ECLI:NL:RBOBR:2015:2245

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
21 april 2015
Publicatiedatum
20 april 2015
Zaaknummer
01/045269-01
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling en afwijzing verzoek tot voorwaardelijke beëindiging van verpleging

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 21 april 2015 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van een terbeschikkinggestelde, die in 2002 ter beschikking was gesteld na een veroordeling voor openlijk geweld. De officier van justitie had op 15 oktober 2014 een vordering ingediend tot verlenging van de terbeschikkingstelling met één jaar. Tijdens de openbare zitting op 7 april 2015 zijn verschillende deskundigen, de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman gehoord. De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de adviezen van deskundigen en de reclassering, die allen adviseerden om de terbeschikkingstelling te verlengen. De terbeschikkinggestelde vertoonde een positieve houding ten opzichte van de behandeling, maar er waren ook zorgen over zijn kwetsbaarheid en de risico's van destabilisatie. De rechtbank oordeelde dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling eiste. Het verzoek van de verdediging om de verpleging voorwaardelijk te beëindigen werd afgewezen, omdat de rechtbank het moment daarvoor nog niet rijp achtte. De beslissing om de terbeschikkingstelling met één jaar te verlengen werd unaniem ondersteund door de rechtbank, die de conclusie van de reclassering volledig onderschreef.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/045269-01
Uitspraakdatum: 21 april 2015

Beslissing verlenging terbeschikkingstelling

Beslissing in de zaak van:

[terbeschikkinggestelde]

geboren te[geboorteplaats] op[1969],
verblijvende in de [instelling 1]
[gemeente]

Het onderzoek van de zaak.

Bij vonnis van de rechtbank van 25 juni 2002 is betrokkene ter beschikking gesteld. Deze terbeschikkingstelling is voor het laatst, bij beslissing van deze rechtbank van 5 december 2013 met één jaar verlengd.
De vordering van de officier van justitie bij deze rechtbank ingekomen op 15 oktober 2014 strekt tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling voor de duur van één jaar.
Deze vordering is behandeld ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 april 2015.
Hierbij zijn de officier van justitie, een viertal deskundigen, de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman gehoord.
In het dossier bevinden zich onder andere:
  • het advies van N. Feenstra, hoofd van de inrichting waar betrokkene verblijft, drs. K.M. ten Brinck, directeur behandeling en drs. S. Leeuwestein, 1e geneeskundige, d.d. 9 september 2014;
  • de risicotaxatie van [instelling 1] van 18 maart 2014;
  • het reclasseringsadvies ten behoeve van onderzoek voorwaardelijke beëindiging dwangverpleging van Tactus d.d. 11 november 2014;
  • het voortgangsverslag toezicht aan opdrachtgever van Tactus Verslavingszorg d.d. 11 februari 2015;
  • het rapport van de psychiater drs. H.A. Gerritsen d.d. 8 september 2014;
  • het rapport van de psycholoog A.J. de Groot d.d. 8 september 2014;
  • de omtrent de terbeschikkinggestelde gehouden wettelijke aantekeningen;
  • het persoonsdossier van terbeschikkinggestelde.

De beoordeling.

De terbeschikkingstelling is toegepast ter zake van openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen of goederen, terwijl de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eiste. Het hiervoor genoemde misdrijf betreft een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. In voornoemd advies van het hoofd van de inrichting is onder meer het navolgende gesteld:
“Wanneer de tbs met dwangverpleging nu wegvalt, is patiënt onvoldoende ingebed in de maatschappij, ervaart hij onvoldoende passende ondersteuning en begeleiding en is de kans dat hij wordt blootgesteld aan destabiliserende factoren toenemend. Daardoor neemt de kans dat hij afglijdt toe en kan het gevaarscriterium toenemen, op termijn tot matig. Alles overwegend komt [instelling 1] tot het advies om de tbs te verlengen.”
(…)
Advies: verlenging met één jaar.
In het reclasseringsadvies ten behoeve van onderzoek voorwaardelijke beëindiging dwangverpleging van Tactus is de volgende conclusie getrokken:
“Betrokkene is een 45-jarige man die in 2002 wegens openlijke geweldpleging is
veroordeeld tot de maatregel tbs met dwangverpleging. Als voornaamste
delictgerelateerde factoren worden genoemd: persoonlijkheidsproblematiek,
verslavingsgevoeligheid, ADHD en krenking. Betrokkene is gediagnosticeerd met een
recidiverende depressieve stoornis (thans in remissie), pathologisch gokken, een
eetstoornis en een lichte vorm van ADHD en Gilles de la Tourette. Daarnaast is er sprake
van een persoonlijkheidsstoornis nao met obsessief-compulsieve, afhankelijke en
antisociale trekken. Het risico op gewelddadig gedrag wordt voor de korte termijn als
gering ingeschat en voor de lange termijn als matig.
Over het verloop van het tbs-traject kan geconcludeerd worden dat betrokkene over het
algemeen een positieve attitude heeft tegenover de behandeling en hiervan heeft weten
te profiteren, aangezien hij geen gewelddadig gedrag meer heeft laten zien.
Desalniettemin laat hij voortdurend een beeld van 'vallen-en-opstaan' zien waarbij met
enige regelmaat een terugval in ongewenst gedrag hoort, hetgeen samenhangt met de
kwetsbaarheid die bij betrokkene hoort. Momenteel verblijft betrokkene in het kader van
transmuraal verlof bij de begeleide woonvorm van [woonvorm]. De machtiging voor proefverlof
is recentelijk afgegeven. Er zal daadwerkelijk met proefverlof worden gestart zodra de
uitkering en zorgverzekering zijn opgestart. Het creëren van stabiliteit op het gebied van
dagbesteding is gedurende het tbs-traject een aandachtspunt evenals de neiging tot
gokgedrag en daarmee samenhangend zijn financiën. Getracht is de bijbehorende
risico's/destabiliserende factoren op te vangen door bewindvoering, intensieve
begeleiding vanuit een woonvorm en een ambulant behandeltraject bij een forensische
verslavingskliniek op te starten. Verder heeft betrokkene een beperkt sociaal netwerk,
waardoor eenzaamheidsgevoelens op de loer liggen. Al met al zijn er duidelijke
destabiliserende factoren aanwezig. Betrokkene is naar verwachting blijvend
omgevingsafhankelijk en behoeft veel externe structurering en ondersteuning.[instelling 1]
adviseert de dwangverpleging met een jaar te verlengen. De reclassering deelt
deze visie en heeft een voorkeur voor het traject van proefverlof. Het voordeel van het
proefverlof is namelijk dat betrokkene geleidelijk aan kan wennen aan minder bemoeienis
van de kliniek, meer vrijheden en minder beveiliging. De kliniek is als vangnet aanwezig
en er is daarmee meer ruimte voor het 'vallen-en-opstaan', het gedrag dat betrokkene tot
op heden met regelmaat laat zien. Het proefverlof is in die zin een veilige en
verantwoorde vervolgstap en gewenst voor een kwetsbare man als betrokkene.
Bovendien kan een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging grotere
gevolgen voor betrokkene met zich meebrengen bij een eventuele misstap. De
reclassering acht het wenselijk dat het proefverlof wordt opgestart om van daaruit toe te
werken naar verdere inbedding in de maatschappij en om te toetsen of het relatief positieve functioneren kan worden gecontinueerd/gestabiliseerd. Gezien betrokkenes functioneren van het afgelopen jaar acht de reclassering het te vroeg voor een voorwaardelijke beëindiging va de dwangverpleging en is het niet gewenst de stap van proefverlof over te slaan.”
De terbeschikkinggestelde heeft ter zitting verklaard dat recent een biopsie uit zijn knie is genomen, en dat hij hoopt binnenkort uitsluitsel te krijgen over wat hem mankeert.
Over het verblijf in [gemeente] heeft de terbeschikkinggestelde verklaard dat dit naar tevredenheid verloopt en dat hij hoopt zo snel mogelijk weer aan het werk te kunnen bij de zorgboerderij. Tot slot heeft hij betwist een pathologisch gokker te zijn.
De deskundige, de heer Weijmar Schultz, optredend namens voormelde inrichting, heeft bij de behandeling ter terechtzitting gepersisteerd bij voornoemd advies. Hij heeft voorts verklaard dat hoewel het heel goed gaat met betrokkene, ervoor gewaakt moet worden dat er te grote stappen worden genomen waardoor betrokkene zijn eigen glazen zal ingooien.
De deskundige heeft tot slot meegedeeld dat [instelling 1] dichtgaat voor patiënten als betrokkene en dat een overgang naar de Van Mesdagkliniek aan de orde zal zijn in de nabije toekomst.
De deskundige, mevrouw [reclasseringswerker], reclasseringswerker, heeft ter terechtzitting over een eventuele voorwaardelijke beëindiging van de verpleging geconcludeerd dat dit niet de voorkeur heeft van de reclassering omdat betrokkene tijdens het proefverlof dat nog maar recent is gestart als gevolg van zijn kniekwetsuur niet heeft kunnen laten zien stabiel te kunnen functioneren op alle leefgebieden, in het bijzonder niet op het gebied van werken/dagbesteding.
De psycholoog en psychiater hebben op vragen van de raadsman geconcludeerd dat op grond van de risicotaxatie geen bezwaren zijn de verpleging thans voorwaardelijk te beëindigen. Daarbij heeft de psycholoog aanvullend verklaard dat in een pessimistisch scenario proefverlof de voorkeur heeft boven een voorwaardelijk einde van de verpleging omdat het proefverlof voorziet in een vangnetfunctie van de kliniek bij terugval; bij een voorwaardelijk einde van de verpleging is dat niet het geval.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat zij blijft bij de vordering tot verlenging van de maatregel met één jaar en dat zij een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging op dit moment prematuur vindt.
De raadsman van de terbeschikkinggestelde heeft aangevoerd dat het recidivegevaar op geweldsdelicten bij een voorwaardelijk einde van de verpleging en bij proefverlof gelijkluidend is. Het belang van de vangnetfunctie is dus gering, aldus de verdediging. Aangevoerd is tevens dat gelet op de duur van de maatregel van terbeschikkingstelling het vraagstuk van de proportionaliteit en subsidiariteit in het geding is. De raadsman is van mening dat nu de indicatiestelling reeds door IFZ is afgegeven en betrokkene aldus kan blijven in [gemeente], er alle reden is de verpleging voorwaardelijk te beëindigen. Daar komt bij dat reclassering reeds voorwaarden heeft geformuleerd en dat de rechtbank in haar vorige verlengingsbeslissing reeds heeft overwogen dat met het oog op de huidige verlenging gekeken moest worden naar de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging.
De rechtbank verenigt zich met het advies van voornoemde inrichting, met de daarop ter terechtzitting gegeven toelichting door de deskundige.
Gelet op het vorenstaande, gezien artikel 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist.
De rechtbank zal het verzoek van de verdediging om de verpleging voorwaardelijk te beëindigen afwijzen nu de rechtbank evenals de reclassering en de kliniek het moment daartoe nog niet rijp acht; het proefverlof bevindt zich nog in een te pril stadium. De rechtbank onderschrijft de conclusie in het reclasseringsadvies dan ook volledig.

DE BESLISSING

De rechtbank:
verlengt de termijn gedurende welke [terbeschikkinggestelde] ter beschikking is gesteld met één jaar en
wijst af het verzoek tot voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege.
Deze beslissing is gegeven door
mr. H.M. Hettinga, voorzitter,
mr. I.L.A. Boer en mr. B. Damen, leden,
in tegenwoordigheid van mr. H.J.G. de Bruijn-van der Sluijs, griffier,
en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 april 2015.
Mr. Damen is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.