeling van een voormalige varkensstal, nagenoeg de gehele partij mierenzuur in beslag genomen. Naast deze partij mierenzuur werden andere chemicaliën, waaronder zoutzuur 30%, hardware en verpakkingsmaterialen aangetroffen die gebruikt kunnen worden bij de vervaardiging en verpakking van synthetische drugs. Tevens werd een hoeveelheid afval in beslag genomen met daarin een substantie waarvan, middels een indicatieve test, werd vastgesteld dat deze amfetamine bevat.
D-354, p1366 tot en met 1370. Proces-verbaal van bevindingen, op ambtsbelofte opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6]:
Op 13 mei 2009 werd op het perceel [adres 2] te Veldhoven een onderzoek op grond van artikel 9 van de Opiumwet ingesteld. Bij ruimte 9 stond als huurder vermeld ‘2 mannen’. [getuige 3] verklaarde dat van alle ruimten, met uitzondering van ruimte 9, een huurcontract was. Ruimte 9 werd ons aangewezen. De deur van ruimte 9 beschikte over een loopdeur die voorzien was van 3 boven elkaar geplaatste sloten. Achter de deur was een twee (tweede) wand voorzien van scharnieren. Achter de scharnierende wand werden, afgedekt met opgevouwen verhuisdozen, diverse grondstoffen geschikt voor de vervaardiging van de synthetische drug amfetamine, afval van amfetamine productie, diverse specifieke hardware en twee aanhangers aangetroffen.
In beslag genomen zijn de volgende goederen:
- 115 zakken Caustic Soda a 25 kg, totaal 2875 kg;
- 11 dozen Cafeïne a 25 kg, totaal 275 kg, FD Cafeine;
- 5 vaten Methanol a 200 liter, totaal 1000 liter, vermoedelijk methanol;
- 55 jerrycans Mierenzuur a 25 liter, totaal 1375 liter, etiket vermeld mierenzuur;
- 4 vaten onbekende vloeistof a 120 liter, totaal 480 liter;
- 3 vaten Formamide a 60 liter, totaal 180 liter, vermoedelijk Formamide;
- 1 vat onbekende vloeistof a 60 liter, doorgesneden en weer getaped;
- 9 jerrycans restanten a 25 liter, leeg, “F” opschrift op dop;
- 15 jerrycans Chloorwaterstof a 25 ltr, restanten, etiket vermeld Chloorwaterstof 30%;
- 20 jerrycans Zoutzuur a 25 liter, restanten, etiket vermeld “Zoutzuur 37%”;
- 2 vaten, wit, a 300 liter, leeg, 1 vat met koppelingsaansluiting;
- 1 fles Acetophenon, 1,5 liter, FD Acetofhenon;
- 1 fles Acetophenon, 1 liter, FD Acetofhenon;
- 10 jerrycans, wit, a 25 liter, onbekende inhoud en hoeveelheid;
- 3 jerrycans, wit, a 20 liter, onbekende inhoud en hoeveelheid;
- 1 jerrycan Methanol a 5 liter, etiket vermeld “Methanol”;
- 1 jerrycan onbekende vloeistof a 5 liter;
- 3 vacuummachines;
- 5 grote speciekuipen;
- 8 kleine speciekuipen;
- 1 ‘gamma’tas, met inhoud: maatbekers; sealzakken; pollepel; PH papier; voegspijkers;
- 2 vacuum pompen “Vacubrand”;
- 1 draagtas met verpakkingsmaterialen;
- 14 jerrycans Chloorwaterstof a 25 liter, etiket vermeld Chloorwaterstof 30%;
- 3 rondbodem kolfen;
- 1 glazen Scheidtrechter.
Situatieschets van de gehuurde afdeling 9 [adres 5] te Oirschot op pagina 1370.
D-355, p1371. Proces-verbaal aanvraag DNA-onderzoek, op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 7]:
Op 13 mei 2009 werd te Veldhoven in een loods een opslag precursoren en afval van de productie van synthetische drugs aangetroffen. Tijdens het onderzoek werden biologische sporen aangetroffen:
Spoor AABI9799NL Filter van masker in vat C7.
Spoor AABI9798NL Filter van masker in vat C7.
Deskundigenrapport van het NFI d.d. 7 oktober 2009 van dr. J.D.J. van den Berg:
P1383
Onderzoek naar sporen verdovende middelen op twee filters tegen organische dampen.
P1385
Op de onderzochte filters met nummers AABI9799NL en AABI9798NL is amfetamine aangetoond.
V03-01. Het verhoor van [medeverdachte 1], op ambtsbelofte en op ambtseed opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 8] op 8 februari 2011:
P188
Verbalisanten: Tijdens de rit van Brugge naar Vessem is gezien dat de bijrijder telefoneerde. Er is vastgesteld dat gebeld is met [telefoonnummer 3]. Dat is uw GSM. Wat kunt u hierover verklaren?
P189
Gehoorde: Dan ben ik erbij geweest denk ik. Het zegt mij zo niks maar het is aannemelijk dat ik erbij geweest ben. (…) [medeverdachte 2] heeft inderdaad aan [verdachte] en mij gevraagd chemicaliën op te halen in België. (…) In 2009 vroeg [medeverdachte 2] of we nogmaals chemicaliën wilden ophalen. [verdachte] en ik hebben ieder Eur 500,- per transport ontvangen van [medeverdachte 2].
P190
Ik weet niet hoe vaak ik samen met [verdachte] chemicaliën heb opgehaald. Dit kan één, twee of drie keer geweest zijn.
Het verhoor van [verdachte] bij de rechter-commissaris op 28 november 2013:
De transporten in 2009 zijn gedaan op verzoek van [bedrijf 7]/[medeverdachte 2]. Ik heb informatie gekregen van [medeverdachte 1]. Het verzoek was om een partij chemicaliën op te halen in België en of onze bus daarbij gebruikt mocht worden. Ik weet niets van de betrokkenheid van [medeverdachte 2] bij de transporten. Wij zouden goederen ophalen in België; ik weet niet waar ze afgeleverd zijn. Het klopt dat de partij mierenzuur die op 29 april 2009 in beslag is genomen, door mijzelf gehaald is. Ik heb de spullen gehaald en zelf betaald, cash. Ik heb geen factuur gehad.

1800.liter mierenzuur op 22 april 2009.

D-360. Proces-verbaal van observatie 22 april 2009, pagina’s 1405 t/m 1407:
17.05
uur.
De witte vrachtwagen, Mercedes met het [kenteken 5], gaat de grens tussen België en Nederland over op de A67 nabij Eersel.
17.08
uur.
In het voertuig zitten 2 mannen.
17.25
uur.
De [kenteken 5] rijdt in de richting Wintelre.
17.4
uur.
De [kenteken 5] staat stil tegenover perceel [adres 3] te Wintelre. Er zit niemand in het voertuig. Op de oprit van perceel [adres 3] staan 3 personen. Een van hen draagt een roze shirt.
18
uur.
De [kenteken 5] staat stil achter perceel [adres 1] te Vessem. Achter de woning zijn 3 voertuigen zichtbaar. De [kenteken 5], een bestelbus Mercedes [kenteken 6] (op naam van [bedrijf 1], [adres 3] te Wintelre) en een bestelbus Mercedes met gele bies met het [kenteken 2] (op naam van [bedrijf 1], [adres 3] te Wintelre). De achterdeuren van de [kenteken 5] en de [kenteken 6] staan open. Tussen beide voertuigen bevinden zich personen. Kennelijk worden goederen overgeladen.
18.12
uur.
Een van de personen die zich bevindt tussen en nabij de [kenteken 5] en de [kenteken 6] draagt een roze shirt. Deze persoon stapt in en uit de [kenteken 6].
18.15
uur.
De [kenteken 5] rijdt weg vanaf het perceel [adres 1] te Vessem.
D-361, p1408 en 1409. Proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot [adres 5] te Oirschot, op ambtsbelofte opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] op 8 mei 2009:
Op 29 april 2009 werd op het perceel [adres 1] te Vessem, 1800 liter mierenzuur aangetroffen en in beslag genomen.
[verdachte] werd als verdachte gehoord en hij heeft verklaard dat hij de 1800 liter mierenzuur nodig heeft voor het etsen van de vloer in een nieuwe loods aan [adres 5] te Oirschot van hem en zijn compagnon [medeverdachte 1]. Ze gebruiken het mierenzuur om de oude vloer goed te ontvetten voor ze de nieuw vloer er overheen storten, aldus [verdachte].
Met [verdachte] zijn verbalisanten naar het perceel [adres 5] te Oirschot gegaan. Daar stonden onder meer een bestelbus met geel met groene band met het [kenteken 2]. Dit voertuig was ons, verbalisanten, bekend als het voertuig waarmee 1500 liter mierenzuur werd opgehaald bij [bedrijf 2] te Brugge op 16 april 2009.
In de stal bekeken 3 personen een Opel Combo. Een van hen stelde zich voor als [medeverdachte 1].
D-362, p1413. Proces-verbaal van verhoor van [verdachte], op ambtsbelofte opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 9] en [verbalisant 6] op 29 april 2009:
Ik heb de partij mierenzuur gekocht in Brugge te België. Daar is die het goedkoopst. Ik heb geen vergunning voor het vervoeren van mierenzuur.
G03-01. Proces-verbaal van verhoor van [getuige 1], op ambtsbelofte opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] op respectievelijk 3 maart 2011:
P303
Ik ben twee keer mee naar [bedrijf 2] in Brugge gereden. De eerste keer was dat met mijn broer [getuige 2]. We gingen daar volgens [getuige 2] wat spullen ophalen voor een poetsbedrijf van een vriend van [medeverdachte 1]. Vrij kort daarna belde [verdachte] mij en vroeg of ik met hem wilde meegaan naar België. Ik ben toen naar het huis van [medeverdachte 1] in Wintelre gereden en [verdachte] kwam ook daarheen en we zijn samen weggereden. [verdachte] zei dat we nog een bestelauto moesten ophalen. Op zijn verzoek heb ik op mijn naam een bestelauto gehuurd bij [bedrijf 4]. Onderweg zei [verdachte] dat we voor het bedrijf van een vriend van hem en [medeverdachte 1], genaamd [bedrijf 7]… en dan nog iets, vloeistoffen voor de schoonmaak van vloeren en voor de bewerking van roestvrijstalen handvatten gingen ophalen. De eerste keer was op 7 april 2009.
P304
De tweede bestelling werd op 16 april 2009 opgehaald. Ik ben gewoon meegereden met [verdachte]. Ik weet nog dat het weer een aantal jerrycans betrof. Het ging om een grotere bestelling dan de vorige keer. [verdachte] is toen naar een groot huis in Vessem gereden en daar hebben wij samen de jerrycans met de hand gelost.
Opmerking rechtbank: zoals hierboven al vermeld ziet deze verklaring op het transport van 22 april 2009.
G03-02. Proces-verbaal van verhoor van [getuige 1], op ambtsbelofte opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] op respectievelijk 14 maart 2011:
P309
De in België opgehaalde jerrycans hebben [verdachte] en ik gelost in Vessem. Na het lossen heb ik de gehuurde bestelauto teruggebracht naar [bedrijf 4].
V03-01. Het verhoor van [medeverdachte 1], op ambtsbelofte en op ambtseed opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 8] op 8 februari 2011:
P190
Verbalisanten: Vervolgens rijdt de bestelbus naar het woonadres van [verdachte] aan [adres 1] in Vessem. Aldaar staan twee andere bestelbussen met de kentekens [kenteken 6] en [kenteken 4] die beiden geregistreerd zijn ten name van [bedrijf 1]. De partij mierenzuur wordt overgeladen in de bestelbus met kenteken [kenteken 6].
Gehoorde:
Daar ben ik bij geweest. (…) Er is mij gevraagd om mee te lossen en dat heb ik gedaan. Die partij was bestemd voor het etsen van een vloer in een loods op [adres 5].
Het verhoor van [verdachte] bij de rechter-commissaris op 28 november 2013:
De transporten in 2009 zijn gedaan op verzoek van [bedrijf 7]/[medeverdachte 2]. Ik heb informatie gekregen van [medeverdachte 1]. Het verzoek was om een partij chemicaliën op te halen in België en of onze bus daarbij gebruikt mocht worden. Ik weet niets van de betrokkenheid van [medeverdachte 2] bij de transporten. Wij zouden goederen ophalen in België; ik weet niet waar ze afgeleverd zijn. Het klopt dat de partij mierenzuur die op 29 april 2009 in beslag is genomen, door mijzelf gehaald is. Ik heb de spullen gehaald en zelf betaald, cash. Ik heb geen factuur gehad.

Voetnoten

1.Voor de bewijsmiddelen wordt verwezen naar het als bijlage aan dit vonnis gehechte bewijsmiddelenoverzicht (b.m.o.)
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de FIOD, kantoor Eindhoven, “Onderzoek Broholmer”, dossiernummer 46160, afgesloten op 30 juni 2011, aantal doorgenummerde pagina’s: 1435.