ECLI:NL:RBOBR:2015:2181
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Poging tot afpersing door twee of meer verenigde personen met bedreiging
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 15 april 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot afpersing door twee of meer verenigde personen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 365 dagen, waarvan 293 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis. De zaak is aanhangig gemaakt na een dagvaarding op 26 juni 2012, en de rechtbank heeft de feiten en omstandigheden onderzocht die hebben geleid tot de tenlastelegging. De verdachte en zijn mededaders hebben de [slachtoffer] bedreigd met geweld en gedreigd met een inval in haar café, waarbij een bedrag van ongeveer 120.000 euro geëist werd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte bewust en nauw heeft samengewerkt met zijn mededaders, wat heeft geleid tot de conclusie dat er sprake was van medeplegen. Het verweer van de raadsman dat er sprake was van vrijwillige terugtred werd verworpen, omdat de rechtbank oordeelde dat de verdachte niet in staat was om het misdrijf te stoppen door zijn betaling aan een medeverdachte. De rechtbank heeft de ernst van de bedreigingen en de impact op het slachtoffer in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 45, en 317 van het Wetboek van Strafrecht.