ECLI:NL:RBOBR:2015:2388

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
24 april 2015
Publicatiedatum
23 april 2015
Zaaknummer
01/845383-14
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor wederspannigheid, bedreiging en diefstal met geweld in Oss

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 24 april 2015 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder wederspannigheid, bedreiging en diefstal met geweld. De verdachte werd op 26 mei 2014 in Oss aangehouden na een reeks incidenten waarbij hij zich gewelddadig verzette tegen de politie, bedreigingen uitte naar verschillende slachtoffers en goederen, in dit geval blikken bier, wegnam uit een supermarkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich op gewelddadige wijze heeft verzet tegen de aanhouding door een hoofdagent van de politie, wat resulteerde in lichamelijk letsel voor de agent. Daarnaast heeft de verdachte meerdere bedreigingen geuit, waaronder de woorden 'ik ga jou vermoorden met een mes', gericht aan een van de slachtoffers. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 33 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De bijzondere voorwaarden van de voorwaardelijke straf omvatten opname in een forensische verslavingskliniek en toezicht van de reclassering. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van €150,00 toegewezen aan de benadeelde partij, een agent die letsel had opgelopen tijdens de aanhouding.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Strafrecht
Parketnummer: 01/845383-14
Datum uitspraak: 24 april 2015
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1984],
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 28 oktober 2014, 29 januari 2015 en 10 april 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 26 september 2014
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 26 mei 2014 te Oss toen de aldaar dienstdoende [slachtoffer 1], hoofdagent van de politie verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 285 van het wetboek van strafrecht, in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, op heterdaad had aangehouden en vastgegrepen, althans vast had teneinde hem ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening haar bediening, door opzettelijk gewelddadig voornoemde [slachtoffer 1] met geschoeide voet tegen haar benen en/of knie te schoppen, tengevolge waarvan deze opsporingsambtenaar enig lichamelijk letsel (kneuzingen op been en/of knie) bekwam;
2. hij op of omstreeks 26 mei 2014 te Oss [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd :"ik ga jouw vermoorden met een mes", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3. hij op of omstreeks 26 mei 2014 te Oss, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen zes, althans een of meer, blikken bier, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [supermarkt], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, opzettelijk dreigend tegen voornoemde [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 3] heeft gezegd: "ook jouw leven kan ik zuur maken" en/of "wacht maar af, morgen maak ik hier iedereen af. Ik maak jou kapot" en/of "ik heb jou gisteren ook al gewaarschuwd dus durf maar eens iets te zeggen, je houdt je mond", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 mei 2014 te Oss [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 3] toen en aldaar dreigend de woorden toegevoegd :"Wacht maar af, morgen maak ik hier iedereen af" en/of "Ik maak jou kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
en/of
hij op of omstreeks 26 mei 2014 te Oss, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen zes, althans een of meer, blikken bier, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [supermarkt], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
4. hij op of omstreeks 25 mei 2014 te Oss, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen zes, althans een of meer, blikken bier, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [supermarkt], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, opzettelijk dreigend tegen voornoemde [slachtoffer 3] heeft gezegd - zakelijk weergegeven - dat alles daar van hem was en/of dat zij haar mond moest houden en/of dat hij niet hoefde af te rekenen omdat hij de baas was en/of dat als ze dichterbij zou komen hij het bier in haar richting zou gooien, en/of
(terwijl) hij, verdachte, opzettelijk met de blikken bier boven zijn hoofd zwaaide, althans de blikken bier boven zijn hoofd hield;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 mei 2014 te Oss [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 3] toen en aldaar dreigend de woorden toegevoegd - zakelijk weergegeven - dat alles daar van hem was en/of dat zij haar mond moest houden en/of dat hij niet hoefde af te rekenen omdat hij de baas was en/of dat als ze dichterbij zou komen hij het bier in haar richting zou gooien, en/of (terwijl) hij, verdachte, opzettelijk met de blikken bier boven zijn hoofd zwaaide, althans de blikken bier boven zijn hoofd hield;
en/of
hij op of omstreeks 25 mei 2014, te Oss, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen zes, althans een of meer, blikken bier, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [supermarkt], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs.
De bronnen.
een dossier van de regiopolitie Eenheid Oost-Brabant, district Maasland, met dossiernummer PL2100-2014063339, afgesloten d.d. 28 mei 2014, aantal doorgenummerde bladzijden: 53. Dit dossier bevat een verzameling wettig opgemaakte processen-verbaal die in de onderhavige zaak in het kader van het opsporingsonderzoek zijn opgemaakt alsmede (eventueel) andere bescheiden;
een proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige kamer d.d. 28 oktober 2014.
Inleiding.
Verdachte wordt verweten dat hij op 26 mei 2014 in Oss [slachtoffer 2] met de dood heeft bedreigd (feit 2). Toen verdachte om die reden aangehouden werd door onder meer verbalisant [slachtoffer 1], zou hij zich zodanig hebben verzet dat voornoemde verbalisant daardoor letsel heeft bekomen (feit 1). Voorts wordt verdachte er van beschuldigd dat hij op 25 en 26 mei 2014 in Oss bij de supermarkt ([supermarkt]) een diefstal heeft gepleegd en/of (daarbij) verbale bedreigingen heeft geuit (feit 3 primair/subsidiair en feit 4 (primair/subsidiair).
Het standpunt van de officier van justitie.
Bewezenverklaring van feit 1, feit 2, feit 3 primair en feit 4 primair.
Het standpunt van verdachte.
Verdachte ontkent zich schuldig te hebben gemaakt aan de hem ten laste gelegde feiten.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht op grond van de navolgende bewijsmiddelen feit 1, feit 2, feit 3 primair en feit 4 primair wettig en overtuigend bewezen. Omwille van de leesbaarheid zal de rechtbank de chronologie van de gebeurtenissen aanhouden.
Ten aanzien van feit 4 primair.
Aangeefster [slachtoffer 3] heeft aangifte gedaan van diefstal. Zij verklaart dat ze op 25 mei 2014 als caissière werkzaam was in de [supermarkt] gelegen aan de [plaats] in Oss. Zij zag een man met een sixpack bier door het gangpad van een lege kassa lopen die op dat moment gesloten was. Aangeefster zag dat de man met het sixpack bier over een hekje stapte dat deze gang afsloot en richting die uitgang liep. Zij verklaart dat ze eerst geroepen heeft dat de man het bier af moest rekenen en daaropvolgend naar de man is toegelopen. Aangeefster hoorde de man roepen dat hij niet hoefde af te rekenen. Zij hoorde hem voorts roepen dat als zij dichterbij zou komen, hij het bier in haar richting zou gooien. De man herhaalde dit een paar keer en liep daarna vloekend en tierend weg. Volgens aangeefster gedroeg de man zich dusdanig dreigend dat zij hem maar heeft laten lopen om verdere escalatie te voorkomen. Het weggenomen goed behoorde toe aan de [supermarkt]. (bron 1, p. 23 en 24)
[getuige 1] verklaart dat ze bij de kassa stond van de [supermarkt]. Zij zag een man met een sixpack bier voorbij de kassa naar buiten lopen. De getuige verklaart dat ze gehoord heeft dat de caissière tegen de man riep dat hij moest betalen en dat de caissière vervolgens achter de man is aangelopen. Zij zag de man naar buiten lopen. Zij verklaart voorts dat de man een agressieve houding had en dat hij het sixpack bier in zijn handen had en deze duidelijk aan iedereen liet zien. (bron 1, p. 29)
[getuige 2] verklaart dat de haar bekende [verdachte] met een sixpack bier de [supermarkt] uitliep. Zij zag dat er een medewerkster van de [supermarkt] bij hem stond. Zij hoorde dat verdachte vloekte en zag dat hij het sixpack bier omhoog zwaaide. (bron 1, p. 27)
Verdachte erkent dat hij die dag in de [supermarkt] is geweest. (bron 2, p. 2)
Ten aanzien van feit 3 primair.
Aangeefster [slachtoffer 3] heeft aangifte gedaan van diefstal en bedreiging. Zij verklaart dat ze op 26 mei 2014 als caissière werkzaam was in de [supermarkt] gelegen aan de [plaats] in Oss. Zij zag verdachte [verdachte], die zij herkende van het incident dat een dag eerder had plaatsgevonden, bij de kassa’s staan en zag dat hij een sixpack bier in zijn handen had. De waarde van het bier bedroeg € 2,19. Aangeefster zag dat verdachte achter de klanten doorliep en dat hij aangeefster doordringend en agressief aankeek. Toen aangeefster en de filiaalleidster verdachte verzochten om voor het bier te betalen, gooide hij € 2,- bij de kassa neer en liep de winkel uit. Aangeefster zag de filiaalleidster achter verdachte aanlopen. Zij hoorde van haar dat verdachte gezegd zou hebben “ik maak jullie allemaal af.” (bron 1, p. 31 en 32)
Aangeefster [slachtoffer 4] heeft aangifte gedaan van diefstal en bedreiging. Zij verklaart dat ze op 26 mei 2014 als bedrijfsleidster werkzaam was in de [supermarkt] gelegen aan de [plaats] in Oss. Aangeefster zag verdachte [verdachte] met blikken bier in zijn handen. Verdachte was de kassa’s reeds gepasseerd. Aangeefster vroeg verdachte om te betalen voor de blikken bier. De waarde bedroeg € 2,19. Zij zag dat verdachte € 2,- bij de kassa neergooide en de winkel verliet. Aangeefster hoorde verdachte vervolgens tegen haar zeggen: “wacht maar af, morgen maak ik hier iedereen af. Ik maak jou kapot”. Aangeefster verklaart dat verdachte veel agressie uitstraalde en dat zij dat beangstigend vond. Zij zag verdachte na de verbale bedreiging met de blikken bier weglopen. Het weggenomen goed behoorde toe aan de [supermarkt]. (bron 1, p. 33 en 34)
Ten aanzien van feit 2.
Aangeefster [slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan van bedreiging met de dood. Zij verklaart dat ze op 26 mei 2014 in de [bedrijf 1] gelegen aan de [plaats] te Oss werkzaam was. Op enig moment kwamen twee meisjes naar haar toe. Zij attendeerden haar op een man met een oranje pet die zich buiten de winkel bevond. Aangeefster herkende deze persoon als zijnde verdachte [verdachte]. Aangeefster zag dat de meisjes de [bedrijf 1] verlieten en vervolgens naar de man liepen. Even later kwamen de meisjes weer de [bedrijf 1] binnen. Aangeefster hoorde dat de meisjes tegen haar zeiden: ”hij zegt dat hij jou gaat vermoorden met een mes.” Aangeefster schrok hier van en was bang dat verdachte zijn bedreiging ten uitvoer zou brengen. (bron 1, p. 35 en 36)
[getuige 3] verklaart dat zij op 26 mei 2014 met haar zus naar de [bedrijf 1] in Oss ging. Zij zag bij de [bedrijf 1] een man staan. Zij hoorde hem zeggen dat hij stond te wachten op een mevrouw, zijn ex, die in de [bedrijf 1] werkte. Deze zou spierwitte haren hebben. De getuige is naar de desbetreffende mevrouw in de [bedrijf 1] gelopen en heeft haar aangesproken. Getuige vernam van haar dat de man niet haar ex was. De getuige verklaart dat ze met haar zus naar buiten is gelopen en de man hoorde zeggen dat hij die vrouw in de [bedrijf 1] ging vermoorden met een mes. De getuige is met haar zus weer terug de [bedrijf 1] ingelopen en heeft de mevrouw op de hoogte gesteld van hetgeen de man had gezegd. De man droeg een oranje pet. (bron 1, p. 42 en 43)
De verdachte verklaart dat hij een keer bij de [bedrijf 1] met twee meisjes heeft gesproken over een medewerkster van de [bedrijf 1]. (bron 1, p. 2)
Ten aanzien van feit 1.
Verbalisanten [verbalisant 1] en [slachtoffer 1], respectievelijk brigadier en hoofdagent van de politie Eenheid Oost-Brabant, verklaren dat zij op 26 mei 2014 belast waren met de algehele surveillance en derhalve werkzaam waren in de rechtmatige uitoefening van hun taak. Zij kregen van de meldkamer de melding dat [verdachte] bedreigingen had geuit in de richting van het winkelpersoneel op de [plaats] in Oss. Verbalisanten zagen verdachte in de omgeving van de [plaats] fietsen. De verdachte maakte aanstalten om van de verbalisanten weg te fietsen, nadat zij hadden geroepen dat ze van de politie waren en dat hij was aangehouden. Verdachte werd vastgepakt om te voorkomen dat hij wegfietste. De verbalisanten voelden dat de verdachte zich met geweld los probeerde te rukken. Zij zagen en voelden dat verdachte zich telkens in een andere richting trachtte te bewegen dan de richting waar de verbalisanten hem heen dirigeerden. De verbalisanten zagen en voelden dat de verdachte continu met zijn gehele lichaam probeerde om zich aan zijn aanhouding te onttrekken. Zij zagen en voelden dat de verdachte tevens met zijn benen aan het schoppen was. Verbalisant [slachtoffer 1] voelde dat de verdachte haar meerdere malen ter hoogte van haar linkerknie en bovenbeen raakte. Zij voelde hierdoor direct pijn. (bron 1, p. 10 en 11)
Verbalisant [slachtoffer 1] heeft afzonderlijk aangifte gedaan van mishandeling door verdachte. Hierbij heeft verbalisant [verbalisant 2] – die de aangifte heeft opgenomen – blauwe plekken op het linker bovenbeen van aangeefster gezien, alsmede een gezwollen linkerknie. (bron 1, p. 51)
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1. op 26 mei 2014 te Oss toen de aldaar dienstdoende [slachtoffer 1], hoofdagent van de politie verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht op heterdaad had aangehouden en vastgegrepen, teneinde hem ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van haar bediening, door opzettelijk gewelddadig voornoemde [slachtoffer 1] met geschoeide voet tegen haar benen en knie te schoppen, tengevolge waarvan deze opsporingsambtenaar enig lichamelijk letsel bekwam.
2. op 26 mei 2014 te Oss [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "ik ga jou vermoorden met een mes."
3. op 26 mei 2014 te Oss met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen zes blikken bier toebehorende aan [supermarkt], welke diefstal werd gevolgd van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, opzettelijk dreigend tegen voornoemde [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] heeft gezegd: "wacht maar af, morgen maak ik hier iedereen af. Ik maak jou kapot."
4. op 25 mei 2014 te Oss met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen zes blikken bier toebehorende aan [supermarkt], welke diefstal werd gevolgd van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, opzettelijk dreigend tegen voornoemde [slachtoffer 3] heeft gezegd - zakelijk weergegeven - dat als ze dichterbij zou komen hij het bier in haar richting zou gooien, terwijl hij, verdachte, opzettelijk met de blikken bier boven zijn hoofd zwaaide.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
- een gevangenisstraf voor de duur van 146 dagen met aftrek van voorarrest
(bijlage 1)
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het nadeel van verdachte het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft een medewerkster van een winkel bedreigd. Voorafgaand aan die bedreiging heeft hij zich enkele dagen opvallend opgehouden in de omgeving van de winkel en de medewerkster ook aangesproken. Aangeefster is door de bedreiging erg geschrokken. Zij voelde zich niet meer veilig in de winkel. Verder heeft verdachte zich twee keer schuldig gemaakt aan diefstal met bedreiging met geweld in de supermarkt. De rechtbank neemt het de verdachte kwalijk dat hij bij de slachtoffers gevoelens van angst heeft veroorzaakt.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan wederspannigheid. Een bij zijn aanhouding betrokken verbalisant heeft daarbij lichamelijk letsel opgelopen. Blijkens de toelichting op het voegingsformulier van de benadeelde partij, heeft de verbalisant van het toegebrachte letsel bij haar dagelijkse werkzaamheden enige tijd last en hinder ondervonden. Als strafverzwarend geldt dat het slachtoffer een politieagent is.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank in het voordeel van verdachte rekening met de omstandigheid dat hij niet eerder ter zake van soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld.
Op 12 januari 2015 heeft de klinisch psycholoog drs. M.H.C.C. Nieuwhof een rapport omtrent verdachte uitgebracht. Volgens de psycholoog zijn er sterke aanwijzingen dat er bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling. Volgens de gedragsdeskundige leed verdachte ten tijde van het ten laste gelegde aan een gestoorde realiteitstoetsing op basis van psychotische verwardheid mede ten gevolge van drugsmisbruik. De deskundige adviseert de rechtbank om verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. Volgens de gedragsdeskundige is er sprake van een hoog recidivegevaar. Om het recidivegevaar te verminderen stelt hij een behandel- en begeleidingstraject voor, bestaande uit een klinische fase in een forensische verslavingskliniek waar ook verdere psychiatrische diagnostiek kan plaatsvinden, eventueel gevolgd door begeleid wonen in een safe house, waarna het begeleidingstraject wordt vervolgd met woonbegeleiding. Een en ander zou gestalte dienen te krijgen binnen het juridisch kader van een bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijk strafdeel in combinatie met een verplicht reclasseringscontact.
In het reclasseringsadvies van de reclasseringswerker[reclasseringswerker 2] van Novadic Kentron van 22 januari 2015 wordt eveneens een opname in een forensische verslavingskliniek geadviseerd.
Ter terechtzitting van 10 april 2015 heeft reclasseringswerker[reclasseringswerker 1] van Novadic Kentron ter aanvulling op voornoemd reclasseringsadvies naar voren gebracht dat verdachte momenteel geen enkele begeleiding van een instelling heeft en dat het mogelijk is om verdachte op korte termijn klinisch te kunnen plaatsen. Voor een klinische opname zijn thans geen wachtlijsten. De instelling kan verdachte echter eerst plaatsen, wanneer er een onherroepelijk geworden vonnis is waarin een klinische opname van verdachte als bijzondere voorwaarde bij een deels voorwaardelijke straf is bevolen.
De rechtbank neemt bovenstaand advies ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid over en bepaalt dat de feiten aan verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend. Gelet op de inhoud van bovenstaande rapporten en de toelichting ter terechtzitting door reclasseringswerker [reclasseringswerker 1], zal de rechtbank ter voorkoming van het plegen van nieuwe strafbare feiten en in het kader van het verlenen van hulp aan verdachte, een gedeelte van de op te leggen straf voorwaardelijk opleggen, met als bijzondere voorwaarden dat verdachte zich onderwerpt aan reclasseringstoezicht en meewerkt aan een klinische opname.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf. De rechtbank zal een zwaardere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, omdat de rechtbank van oordeel is dat de gevorderde straf de ernst van het bewezen verklaarde onvoldoende tot uitdrukking brengt.
Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor over de persoon van verdachte heeft overwogen, ziet de rechtbank aanleiding om het onvoorwaardelijk strafdeel te beperken tot het reeds ondergane voorarrest van 147 dagen. Een deel van de op te leggen gevangenisstraf zal voorwaardelijk worden opgelegd om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Aangezien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen zal de rechtbank, met toepassing van artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht, de gestelde voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaren. Bij deze beslissing heeft de rechtbank acht geslagen op de persoon van verdachte, meer in het bijzonder de diagnose die door de klinisch psycholoog drs. M.H.C.C. Nieuwhof is gesteld en diens analyse over het recidiverisico. Niet is gebleken dat de geestestoestand van verdachte sinds de incidenten op 25 en 26 mei 2014 in positieve zin is veranderd. De psycholoog vermeldt in zijn rapport van 12 januari 2015 dat verdachte in die periode ernstig verward was en voor veel overlast zorgde. Een (succesvolle) behandeling heeft nu na bijna één jaar nog steeds niet plaats gevonden. Gelet op de problematiek van verdachte is het belangrijk dat zo snel mogelijk wordt begonnen met de behandeling van verdachte en dat verdachte weer in beeld is bij de reclassering.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].
Het standpunt van de officier van justitie.
- Gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Beoordeling.De rechtbank zal, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de vordering van de benadeelde partij, naar maatstaven van redelijkheid begroot, toekennen tot een bedrag van € 150,00 ter zake van immateriële schade.
De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 24c, 27, 36f, 57, 180, 181, 285, 310, 312 Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:

t.a.v. feit 1: wederspannigheid, terwijl het misdrijf of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge hebben; t.a.v. feit 2:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht; t.a.v. feit 3 primair:diefstal, gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zich hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren; t.a.v. feit 4 primair:diefstal, gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zich hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Legt op de volgende straf en maatregel.
t.a.v. feit 1, feit 2, feit 3 primair, feit 4 primair:
- een
gevangenisstrafvoor de duur
van 180 dagen met aftrekovereenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht
waarvan 33 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren
Stelt als
algemene voorwaardendat de veroordeelde:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
  • zich gedurende de proeftijd van twee jaren gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door de reclassering;
  • binnen 3 dagen na dit vonnis zich zal melden bij de Reclassering Nederland, Regio 's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6 en zich gedurende de proeftijd van twee jaren zal blijven melden zo frequent en zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • zich gedurende de proeftijd van twee jaren of zo veel korter als de behandelaars nodig vinden, zal laten opnemen in een forensische verslavingskliniek, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven,
waarbij de Reclassering Nederland, Regio's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveeltdat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn.
t.a.v. feit 1:
-
maatregel van schadevergoeding van EUR 150,00subsidiair 3 dagen hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van EUR 150,- (zegge: éénhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 3 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een immateriële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalings-verplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1], van een bedrag van EUR 150,- (zegge: éénhonderdvijftig euro), bestaande uit een immateriële schadevergoeding.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Wijst de vordering voor het overige af.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M. Kooijmans-de Kort, voorzitter,
mr. N.I.B.M. Buljevic en mr. C.P.J. Scheele, leden,
in tegenwoordigheid van Ş. Altun, griffier,
en is uitgesproken op 24 april 2015.