ECLI:NL:RBOBR:2015:2208

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
17 april 2015
Publicatiedatum
16 april 2015
Zaaknummer
01/845469-07
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de TBS-maatregel en afwijzing van verzoek tot aanhouding van beslissing over voorwaardelijke beëindiging van verpleging

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 17 april 2015 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling (TBS) van de terbeschikkinggestelde, die in 2007 ter beschikking is gesteld wegens opzettelijke brandstichting met levensgevaar voor anderen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de TBS met een jaar te verlengen, toegewezen. De terbeschikkinggestelde verblijft sinds 2007 in een kliniek en zijn behandeling is sindsdien meerdere keren geëvalueerd. De laatste verlenging van de TBS vond plaats op 10 april 2014. De rechtbank heeft vastgesteld dat de terbeschikkinggestelde nog steeds een risico vormt voor de veiligheid van anderen en dat zijn ziekte-inzicht en motivatie voor behandeling nog onvoldoende zijn. De deskundigen hebben aangegeven dat de terbeschikkinggestelde nog intensieve begeleiding nodig heeft en dat een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging op dit moment prematuur is. De rechtbank heeft het verzoek van de verdediging om de beslissing over de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging aan te houden, afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de verlenging van de TBS noodzakelijk is om de veiligheid van anderen te waarborgen. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de officier van justitie, deskundigen en de raadsman van de terbeschikkinggestelde.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/845469-07
Uitspraakdatum: 17 april 2015 (bij vervroeging)

Beslissing verlenging terbeschikkingstelling

Beslissing in de zaak van:

[terbeschikkinggestelde],

geboren te [geboorteplaats] op [1982],
verblijvende in [kliniek 1].

Het onderzoek van de zaak.

Bij vonnis van de rechtbank van 12 december 2007 is betrokkene ter beschikking gesteld. Deze terbeschikkingstelling is voor het laatst, bij beslissing van deze rechtbank van 10 april 2014 met één jaar verlengd.
De vordering van de officier van justitie bij deze rechtbank, ingekomen op 17 februari 2015 strekt tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling voor de duur van één jaar.
Deze vordering is behandeld ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 april 2015.
Hierbij zijn de officier van justitie, deskundige en de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman gehoord.
In het dossier bevinden zich onder andere:
  • het advies van drs. M.G.P. Janssen, plaatsvervangend hoofd van de inrichting waar betrokkene verblijft en van drs. S. Meerman, hoofd behandeling, d.d. 22 januari 2015;
  • de omtrent de terbeschikkinggestelde gehouden wettelijke aantekeningen;
  • het persoonsdossier van terbeschikkinggestelde.

De beoordeling.

De terbeschikkingstelling is toegepast ter zake van opzettelijk brand stichten met levensgevaar voor anderen en gevaar voor goederen, terwijl de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eiste. De hiervoor genoemde misdrijven betreffen misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
In voornoemd advies van het hoofd van de inrichting is onder meer het navolgende gesteld:
“[terbeschikkinggestelde] verblijft thans ruim vijf jaar in [kliniek 1], waarvan de laatste anderhalf jaar in een leefgroep voor psychotische patiënten op [kliniek 3], een dependance van de kliniek op het terrein van [kliniek 2]. Zijn schizo-affectieve stoornis wordt gekenmerkt door imponerend megalomane
overtuigingen, die hij nadrukkelijk uitdraagt en waarmee hij in zijn sociale omgeving afwijzende reacties oproept. Ook zijn drukke, licht ontremde gedrag is kenmerkend; hij is in sterke mate afhankelijk van bijsturing door zijn behandelingsteam. Terwijl de behandeling in het eerste jaar gekenmerkt wordt door incidenten wordt vanaf medio 2010 ontwikkeling gezien. Dit verloopt zeer gestaag en is volledig afhankelijk van de sturing van het behandelingsteam. In 2013 maken de vorderingen van [terbeschikkinggestelde] het mogelijk
dat hij doorgeplaatst kan worden naar [kliniek 3]. Ook hier wordt gezien dat [terbeschikkinggestelde] een kwetsbare man is, waarbij relatief kleine veranderingen leiden tot ontremd gedrag en groeiende onvrede over de behandeling. Desondanks zet de ontwikkeling zich op [kliniek 3] voort.
Na een korte wenperiode worden de begeleide verloven ook hier weer opgestart. In het afgelopen jaar is getracht onbegeleide verloven op te starten. Sinds korte tijd is hij gemachtigd om deze te ondernemen. Deze verloven verlopen zonder grote problemen. Wel is te merken dat de toename in prikkels soms een negatieve invloed op hem heeft en kost het hem enkele keren moeite om zich aan de verlofvoorwaarden te houden. [terbeschikkinggestelde] heeft last van achterdocht, hetgeen hem parten kan spelen tijdens de verloven.
Hoewel hij geniet van de verloven, bezorgen deze hem hierdoor ook spanning en frustratie.
[terbeschikkinggestelde] heeft zich de afgelopen periode onthouden van middelenmisbruik.
Hij ontbeert ziekte-inzicht en wijt zijn verzuim van werk en zijn beperkte leer- en sportmogelijkheden grotendeels aan de medicatie. Toch maakt hij ook vorderingen; recentelijk lijkt hij beter te beseffen dat medicatie nog langdurig nodig zal zijn. Hiervoor is wel intensieve gespreksvoering nodig van zowel het behandelingsteam als de psychotherapeut. [terbeschikkinggestelde] is overwegend medicatietrouw. Tevens ziet hij in nog geruime tijd begeleiding nodig te hebben. Van een blijvend inzicht in zijn ziekte en duurzame motivatie voor medicatie is echter nog geen sprake.
Om die reden en omdat [terbeschikkinggestelde] bij vlagen nog ontremd en (verbaal) agressief gedrag laat zien, waarbij alleen intensieve begeleiding ervoor kan zorgen dat de spanningen tot een aanvaardbaar niveau worden teruggebracht, en het risico op gewelddadig gedrag zonder het kader van de tbs nog immer als matig tot hoog wordt ingeschat, blijft voortzetting van de huidige vorm van dwangbehandeling vooralsnog noodzakelijk. Voorts wordt behandeling binnen een minder stringent kader - zoals met een rechterlijke machtiging of een voorwaardelijke beëindiging- thans nog prematuur geacht vanwege het gebrek aan
motivatie hiervoor bij [terbeschikkinggestelde] zelf. In het verleden is immers, ingeval er onvoldoende
overeenstemming met hem was over het ingeslagen traject, sprake geweest van onttrekking aan de behandeling en van terugval in brandstichting.
Het afgelopen jaar is het behandeltraject in meerdere multidisciplinaire beraden tegen het licht gehouden.
De behandeling richt zich momenteel op het uitbreiden van de vrijheden van [terbeschikkinggestelde], in combinatie met een geleidelijke ontwikkeling in probleembesef en ziekte-inzicht. Wanneer [terbeschikkinggestelde] zich meer bewust wordt van zijn ziekte en de noodzaak van medicatie zal zijn motivatie voor doorstroom naar de reguliere ggz vergroten. Wanneer dit prematuur wordt ingezet zullen zijn terugkerende onvredes over de behandeling en zijn onrealistische toekomstplannen leiden tot onttrekking aan de behandeling. Hij zal stoppen met medicatiegebruik, meer ontremd gedrag vertonen en het risico op drugsgebruik en delictgedrag neemt dan direct en fors toe.
In het afgelopen jaar is onderzocht of er thans reeds een mogelijkheid is van overgang van [terbeschikkinggestelde] van de huidige tbs-kliniek naar een BOPZ-plaatsing. Zoals vermeld achten wij dit vooralsnog niet aan de orde, maar willen wij het komend jaar wel kijken naar plaatsing in een zogenaamde tussenvoorziening, te weten een nieuwe afdeling van [kliniek 3] die voor een groep chronisch psychotische patiënten de kloof tussen de forensische psychiatrie, in het bijzonder [kliniek 3], en de reguliere ggz verder moet dichten zodat een dergelijke stap op termijn wel mogelijk wordt.
(…)
In de komende periode zullen de onbegeleide verloven verder uitgebreid worden. Tevens zal worden onderzocht of [terbeschikkinggestelde] kan doorstromen naar de in het komend jaar te openen vervolgvoorziening op het terrein van GGz [naam]. Wanneer hij geschikt wordt bevonden kan deze overgang gerealiseerd worden.
(…)
[terbeschikkinggestelde] profiteert van het huidige gestructureerde behandelklimaat. De nabijheid van dagelijkse begeleiders en de grote aandacht voor vroegsignalering zijn belangrijke factoren om agressie te voorkomen.
De medicatie en het geboden toezicht zijn tevens belangrijke beschermende factoren. Vooralsnog zijn deze factoren onmisbaar en is het verblijf binnen [kliniek 3] dan ook noodzakelijk.”
De terbeschikkinggestelde heeft verklaard dat hij inmiddels accepteert dat hij lijdt aan schizofrenie en dat hij, om fitter te zijn en beter te kunnen werken, zijn medicatiegebruik heeft gehalveerd.
De deskundige, mevrouw C.M. Hattink, optredend namens voormelde inrichting, heeft bij de behandeling ter terechtzitting gepersisteerd bij voornoemd advies. De kliniek neemt de stelling van betrokkene dat hij zijn medicatie op eigen houtje heeft gehalveerd voor kennisgeving aan. De deskundige geeft aan niet te weten of betrokkene ook daadwerkelijk slechts de helft van de medicatie heeft ingenomen. Als dit klopt, dan is een feit dat het behandelteam dit niet heeft gemerkt aan het gedrag van betrokkene. Naar aanleiding hiervan is besloten de betreffende medicatie van betrokkene te stellen op de gehalveerde hoeveelheid en te bekijken hoe het gaat. Dit is nu gaande, het lijkt tot nu toe goed te gaan. Wel acht de kliniek het zorgelijk dat betrokkene zonder overleg zijn medicijngebruik heeft gehalveerd, Op het punt van het medicijngebruik is het rapport niet actueel, zo heeft de deskundige toegelicht.
De deskundige heeft verder verklaard dat betrokkene niet hoort bij de eerste groep betrokkenen die mogelijk over zal gaan naar de nieuwe afdeling van [kliniek 3] op het terrein van GGz [naam], die de kloof tussen de forensische psychiatrie en de reguliere ggz verder moet dichten.
De officier van justitie heeft aangevoerd het zorgwekkend te vinden dat betrokkene zelf zijn medicatiegebruik heeft gehalveerd en de officier van justitie acht deze gang van zaken ook niet in overeenstemming met het ziektebesef dat betrokkene stelt inmiddels te hebben. De officier van justitie acht een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging en een rechterlijke machtiging prematuur gelet op het recidiverisico op gewelddadig gedrag. De officier van justitie acht het ingeslagen traject en de eventuele doorstroom naar de nieuwe afdeling een zorgvuldig afgewogen stap en onderschrijft het belang van geleidelijkheid.
De raadsman van de terbeschikkinggestelde heeft aangevoerd dat het onderzoek naar het verlenen van de rechterlijke machtiging niet heeft plaatsgevonden, terwijl de rechtbank het verzoek daartoe eerder heeft onderschreven. De verdediging acht het noodzakelijk dat onderzocht wordt of het mogelijk is of betrokkene ook binnen een zogenaamd BOPZ-kader kan worden behandeld en of de TBS (voorwaardelijk) kan worden beëindigd.
De verdediging heeft aldus verzocht de maatregel TBS met één jaar te verlengen, de officier van justitie te bevelen het onderzoek als voormeld te doen uitvoeren door een onafhankelijke deskundige en de beslissing daartoe voor ten hoogste drie maanden aan te houden, temeer nu de grenzen van proportionaliteit en subsidiariteit in het zicht zijn gelet op de ernst van het indexdelict.
De rechtbank verenigt zich met het advies van voornoemde inrichting en met de daarop ter terechtzitting gegeven toelichting door de deskundige.
Gelet op het vorenstaande, gezien artikel 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist.
Op grond van de inhoud van het adviesrapport en hetgeen ter terechtzitting is gebleken kan de rechtbank zich geheel vinden in het voornemen van de kliniek om betrokkene via een eventuele overplaatsing naar een nieuwe afdeling van [kliniek 3] geleidelijk te laten doorstromen naar de reguliere GGZ. Een onderzoek naar de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging is naar haar oordeel op dit moment prematuur zodat de rechtbank het verzoek tot aanhouding daartoe afwijst.

DE BESLISSING

De rechtbank:
verlengt de termijn gedurende welke [terbeschikkinggestelde] ter beschikking is gesteld met één jaar
en
wijst af het verzoek de beslissing over het al dan niet voorwaardelijk beëindigen van de verpleging aan te houden.
Deze beslissing is gegeven door
mr. I.L.A. Boer, voorzitter,
mr. H.M. Hettinga en mr. B. Damen, leden,
in tegenwoordigheid van mr. H.J.G. de Bruijn-van der Sluijs, griffier,
en is uitgesproken (bij vervroeging) ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van
17 april 2015.
Mr. Damen is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.