vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Team strafrecht
Parketnummer: 01/879688-14
Datum uitspraak: 13 april 2015
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1977],
wonende te [adres 1],
thans gedetineerd in p.i. Zuid Oost, locatie Roermond [HvB], te Roermond.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzittingen van 8 januari 2015 en van 30 maart 2015. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 9 december 2014. Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 30 maart 2015 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2014 tot en met 28 april 2014 te Uden en/of Roermond, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, één of meer voorwerpen en/of één of meer stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en), te weten:
een laboratoriumopstelling, bestemd en/of geschikt voor de productie van amfetamine, in elk geval (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het tweede of derde lid van artikel 2 van die wet en/of krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, en/of één of meer kookketels en/of één of meer rondbodemkolven en/of één of meer loogvaten en/of een stoomgenerator en/of een distillatieketel en/of één of meer koolfilters en/of één of meer klemdeksel vaten en/of één of meer verwarmingsketels, en/of
één of meer hoeveelheden apaan en/of BMK en/of zoutzuur en/of mierenzuur en/of formamide en/of natrium hydroxide (caustic soda);
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2014 tot
en met 28 april 2014 te Uden en/of Roermond, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of vervoerd en/of vervaardigd (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het tweede of derde lid van artikel 2 van die wet en/of krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 25 september 2014 te Roermond opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 72,1 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelenen de beoordeling daarvan.
Ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten.
Inleiding.
Op 28 april 2014 treft de politie in een loods op het [adres 2] in Uden een drugslaboratorium aan. Dit laboratorium is ingericht voor de produktie van amfetamine. In dit laboratorium worden de lichamen van twee overleden personen aangetroffen. Verdachte wordt er van verdacht dat hij dit laboratorium samen met een ander heeft opgezet en dat hij in dat laboratorium samen met een ander of anderen amfetamine heeft geproduceerd. Verdachte heeft deze feiten ontkend.
Bij het onderzoek naar dit laboratorium heeft een doorzoeking van de woning van verdachte plaatsgevonden. Daarbij is een hoeveelheid hasj van ruim 72 gram aangetroffen. Verdachte heeft dit feit erkend.
Het standpunt van de officier van justitie.
Op de in het schriftelijk requisitoir nader omschreven feiten en omstandigheden acht de officier van justitie alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
Op de in de pleitnota omschreven gronden, heeft de verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van de onder 1 en onder 2 ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken.
Het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit.
De bewijsmiddelen.
Op 28 april 2014 treft de politie in een loods op het [adres 2] in Uden een drugslaboratorium aan. Dit laboratorium is ingericht voor de produktie van amfetamine. In dit laboratorium worden de lichamen van twee overleden personen aangetroffen.De overleden personen wordt geïdentificeerd als [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Beide personen zijn vrienden van verdachte. [slachtoffer 2] wordt door verdachte als zijn beste vriend aangeduid.
Op 28 april 2014 heeft [verbalisant 1] een onderzoek ingesteld in een loods, gelegen aan de [adres 2] te Uden. In die loods heeft hij een synthetisch drugslaboratorium aangetroffen. In dat laboratorium bevonden zich RVS kookketels met reflux en zelf gefabriceerde gaswasser, vier rondbodemkolven met reflux, diverse oogvaten, een metalen stoomgenerator met daaronder een gasbrander, een metalen distillatieketel met metalen distillatiespiraal en gasbrander, afzuiging met actief koolfilters, glazen rondbodemkolven in refluxen in kartonnen dozen, blauwe klemdekselvaten, een gaswasser, twee elektrische verwarmingsdekens, slangen, luchtafzuiging, Apaan, BMK, zoutzuur, mierenzuur, formamide en caustic soda. Alle relevante voorwerpen, chemicaliën, half- en eindprodukten en afvalstoffen werden door verbalisant en door medewerkers van het NFI bemonsterd. Het betreft onder andere de SIN-nummers AAFF7016NL t/m AAFF7024 NL, AAFF7051NL, AAFF7052NLAAHC9249NL, AAHC9246NL, AAHC9242NL, AAHC9240NL en AAHC9241NL.
Bij onderzoek van deze monsters door het Nederlands Forensisch Instituut is het navolgende gebleken.
AAHC9240NL: bevat N-formylamfetamine
AAHC9241NL: bevat BMK
AAHC9242NL: bevat N-formylamfetamine
AAHC9246NL: bevat formamide
AAHC9249NL: bevat mierenzuur
AAFF7016NL: bevat (geconcentreerd) zoutzuur
AAFF7017NL: bevat amfetamine en N-formylamfetamine
AAFF7018NL: bevat Apaan
AAFF7019NL: bevat Apaan
AAFF7020NL: bevat BMK en een lage concentratie N-formylamfetamine
AAFF7021NL: bevat amfetamine, BMK, Apaan en gerelateerde synthese verontreinigingen
AAFF7022NL: bevat amfetamine en gerelateerde synthese verontreinigingen
AAFF7023NL: bevat amfetamine
AAFF7052NL: bevat amfetamine
AAFF7024NL: bevat N-formylamfetamine en een lage concentratie BMK
AAFF7051NL: bevat amfetamine en een lage concentratie BMK.
Bij het laboratoriumonderzoek werd vastgesteld dat de monsters benzylmethylketon [BMK], alfa-fenylacetoacetonitril [Apaan], N-formylamfetamine, amfetamine en/of diverse gerelateerde verontreinigingen bevatten. Daarnaast werd er formamide, mierenzuur, zoutzuur en caustische soda aangetroffen. Dit is terug te voeren op de volgende twee processen: vervaardiging van BMK uit Apaan met zoutzuur en vervaardiging van amfetamine uit BMK met de Leuckartmethode.
De loods aan [adres 2] te Uden waarin het laboratorium is aangetroffen, is eigendom van [betrokkene 1]. [betrokkene 1] heeft deze loods verhuurd aan [betrokkene 2].[betrokkene 2] heeft de loods verhuurd aan [betrokkene 3].Op zijn beurt heeft [betrokkene 3] de loods vanaf eind februari 2014 aan [slachtoffer 2] verhuurd. Voorafgaande aan het afsluiten van de huurovereenkomst voor de loods heeft [slachtoffer 2] die loods samen met verdachte bezichtigd. Daarna is de huurovereenkomst tussen [betrokkene 3] en [slachtoffer 2], in aanwezigheid van verdachte gesloten.,Nadat deze huurovereenkomst was gesloten heeft [betrokkene 3] een keer bij verdachte in zijn auto – een kleine rode Peugeot – gezeten om verdachte, die de loods niet meer kon vinden, de route te wijzen. Hij heeft toen gezien dat verdachte met een rode Peugeot naar hem toe was gereden. Daarnaast heeft [betrokkene 3] eenmaal, in de woning van verdachte en in diens bijzijn, de betaling van een maand huur van [slachtoffer 2] ontvangen. Bovendien had verdachte de beschikking over de sleutels van de loods aan [adres 2] te Uden. [betrokkene 3] heeft die sleutels een keer opgehaald bij verdachte. Bij die gelegenheid heeft [betrokkene 3] gezien dat verdachte deze sleutels uit de rode Peugeot van [slachtoffer 2] haalde.
Op 28 april 2014 heeft de politie in de loods aan [adres 2] te Uden, een witte bedrijfsauto van het merk Renault, type Master 3.3 TD voorzien van het [kenteken], aangetroffen.Deze bedrijfsauto was vanaf 4 april 2014 aan [slachtoffer 2] verhuurd. Op de huurovereenkomst is verdachte als de chauffeur van de bedrijfsauto vermeld.[slachtoffer 2] heeft deze bedrijfsauto in aanwezigheid van verdachte opgehaald.,,
Op 29 april 2014 heeft een doorzoeking in de loods gelegen aan [adres 2] te Uden plaatsgevonden. Bij die doorzoeking zijn onder meer een briefje met de tekst “[naam] [telefoonnummer 1] [adres 3]” en een filter van een verfdampmasker in beslag genomen.Onderzoek naar de gegevens op het briefje leidt naar [betrokkene 4]. Als hij door de politie wordt gehoord, verklaart hij dat de gegevens op dat briefje zijn gegevens zijn. Tevens verklaart hij dat [slachtoffer 2] enkele keren bij hem op bezoek is geweest, dat [slachtoffer 2] tijdens een van die bezoeken door verdachte werd vergezeld en dat zij zogenaamde tonnen bij hem hebben gekocht.De rechtbank stelt vast dat dergelijke tonnen later in de loods in Uden zijn aangetroffen.
Bij de doorzoeking van de woning van verdachte op 26 september 2014 zijn onder meer een rekening voor filters van een verfdampmasker en een plastic tas met daarin een verdampmasker en handschoenen, in beslag genomen. Eerder was tijdens de doorzoeking van de loods aan [adres 2] te Uden een soortgelijk filter aangetroffen in een rode tas welke aan [slachtoffer 2] toebehoorde.Het in de woning van verdachte aangetroffen verfdampmasker en de filters zijn voor onderzoek naar het NFI gezonden. Uit het onderzoek van het NFI is gebleken dat op het verfdampmasker een DNA-mengprofiel van verdachte werd aangetroffenen dat zowel op het verfdampmasker als op de handschoenen een combinatie van Apaan en BMK en een aantal syntheseverontreinigingen zijn aangetroffen, passend bij het beeld van de omzetting van Apaan in BMK met een sterk zuur.
[benadeelde partij 1], de vriendin van [slachtoffer 2], heeft verklaard dat zij wist dat [slachtoffer 2] bezig was met de produktie van drugs in Uden. Zij heeft verder verklaard dat zij op 25 april 2014 een ‘compagnon’ van [slachtoffer 2] heeft gebeld om te vragen of hij wist waar [slachtoffer 2] was omdat [slachtoffer 2] al enkele dagen niet meer bij haar thuis was geweest.Met die compagnon bedoelt zij verdachte.Uit onderzoek is gebleken dat met haar telefoonnummer die dag een telefoongesprek is gevoerd met het telefoonnummer dat in gebruik was van verdachte en zijn toenmalige vriendin. Uit een tapverslag blijkt voorts dat daarin door de vriendin van [slachtoffer 1] gezegd wordt dat verdachte personeel heeft proberen te werven om in het laboratorium in Uden te gaan werken.
Uit analyse van de telefoonnummers [telefoonnummer 2] (in gebruik bij [slachtoffer 2]) en [telefoonnummer 3] (in gebruik bij verdachte), blijkt dat in de periode van 31 december 2013 en 21 april 2014 vrijwel dagelijks contact plaatsvindt. Na deze datum worden er geen contacten meer geregistreerd. Het [telefoonnummer 4] is eveneens in gebruik (geweest) bij verdachte en zijn toenmalige vriendin [betrokkene 5]. Met deze telefoon werd regelmatig naar de ex-partner van verdachte (met wie verdachte een kind heeft) gebeld. Daarnaast had de gebruiker van [telefoonnummer 4], in de periode van 3 april 2014 tot 26 april 2014, vrijwel dagelijks contact met het prepaidtelefoonnummer [telefoonnummer 5].
Uit verder onderzoek is gebleken dat de gebruiker van het prepaidtelefoonnummer [telefoonnummer 5] buiten de veelvuldige contacten met [betrokkene 5], veelvuldig telefonisch contact met [telefoonnummer 6] heeft gehad. Dit nummer is in gebruik bij [betrokkene 3], de verhuurder van de loods aan [adres 2] te Uden. Al deze contacten vonden plaats tussen 16 april 2014 en 26 april 2014. Tussen de gebruikers van de laatstgenoemde telefoonnummers vonden 43 telefooncontacten plaats op 25 april 2014. Tevens vond er telefooncontact plaats tussen de gebruiker van het [telefoonnummer 5] en de telefoonnummers [telefoonnummer 7] en [telefoonnummer 8], in gebruik bij [benadeelde partij 1], de vriendin van [slachtoffer 2] en [benadeelde partij 2], de vriendin van [slachtoffer 1].
[betrokkene 3] heeft verklaard dat hij kort voor de ontdekking van het lab, een sms’je had gekregen van verdachte om bij het pand te gaan kijken omdat hij geen contact kon krijgen met [slachtoffer 2]. Bij het pand aangekomen kreeg hij geen respons en hij is toen op verzoek van verdachte naar het woonadres van verdachte in Roermond gereden om de sleutels van de loods op te halen, welke hij toen van verdachte heeft ontvangen. Volgens [betrokkene 3] is hij na het aantreffen van een dood lichaam in de loods, weer direct naar het huis van verdachte gereden en heeft hij hem daar verteld wat hij had gezien. Uit het onderzoek van de telefoon van [betrokkene 3] blijkt dat deze zich op vrijdagavond 25 april 2014 twee maal vanuit de omgeving Uden naar Roermond verplaatst en dat beide keren de telefoon zendmasten aanstraalt zowel in de buurt van de loods als het woonadres van verdachte.
De conclusie van de rechtbank.
Uit de inhoud van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, volgt dat verdachte, in de relatief korte periode van 1 maart 2014 tot en met 28 april 2014,
samen met [slachtoffer 2] betrokken is geweest bij de voorbereiding tot het opzetten van een drugslaboratorium. Om dit mogelijk te maken heeft verdachte in die periode intensief [telefonisch] contact met [slachtoffer 2] gehad. Samen met [slachtoffer 2] heeft verdachte de loods aan [adres 2] te Uden gehuurd, een bus gehuurd en tonnen gekocht voor de opslag van chemicalieën. Samen hebben zij het laboratorium in deze loods opgezet. Verdachtes directe betrokkenheid blijkt voorts uit zijn handelen in de dagen voorafgaand aan de ontdekking van het laboratorium door de politie, zoals door [betrokkene 3] verklaard en welke verklaring ondersteuning vindt in de analyse van de telefoongegevens.
Verdachte heeft zich bij de politie op zijn zwijgrecht beroepen. De stelling van verdachte ter terechtzitting dat hij de loods aan [adres 2] te Uden heeft bezichtigd om de mogelijkheden te onderzoeken daarin een hennepplantage te beginnen, acht de rechtbank niet aannemelijk nu verdachte deze stelling op geen enkele wijze heeft onderbouwd.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat gezien de intensiteit van de samenwerking in deze korte periode en de wezenlijke bijdrage die verdachte daaraan heeft geleverd, vast is komen te staan dat tussen de verdachte en zijn mededader sprake is geweest van een dermate nauwe en bewuste samenwerking dat de verdachte als medepleger van het strafbare feit kan worden aangemerkt.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit.
Op grond van de inhoud van het procesdossier en het verhandelde op de zittingen van 8 januari 2015 en 30 maart 2015 acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de ten laste gelegde periode van 1 maart 2014 tot en met 28 april 2014 op zodanige wijze betrokken is geweest bij de produktie van amfetamine in een loods gelegen aan [adres 2] te Uden, dat hij op grond daarvan als medepleger in de zin van artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht kan worden aangemerkt. Gelet hierop zal de rechtbank verdachte van het onder 2 aan hem ten laste gelegde feit vrijspreken.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit.
- Het relaas van [verbalisant 2].
- De erkennende verklaring van verdachte.
Gelet op het bepaalde in artikel 359 derde lid van het Wetboek van Strafvordering zijn de hiervoor genoemde bewijsmiddelen niet uitgewerkt.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat het navolgende wettig en overtuigend bewezen is bewezen.
[ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit]
Verdachte heeft in de periode van 1 maart 2014 tot en met 28 april 2014 te Uden en/of Roermond, tezamen en in vereniging met een ander om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden, voorwerpen voorhanden gehad, waarvan hij, verdachte, en zijn mededader wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, te weten:
een laboratoriumopstelling, bestemd voor de productie van amfetamine, vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1 en kookketels en/of één of meer rondbodemkolven en/of één of meer loogvaten en/of een stoomgenerator en/of een distillatieketel en/of één of meer koolfilters en/of één of meer klemdeksel vaten en/of één of meer verwarmingsketels, en
hoeveelheden apaan en/of BMK en/of zoutzuur en/of mierenzuur en/of formamide en/of natrium hydroxide (caustic soda);
[ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit]
Verdachte heeft op 25 september 2014 te Roermond opzettelijk aanwezig gehad ongeveer 72,1 gram, van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen en vordert dat verdachte daarvoor zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaar. Daarnaast vordert de officier van justitie dat de onder verdachte in beslag genomen voorwerpen, te weten de rekening van een koolstoffilter, een blok hasj
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft, naast vrijspraak voor de onder 1 en onder 2 ten laste gelegde feiten, veroordeling tot een lage geldboete voor het onder 3 ten laste gelegde feit bepleit.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
In het bijzonder neemt de rechtbank bij de strafoplegging in aanmerking dat in de loods, een laboratoriumopstelling, grond- en hulpstoffen en recepten op basis waarvan synthetische drugs kunnen worden geproduceerd, zijn aangetroffen. Het illegaal produceren van synthetische drugs brengt grote gezondheidsrisico’s met zich mee, zowel voor de producenten als voor de gebruikers van dit drugs. Deze risico’s hebben zich ook in deze zaak geopenbaard, gelet op het overlijden van twee personen die in het aangetroffen drugslaboratorium werkzaam waren, dit als gevolg van vergiftiging.
Het is algemeen bekend dat synthetische drugs, eenmaal in handen van gebruikers, grote gevaren grote gevaren voor de gezondheid van die gebruikers opleveren, dat deze drugs een verslavende werking hebben en dat gebruikers hun gebruik vaak door diefstal of ander crimineel handelen trachten te bekostigen, waardoor aan de samenleving ernstige overlast en schade wordt berokkend. Daarnaast levert het produktieproces van synthetische drugs schade aan het milieu op, met name vanwege de vaak illegale wijze waarop de afvalstoffen die bij dit produktieproces vrijkomen, in de natuur worden gedumpt.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden. De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, omdat de rechtbank verdachte van een van de ten laste gelegde feiten vrij zal spreken en de rechtbank van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van de bewezen verklaarde feiten voldoende tot uitdrukking brengt.
Alle feiten en omstandigheden tegen elkaar afwegend, is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaar passend en geboden is.