ECLI:NL:RBOBR:2015:2199

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
17 april 2015
Publicatiedatum
16 april 2015
Zaaknummer
01/845108-14
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in bedreigingszaak Schijndel met discrepanties in verklaringen

In de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van bedreiging met geweld, heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 17 april 2015 uitspraak gedaan. De zaak was aanhangig gemaakt na een dagvaarding op 12 juni 2014, en de rechtbank heeft de zaak behandeld in een meervoudige kamer voor strafzaken. De verdachte werd beschuldigd van het bedreigen van twee slachtoffers op verschillende data in Schijndel, waarbij hij dreigende woorden en houdingen aannam met een stuk hout en een bijl. Tijdens de zittingen op 25 juni 2014 en 3 april 2015 zijn de verklaringen van de aangevers en getuigen besproken. De officier van justitie achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen en eiste een taakstraf en verlenging van de proeftijd voor een eerdere veroordeling.

De verdediging betwistte de beschuldigingen en pleitte voor vrijspraak, wijzend op de onbetrouwbaarheid van de verklaringen van de aangevers en getuigen, die onderling discrepanties vertoonden. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen op essentiële punten afweken, wat leidde tot twijfel over hun betrouwbaarheid. Gezien deze twijfels heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Tevens werd de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke veroordeling afgewezen, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan de nieuwe beschuldigingen. De rechtbank heeft het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven, aangezien deze reeds eerder was geschorst.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/845108-14
Parketnummer vordering: 01/123299-13
Datum uitspraak: 17 april 2015
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1936],
wonende te [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 25 juni 2014 en 3 april 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte/veroordeelde naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 12 juni 2014.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 08 november 2013 te Schijndel [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een stuk hout, in elk geval een hard voorwerp, in de hand(en) gestaan en/of daarbij een dreigende houding aangenomen en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd : "Als hij nou naar buiten komt dan sla ik hem kapot met een bijl" en/of "Als het moet sla ik hem met een stuk hout in zijn nek" en/of Kom maar naar buiten dan sla ik je kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 16 februari 2014 te Schijndel [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een bijl, in elk geval een hard en/of scherp voorwerp, in zijn hand(en) gestaan en/of daarbij slaande bewegingen gemaakt en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd : "Die tv zachter en anders maak ik je af" en/of "Ik maak jullie kapot, kom maar naar buiten", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

De vordering na voorwaardelijke veroordeling.

De zaak met parketnummer 01/123299-13 is aangebracht bij vordering ingekomen ter griffie op 12 juni 2014. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de politierechter te ’s-Hertogenbosch d.d. 4 oktober 2013. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Het standpunt van de officier van justitie.

De officier van justitie acht de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 1 wordt de verklaring van aangever [slachtoffer 1] bevestigd door de verklaring van zijn partner [slachtoffer 2].
De verklaring van aangeefster [slachtoffer 2] ten aanzien van feit 2 wordt bevestigd door de verklaringen van haar partner en haar dochter.
De officier van justitie eist ten aanzien van de feiten 1 en 2 een taakstraf van 50 uren subsidiair 25 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging vordert de officier van justitie de proeftijd te verlengen met één jaar.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

Het standpunt van de verdediging.

Verdachte ontkent het hem ten laste gelegde.
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak van het onder 1 en 2 ten laste gelegde bepleit omdat de verklaringen van de aangevers en de getuigen onbetrouwbaar zijn, gelet op de vele tegenstrijdigheden in hun verklaringen.

Vrijspraak.

De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 en 2 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 1 wordt de aangifte van [slachtoffer 1] in beginsel ondersteund door de verklaring van zijn partner [slachtoffer 2]. Ten aanzien van feit 2 wordt de aangifte van [slachtoffer 2] ondersteund door de verklaringen van haar partner [slachtoffer 1] en de dochter van aangeefster. De rechtbank constateert echter meerdere discrepanties tussen de afgelegde verklaringen van aangever en aangeefster en de hiervoor genoemde getuigen, zoals ook al door de raadsman is aangevoerd.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen op essentiële punten onderling zodanig afwijken, dat wordt getwijfeld aan de betrouwbaarheid van deze verklaringen.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde.

Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 01/123299-13.

De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De rechtbank zal de gevorderde tenuitvoerlegging afwijzen, nu verdachte van de hem ten laste gelegde feiten wordt vrijgesproken.

DE UITSPRAAK

T.a.v. feit 1, feit 2:
Vrijspraak.
Opheffing van het het bevel tot voorlopige hechtenis, welke voorlopige hechtenis reeds op 18 februari 2014 is geschorst.

Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:

Afwijzing van de vordering met parketnummer 01/123299-13 van de officier van justitie d.d. 12 juni 2014.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N.I.B.M. Buljevic, voorzitter,
mr. H.A. van Gameren en mr. J.M.J. Denie, leden,
in tegenwoordigheid van L. Scholl, griffier,
en is uitgesproken op 17 april 2015.
Mr. J.M.J. Denie is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.