“[terbeschikkinggestelde] verblijft thans ruim vijf jaar in [kliniek 1], waarvan de laatste anderhalf jaar in een leefgroep voor psychotische patiënten op [kliniek 3], een dependance van de kliniek op het terrein van [kliniek 2]. Zijn schizo-affectieve stoornis wordt gekenmerkt door imponerend megalomane
overtuigingen, die hij nadrukkelijk uitdraagt en waarmee hij in zijn sociale omgeving afwijzende reacties oproept. Ook zijn drukke, licht ontremde gedrag is kenmerkend; hij is in sterke mate afhankelijk van bijsturing door zijn behandelingsteam. Terwijl de behandeling in het eerste jaar gekenmerkt wordt door incidenten wordt vanaf medio 2010 ontwikkeling gezien. Dit verloopt zeer gestaag en is volledig afhankelijk van de sturing van het behandelingsteam. In 2013 maken de vorderingen van [terbeschikkinggestelde] het mogelijk
dat hij doorgeplaatst kan worden naar [kliniek 3]. Ook hier wordt gezien dat [terbeschikkinggestelde] een kwetsbare man is, waarbij relatief kleine veranderingen leiden tot ontremd gedrag en groeiende onvrede over de behandeling. Desondanks zet de ontwikkeling zich op [kliniek 3] voort.
Na een korte wenperiode worden de begeleide verloven ook hier weer opgestart. In het afgelopen jaar is getracht onbegeleide verloven op te starten. Sinds korte tijd is hij gemachtigd om deze te ondernemen. Deze verloven verlopen zonder grote problemen. Wel is te merken dat de toename in prikkels soms een negatieve invloed op hem heeft en kost het hem enkele keren moeite om zich aan de verlofvoorwaarden te houden. [terbeschikkinggestelde] heeft last van achterdocht, hetgeen hem parten kan spelen tijdens de verloven.
Hoewel hij geniet van de verloven, bezorgen deze hem hierdoor ook spanning en frustratie.
[terbeschikkinggestelde] heeft zich de afgelopen periode onthouden van middelenmisbruik.
Hij ontbeert ziekte-inzicht en wijt zijn verzuim van werk en zijn beperkte leer- en sportmogelijkheden grotendeels aan de medicatie. Toch maakt hij ook vorderingen; recentelijk lijkt hij beter te beseffen dat medicatie nog langdurig nodig zal zijn. Hiervoor is wel intensieve gespreksvoering nodig van zowel het behandelingsteam als de psychotherapeut. [terbeschikkinggestelde] is overwegend medicatietrouw. Tevens ziet hij in nog geruime tijd begeleiding nodig te hebben. Van een blijvend inzicht in zijn ziekte en duurzame motivatie voor medicatie is echter nog geen sprake.
Om die reden en omdat [terbeschikkinggestelde] bij vlagen nog ontremd en (verbaal) agressief gedrag laat zien, waarbij alleen intensieve begeleiding ervoor kan zorgen dat de spanningen tot een aanvaardbaar niveau worden teruggebracht, en het risico op gewelddadig gedrag zonder het kader van de tbs nog immer als matig tot hoog wordt ingeschat, blijft voortzetting van de huidige vorm van dwangbehandeling vooralsnog noodzakelijk. Voorts wordt behandeling binnen een minder stringent kader - zoals met een rechterlijke machtiging of een voorwaardelijke beëindiging- thans nog prematuur geacht vanwege het gebrek aan
motivatie hiervoor bij [terbeschikkinggestelde] zelf. In het verleden is immers, ingeval er onvoldoende
overeenstemming met hem was over het ingeslagen traject, sprake geweest van onttrekking aan de behandeling en van terugval in brandstichting.
Het afgelopen jaar is het behandeltraject in meerdere multidisciplinaire beraden tegen het licht gehouden.
De behandeling richt zich momenteel op het uitbreiden van de vrijheden van [terbeschikkinggestelde], in combinatie met een geleidelijke ontwikkeling in probleembesef en ziekte-inzicht. Wanneer [terbeschikkinggestelde] zich meer bewust wordt van zijn ziekte en de noodzaak van medicatie zal zijn motivatie voor doorstroom naar de reguliere ggz vergroten. Wanneer dit prematuur wordt ingezet zullen zijn terugkerende onvredes over de behandeling en zijn onrealistische toekomstplannen leiden tot onttrekking aan de behandeling. Hij zal stoppen met medicatiegebruik, meer ontremd gedrag vertonen en het risico op drugsgebruik en delictgedrag neemt dan direct en fors toe.
In het afgelopen jaar is onderzocht of er thans reeds een mogelijkheid is van overgang van [terbeschikkinggestelde] van de huidige tbs-kliniek naar een BOPZ-plaatsing. Zoals vermeld achten wij dit vooralsnog niet aan de orde, maar willen wij het komend jaar wel kijken naar plaatsing in een zogenaamde tussenvoorziening, te weten een nieuwe afdeling van [kliniek 3] die voor een groep chronisch psychotische patiënten de kloof tussen de forensische psychiatrie, in het bijzonder [kliniek 3], en de reguliere ggz verder moet dichten zodat een dergelijke stap op termijn wel mogelijk wordt.
(…)
In de komende periode zullen de onbegeleide verloven verder uitgebreid worden. Tevens zal worden onderzocht of [terbeschikkinggestelde] kan doorstromen naar de in het komend jaar te openen vervolgvoorziening op het terrein van GGz [naam]. Wanneer hij geschikt wordt bevonden kan deze overgang gerealiseerd worden.
(…)
[terbeschikkinggestelde] profiteert van het huidige gestructureerde behandelklimaat. De nabijheid van dagelijkse begeleiders en de grote aandacht voor vroegsignalering zijn belangrijke factoren om agressie te voorkomen.
De medicatie en het geboden toezicht zijn tevens belangrijke beschermende factoren. Vooralsnog zijn deze factoren onmisbaar en is het verblijf binnen [kliniek 3] dan ook noodzakelijk.”