In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 21 april 2015 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van een betrokkene, die ter beschikking was gesteld na meerdere geweldsdelicten, waaronder diefstal met geweld en diefstal in vereniging. De terbeschikkingstelling was voor het laatst verlengd op 9 mei 2014 en de officier van justitie heeft op 12 maart 2015 een vordering ingediend voor een verlenging van één jaar. Tijdens de openbare terechtzitting op 7 april 2015 zijn de officier van justitie, deskundigen en de terbeschikkinggestelde zelf gehoord.
De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de ernst van de gepleegde delicten en de impact daarvan op de veiligheid van anderen. De deskundigen hebben aangegeven dat de betrokkene lijdt aan een combinatie van psychische stoornissen, waaronder een persoonlijkheidsstoornis en ernstige verslavingsproblematiek. Ondanks enige vooruitgang in de behandeling, zijn er nog steeds zorgen over de zelfcontrole van de betrokkene, vooral in situaties van hoge spanning. De deskundigen hebben bevestigd dat de kans op nieuw gewelddadig gedrag hoog is zonder de dwangverpleging.
De rechtbank heeft de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling met één jaar toegewezen, en het verzoek van de verdediging om de mogelijkheden voor een voorwaardelijke beëindiging te onderzoeken afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de veiligheid van anderen de verlenging van de maatregel eist en dat het thans prematuur is om te kijken naar een voorwaardelijke beëindiging. De reclassering is opgedragen om voor de volgende verlengingszitting onderzoek te doen naar de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging.