ECLI:NL:RBOBR:2015:2302

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
8 april 2015
Publicatiedatum
21 april 2015
Zaaknummer
01/825441-08
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 8 april 2015 uitspraak gedaan over de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling van een terbeschikkinggestelde, geboren in 1987. De terbeschikkingstelling was eerder opgelegd voor een poging tot zware mishandeling van een politieagent en was sindsdien meerdere keren verlengd. De laatste verlenging vond plaats op 23 januari 2014. Op 12 december 2014 diende de officier van justitie een nieuwe vordering in tot verlenging van de terbeschikkingstelling voor de duur van één jaar. Deze vordering werd behandeld op de openbare terechtzitting van 28 januari 2015, waar de rechtbank besloot het onderzoek te schorsen om nader onderzoek te doen naar de mogelijkheden voor resocialisatie.

Tijdens de terechtzitting van 8 april 2015 werd het onderzoek hervat. De rechtbank hoorde de officier van justitie, deskundigen van Novadic-Kentron en de terbeschikkinggestelde met zijn raadsman. De deskundigen adviseerden om de terbeschikkingstelling te verlengen, maar de officier van justitie wijzigde zijn standpunt en vorderde afwijzing van de verlenging. De rechtbank oordeelde dat de behandeling van de terbeschikkinggestelde succesvol was verlopen en dat het recidivegevaar tot een aanvaardbaar risico was teruggebracht. Gezien de omstandigheden en de duur van de terbeschikkingstelling vond de rechtbank een verlenging niet proportioneel of subsidiariteit.

Daarom heeft de rechtbank de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling afgewezen. De beslissing werd genomen door mr. E.C.P.M. Valckx als voorzitter, met mr. C.A. Mandemakers en mr. C.P.C. Kuijs als leden, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/825441-08
Uitspraakdatum: 8 april 2015

Beslissing verlenging terbeschikkingstelling.

Beslissing in de zaak van:

[terbeschikkinggestelde],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
verblijvende te [verblijfplaats].

Het onderzoek van de zaak.

Bij vonnis van deze rechtbank van 19 november 2008 is betrokkene ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging voor een poging tot zware mishandeling van een politieagent. Bij beslissing van 10 januari 2011 en 24 januari 2012 werd de terbeschikkingstelling door deze rechtbank met een jaar verlengd. In hoger beroep is de beslissing van 24 januari 2012 door het gerechtshof te Arnhem op 12 november 2012 bevestigd. Op 5 februari 2013 heeft deze rechtbank de terbeschikkingstelling wederom met een jaar verlengd en tegelijkertijd de dwangverpleging voorwaardelijk beëindigd.
Op 23 januari 2014 is de terbeschikkingstelling door deze rechtbank voor het laatst met één jaar verlengd.
Op 12 december 2014 heeft de officier van justitie bij deze rechtbank een nieuwe vordering ingediend die strekt tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling van betrokkene voor de duur van één jaar.
Deze vordering is behandeld ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 januari 2015. Hierbij zijn de officier van justitie, de deskundige van Novadic-Kentron en betrokkene en zijn raadsvrouwe gehoord. Van het verhandelde is proces-verbaal opgemaakt, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast geldt.
In het dossier van betrokkene bevinden zich onder andere:
- een verlengingsadvies van Novadic-Kentron d.d. 3 november 2014.
- een voortgangsverslag toezicht van Novadic-Kentron d.d. 14 november 2014.
- een rapport van een pro justitia forensisch psychiatrisch onderzoek d.d. 18 oktober 2014.
De rechtbank heeft op de terechtzitting van 28 januari 2015 beslist het onderzoek te schorsen tot de terechtzitting van 8 april 2015, teneinde nader te onderzoeken of het middels wijziging van de voorwaarden mogelijk is een beter bij het resocialisatietraject passende woonvorm te vinden en nader te onderzoeken of er in casu ruimte is voor een opname in het kader van de Wet BOPZ.
Ter terechtzitting van 8 april 2015 heeft de rechtbank het onderzoek van de zaak hervat in de stand waarin het zich op het tijdstip van de schorsing van het onderzoek op 28 januari 2015 bevond. Hierbij zijn de officier van justitie, de deskundige van Novadic-Kentron en betrokkene en zijn raadsman gehoord. Van het verhandelde is proces-verbaal op gemaakt, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast geldt.
Aan het dossier van betrokkene zijn na de terechtzitting van 28 januari 2015 toegevoegd:
- een beschikking van de rechtbank Limburg d.d. 27 maart 2015, waarbij een voorwaardelijke
machtiging is verleend om betrokkene op te nemen in een psychiatrische ziekenhuis voor de
duur van maximaal zes maanden, ingaande op 27 maart 2015 en eindigende op 27 december
2015, onder de voorwaarden overeenkomstig het behandelplan van de klinisch psycholoog en
psychiater d.d. 11 maart 2015.
- het behandelplan d.d. 11 maart 2015, onder meer inhoudende dat betrokkene begeleid gaat
worden via het[naam team]. Deze houden toezicht op de voorwaarden. De psychiater
aldaar is dan de hoofdbehandelaar. Daarnaast zal er woonbegeleiding zijn vanuit [instelling].
- een aanvullend verlengingsadvies voorwaardelijke beëindiging TBS van Novadic-Kentron
d.d. 30 maart 2015.

De beoordeling.

In voornoemd verlengingsadvies van Novadic-Kentron is gesteld dat indien de tbs-maatregel beëindigd wordt, het resocialisatietraject niet voortgezet kan worden en betrokkene grotendeels op zichzelf aangewezen zal zijn. De reclassering beschouwt het risico op terugval in drugsgebruik en antisociaalgedrag daarbij als hoog.
De reclassering adviseert om de tbs-maatregel onder handhaving van de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging te verlengen met één jaar. Afgelopen periode is de stap naar het appartement op het terrein van het [instelling 2] te groot gebleken. Het huidige resocialisatietraject binnen de forensische RIBW kan dan worden voortgezet. De reclassering adviseert de voortgang van het resocialisatieproces na één jaar te evalueren en te bezien of de volgende stap naar zelfstandig wonen gezet kan worden.
In voornoemd pro justitia rapport adviseert de psychiater om meer gericht te werken aan terugvalmanagement in middelengebruik. Inzet hierbij is om de huidige ervaring van een snelle terugval in intensief middelengebruik te doorbreken. Hierbij zou bij de verslavingszorg geïnformeerd kunnen worden naar de toekomstige mogelijkheden van een eventuele rechterlijke machtiging in het kader van de BOPZ.
De deskundige, optredend namens Novadic-Kentron, heeft zowel bij de behandeling ter terechtzitting van 28 januari 2015 als die van 8 april 2015, gepersisteerd bij voornoemd verlengingsadvies. De deskundige stelt dat ondanks het feit dat er met de beschikking van de rechtbank Limburg d.d. 27 maart 2015 een vangnet is vanuit de BOPZ, zij de stap dat betrokkene zonder begeleiding van de reclassering op zichzelf gaat wonen, nu nog te groot vindt.
Ter terechtzitting van 8 april 2015 heeft de officier van justitie, mede gelet op de door de rechtbank Limburg verstrekte machtiging in het kader van de BOPZ en het verhandelde ter terechtzitting, het standpunt van het openbaar ministerie ten aanzien van de vordering van 12 december 2014 gewijzigd, in die zin dat zij nu vordert dat de verlenging van de terbeschikkingstelling wordt afgewezen.
De raadsman en de betrokkene hebben zich ter terechtzitting van 8 april 2015, evenals de officier van justitie, op het standpunt gesteld dat de terbeschikkingstelling moet worden beëindigd, aangezien de machtiging in het kader van de BOPZ voldoende waarborgen biedt.
De rechtbank is van oordeel dat, nu gebleken is dat de behandeling van betrokkene succesvol is verlopen en er een voorwaardelijke machtiging is om betrokkene op te nemen in een psychiatrisch ziekenhuis indien hij zich niet aan de in het behandelplan gestelde voorwaarden houdt, het recidivegevaar tot een aanvaardbaar risico is teruggebracht,
de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen voldoende is gewaarborgd en daarmee het doel van de opgelegde maatregel is bereikt.
Bovendien is de rechtbank van oordeel dat, gezien het indexdelict en de duur van de terbeschikkingstelling, een verlenging van de terbeschikkingstelling zowel in het kader van proportionaliteit als in het kader van subsidiariteit niet in de rede ligt. De rechtbank zal om voornoemde redenen de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling afwijzen.

DE BESLISSING.

De rechtbank:
wijst afde vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling van [terbeschikkinggestelde].
Deze beslissing is gegeven door mr. E.C.P.M. Valckx, voorzitter,
mr. C.A. Mandemakers en mr. C.P.C. Kuijs, leden,
in tegenwoordigheid van M.P.M. van Goethem, griffier
en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 april 2015.
De rechter mr. C.P.C. Kuijs is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.