In voornoemd advies van de [kliniek 1] is onder meer het navolgende gesteld, zakelijk weergegeven:
Betrokkene is een inmiddels 45-jarige, kwetsbare man met beperkte intellectuele mogelijkheden. Er is bij hem sprake van een psychotische stoornis, middelenafhankelijkheid en een persoonlijkheidsstoornis met vooral antisociale trekken. Er is sprake van een bijzonder broos evenwicht in het functioneren van betrokkene. Gezien de problematiek, het behandelverloop en de uitkomsten daarvan kan gesteld worden dat betrokkene vooral gebaat is bij externe structuur, controle, herhaling en inslijting. Op basis van de problematiek is gebleken dat er op het gebied van gedragsverandering niet veel meer mogelijk is en dat hierin ook niet veel meer te verwachten valt.
Mede gezien de onduidelijkheden van de afgelopen tijd (afwijzing proefverlof) kan men concluderen dat het gelukt is betrokkene redelijk stabiel te laten functioneren. Met de reclassering heeft hij een positieve samenwerking opgebouwd. De reclassering geeft in het huidige maatregelrapport aan een voorwaardelijke beëindiging te ondersteunen (zie maatregelrapport). De verwachting is dat langer verblijf binnen de huidige kliniek geen meerwaarde zal hebben in de behandeling. Betrokkene zit als het ware aan zijn plafond en het is zaak een passende vervolgvoorziening te vinden waar betrokkene geruime tijd kan verblijven en die tevens mogelijkheden heeft om vrijheden gefaseerd en aan de hand van positieve ervaringen verder uit te breiden. Samen met [kliniek 2] is bekeken wat een geschikte vervolgvoorziening zou kunnen zijn. Vanuit hen is het advies gegeven om betrokkene bij [kliniek 3] aan te melden. [kliniek 3] is een instelling voor verstandelijk beperkte mensen waarbij tevens sprake is van complexe problematiek.
De instelling hanteert een strakke structuur op een beveiligde locatie waar slechts stapsgewijs vrijheden worden toegekend. Er verblijven ook patiënten die niet verder dan begeleid verlof komen. De inschatting is dat het qua structuur en toezicht niet veel verschilt van een reguliere afdeling in een FPC. Betrokkene heeft binnen een dergelijke structuur altijd goed gefunctioneerd. Pas bij afnemende structuur en ruimere onbegeleide verloven is het in [kliniek 2] misgegaan. De verwachting is dan ook dat betrokkene binnen een strakker kader zoals [kliniek 3] hanteert, stabiel zal kunnen functioneren.
Vanuit [kliniek 3] zal het resocialisatietraject verder vorm gegeven worden. Zij hebben ook de
mogelijkheden om toe te werken naar een RIBW of soortgelijke voorziening. De verwachting is dat dit traject zeer geleidelijk en gefaseerd zal plaatsvinden, uiteraard op geleide van de ervaringen van de plaatsing binnen [kliniek 3]. Zoals gemeld ziet het behandelteam deze stap als passend binnen de behandeling van betrokkene.
Bij het wegvallen van de TBS-maatregel zal betrokkene naar verwachting niet kiezen voor een begeleide woonsituatie, aangezien hij onvoldoende inzicht heeft in zijn eigen kwetsbaarheid. In die situatie wordt de kans groter dat betrokkene wordt blootgesteld aan destabiliserende factoren zoals stress, verdovende of kalmerende middelen, verkeerde vrienden en het ontbreken van een gestructureerde dagbesteding. In een dergelijke situatie neemt de kans toe dat betrokkene problemen niet meer overziet, overspoeld raakt door emoties en onvoldoende ondersteuning ervaart. Daardoor zal de kans op gewelddadig gedrag toenemen. Bovendien kan zowel middelengebruik als stress leiden tot psychotische decompensatie. De aanwezigheid van actieve psychotische symptomen is een belangrijke risicofactor voor gewelddadig gedrag. Aan het gevaarscriterium wordt dus nog steeds voldaan.
Gezien de intellectuele beperkingen in combinatie met een psychotische stoornis,
verslavingsgevoeligheid en persoonlijkheidsproblematiek kan gesteld worden dat de prognose somber is. De antipsychotische medicatie en intensieve ondersteuning bieden weliswaar bescherming tegen terugval in delictgedrag, maar terugval in drugsgebruik lijkt bij toenemende vrijheden een groot risico.
Zoals eerder benoemd, wordt er toegewerkt naar een plaatsing binnen [kliniek 3], een zorginstelling gericht op mensen met een intellectuele beperking in combinatie met complexe problematiek. De verwachting Is dat deze instelling een intensief kader van ondersteuning en controle kan bieden, zodat betrokkene stapsgewijs vrijheden verder kan uitbreiden. Volgens het behandelteam kan een dergelijk traject binnen het kader van voorwaardelijke beëindiging voldoende veilig vorm worden gegeven.
Geadviseerd wordt de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van
overheidswege voor betrokkene te verlengen met de duur van een jaar.
Tevens wordt geadviseerd om voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging uit te spreken, volgens de voorwaarden zoals die genoemd zijn in het maatregelrapport.
Het is geïndiceerd om de voorwaardelijke beëindiging te laten starten zodra betrokkene in [kliniek 3] is geplaatst.