ECLI:NL:RBOBR:2015:2038

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
10 april 2015
Publicatiedatum
9 april 2015
Zaaknummer
01/845376-12
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot doodslag op een verbalisant tijdens de rechtmatige uitoefening van zijn functie

Op 10 april 2015 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met anderen geweld heeft gepleegd tegen een politieman. De verdachte heeft op 25 november 2012 in 's-Hertogenbosch, ter uitvoering van een voorgenomen misdrijf, met kracht tegen het hoofd van de verbalisant geschopt. De rechtbank heeft dit gekwalificeerd als medeplegen van poging tot doodslag. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 365 dagen, waarvan 267 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar, en een onvoorwaardelijke taakstraf van 60 uur. Daarnaast is de verdachte verplicht om de schade van het slachtoffer te vergoeden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten betrokken waren bij het geweld tegen de verbalisant, die op dat moment een aanhouding verrichtte. Diverse getuigen hebben verklaard over de geweldshandelingen, waarbij de verbalisant meerdere keren is geschopt en geslagen. De rechtbank heeft de verklaringen van de getuigen en de verdachte in onderling verband en samenhang bezien en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot doodslag.

Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de gevolgen voor de verbalisant en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte een aanzienlijke gevangenisstraf verdient, maar heeft deze beperkt tot het reeds ondergane voorarrest en een voorwaardelijk strafdeel, gezien de lange duur van de procedure en de omstandigheden van de zaak. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de verbalisant.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Strafrecht
Parketnummer: 01/845376-12
Datum uitspraak: 10 april 2015
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1989],
wonende te [adres 1].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 1 maart 2013, 13 mei 2013 en 27 maart 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 14 februari 2013.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 27 maart 2015 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat
(bijlage 1):
1. hij op of omstreeks 25 november 2012 te 's-Hertogenbosch ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [verbalisant] (politieagent) van het leven te beroven, met dat opzet die [verbalisant] (met kracht en/of met geschoeide voet en/of gebalde vuist) (meerdere malen) te schoppen en/of te slaan (o.a. meermalen tegen hoofd) en/of daarbij die [verbalisant] - al dan niet tijdens dit schoppen en/of slaan - vast te houden en/of bij de keel te grijpen en/of een worsteling (met die [verbalisant]) aan te gaan en/of die [verbalisant] over het wegdek te trekken of over de grond te slepen, althans (anderszins) die [verbalisant] in zijn bewegingsvrijheid en/of verdedigingsmogelijkheden te belemmeren of te hinderen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid [artikel 287, 45 en 47 Wetboek van Strafrecht]
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 november 2012 te 's-Hertogenbosch tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [verbalisant], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [verbalisant] (met kracht en/of met geschoeide voet en/of gebalde vuist) (meerdere malen) te schoppen en/of te slaan (o.a. meermalen tegen hoofd) en/of daarbij die [verbalisant] - al dan niet tijdens dit schoppen en/of slaan - vast te houden en/of bij de keel te grijpen en/of een worsteling (met die [verbalisant]) aan te gaan en/of die [verbalisant] over het wegdek te trekken of over de grond te slepen, althans anderszins die [verbalisant] in zijn bewegingsvrijheid en/of verdedigingsmogelijkheden te belemmeren of te hinderen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid en/of terwijl dit misdrijf werd gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening ( namelijk als politieagent);
[artikel 302, 45 en 47 Wetboek van Strafrecht]
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 november 2012 te 's-Hertogenbosch met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, [adres 2], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [verbalisant], welk geweld bestond uit
- het slaan en/of schoppen van die [verbalisant];
- het duwen tegen het lichaam van die [verbalisant];
- het trekken aan de kleding van die [verbalisant];

[artikel 141 Wetboek van Strafrecht]

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs
Het standpunt van de officier van justitie.
Vrijspraak van het primair ten laste gelegde medeplegen van een poging tot doodslag.
Bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde poging zware mishandeling.
Het standpunt van de verdediging.
Vrijspraak ten aanzien van de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten. Referte ten aanzien van het meer subsidiaire feit.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
In de nacht van 25 november 2012 heeft de in dienst zijnde [verbalisant] op [adres 3] te 's-Hertogenbosch getracht om [medeverdachte 1] aan te houden ter zake belediging van een ambtenaar in functie. De vrienden van [medeverdachte 1] hebben zich met deze aanhouding bemoeid, waarbij er geweld is gepleegd tegen [verbalisant]. [2] Voor hun betrokkenheid bij de geweldshandelingen heeft de officier van justitie verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] gedagvaard.
De rechtbank acht voor de beoordeling van verdachtes betrokkenheid de navolgende bewijsmiddelen van belang.
Op 25 november 2012 heeft [verbalisant] aangifte gedaan van het feit dat verdachte en medeverdachten in 's-Hertogenbosch op de openbare weg geweld op hem hebben uitgeoefend. Toen verbalisant met [medeverdachte 1] ten val kwam, voelde hij onder meer dat hij meerdere malen met kracht gestompt en geschopt werd tegen zijn hoofd. [3]
Diverse getuigen verklaren over het incident en verdachtes aandeel daarin. Zo verklaart [getuige 1] gezien te hebben dat [medeverdachte 1] helemaal door het lint was en dat hij de verbalisant meerdere malen in het gezicht en met de vuist op het hoofd heeft geslagen en dat een andere jongen met geschoeide voet zeker vier keer tegen het hoofd van de verbalisant schopte toen de verbalisant op de grond lag en [medeverdachte 1] vast had. De persoon die geschopt zou hebben, droeg een grijs shirt met zilveren opdruk en had schoenen aan met iets wits er in. Over de intensiteit van het schoppen verklaart de getuige “alsof hij tegen een bal aan schopte”. [4] Bij de rechter-commissaris verklaart de getuige dat er zeker twee keer tegen de linker zijkant van het gelaat van de verbalisant geschopt werd. [5] [getuige 2] verklaart dat de verbalisant voorover gebogen en gekromd lag en dat de verbalisant de benen van verdachte klemde. [6] Voorts zag de getuige dat verdachte met beide handen op het hoofd van de verbalisant stompte en dat verbalisant door een ander tegen het hoofd geschopt werd. [7] Ook [getuige 3] zag dat [medeverdachte 1] met volle vuisten op de agent sloeg. [getuige 3] zag schrammen op het hoofd van de agent. Voorts zag deze getuige dat er door een ander geschopt werd tegen het hoofd van de verbalisant. [8] Tot slot heeft [medeverdachte 2] gezien dat medeverdachte [medeverdachte 1] verbalisant twee of drie keer met zijn vuist heeft geslagen. [9] Blijkens de medische verklaring heeft verbalisant door het geweld dat op hem werd uitgeoefend letsel bekomen aan zijn hoofd. [10]
Verdachte zou zich ook bemoeid hebben met de aanhouding van [medeverdachte 1]. Zo verklaart [medeverdachte 2] dat verdachte lang in de buurt stond van de verbalisant en medeverdachte [medeverdachte 1] en dat hij opeens weg was. [11] En [getuige 4] verklaart dat verdachte ter hoogte van de rechterschouder van de agent stond en dat hij agressief was. [12] Verdachte heeft op 27 november 2012 bij de politie bekend dat hij één keer tegen het hoofd van de verbalisant heeft geschopt toen deze op de grond lag met [medeverdachte 1]. [13] Van die bekennende verklaring is verdachte bij de behandeling van de vordering gevangenhouding op 30 januari 2013 teruggekomen. Verdachte heeft in dat verband ter terechtzitting van 27 maart 2015 aangevoerd dat er - kort gezegd - sprake zou zijn geweest van ongeoorloofde pressie door de verhorende verbalisanten. De rechtbank onderkent dat van een politieverhoor per definitie enige druk uitgaat in de richting van de verdachte die dat verhoor moet ondergaan. Dat in deze zaak door de verhorende verbalisanten meer dan geoorloofde druk op de verdachte is uitgeoefend en dat de verdachte daardoor valselijk de zichzelf belastende bekennende verklaring heeft afgelegd, acht de rechtbank echter niet aannemelijk. Te minder nu de verdachte na zijn eerste bekennende verklaring bij de politie deze bekentenis bij het daaropvolgende verhoor door de politie heeft herhaald terwijl hij nadien bij verschillende gelegenheden, ook ten overstaan van de rechter in het kader van zijn verhoor op de vordering tot bewaring, de vordering tot gevangenhouding en ten overstaan van het Hof in het kader van het hoger beroep tegen het bevel gevangenhouding, van deze beweerdelijk ontoelaatbare druk en ‘valse’ bekentenis niet heeft gerept; integendeel, heeft hij bij een van die gelegenheden bijvoorbeeld niet meer verklaard dan dat hij zich niet meer kan herinneren dat hij heeft geschopt c.q. bloot ontkent dat hij heeft geschopt. Alles afwegende verdient de verklaring van de verdachte, dat hij onder ontoelaatbare druk van de politie is gezet en daardoor heeft bekend, geen geloof. De rechtbank houdt verdachte dan ook aan zijn eerdere bekennende verklaring, inhoudende dat hij één keer tegen het hoofd van de verbalisant heeft geschopt.
De rechtbank stelt dan ook vast dat verdachte één keer tegen het hoofd van de verbalisant heeft geschopt. Over de intensiteit van het schoppen verklaart verdachte dat hij met rechts heeft geschopt, waarbij hij de achterkant van het hoofd van de verbalisant heeft geraakt en dat hij de verbalisant best een tik uitgedeeld heeft. [14] Dit in onderling verband en samenhang bezien met de verklaring van aangever, acht de rechtbank voldoende aannemelijk dat het schoppen tegen het hoofd met kracht is gebeurd.
Uit de verklaringen van [getuige 1] volgt voorts dat een persoon in een grijs shirt met zilveren opdruk en met schoenen met iets wits er in vier keer tegen het hoofd van de verbalisant heeft geschopt. Over de intensiteit van het schoppen verklaart de getuige “alsof hij tegen een bal aan schopte”. [15] Bij de rechter-commissaris verklaart de getuige dat er zeker twee keer tegen de linker zijkant van het gelaat van de verbalisant geschopt werd door die persoon. Ter aanvulling op het signalement van die persoon, verklaart de getuige dat het een shirt betrof met zilveren opdruk. Er stonden letters bij, maar het was ook meer een afbeelding van een vogel. [16] De rechtbank acht op grond van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting vast komen te staan dat die persoon in grijs shirt met zilveren opdruk [medeverdachte 3] betrof.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of er sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte 3] bij hun uitgevoerde geweldshandelingen. De rechtbank beantwoordt deze vraag positief. Verdachte en [medeverdachte 3] hebben getracht om hun vriend [medeverdachte 1] uit handen te krijgen van de verbalisant, waarbij zowel verdachte als [medeverdachte 3] met kracht tegen het hoofd van de verbalisant hebben geschopt. Beiden hebben een groot aandeel gehad in het letsel dat de verbalisant daardoor heeft opgelopen. Door aldus te handelen is de rechtbank van oordeel dat voldaan is aan de voor het medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking.
Naar algemene ervaringsregels roept het meermalen met kracht met geschoeide voet schoppen tegen het hoofd, zijnde een uiterst kwetsbaar lichaamsdeel met de meest vitale lichaamsfuncties, van een op de grond liggend persoon de aanmerkelijke kans in het leven dat het slachtoffer daardoor komt te overlijden. In deze zaak klemt dat te meer, nu de verbalisant zich in een positie bevond waarin hij zich niet tot onvoldoende kon verdedigen en minstgenomen door de klappen tegen zijn hoofd van [medeverdachte 1] al in enige mate verzwakt moet zijn geweest. De verdachten moeten zich daarvan ook bewust zijn geweest. Door toch op zodanige wijze op het slachtoffer in te schoppen, kan niet anders worden geconcludeerd dan dat verdachte en [verdachte] gezamenlijk de aanmerkelijke kans op een fatale afloop bewust hebben aanvaard. Feiten of omstandigheden waaruit het tegendeel zou kunnen worden afgeleid zijn gesteld noch gebleken. De rechtbank acht de primair ten laste gelegde poging tot doodslag dan ook bewezen, zoals hierna vermeld.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
op 25 november 2012 te 's-Hertogenbosch ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [verbalisant] (politieagent) van het leven te beroven, met dat opzet die [verbalisant] met kracht en met geschoeide voet meerdere malen heeft geschopt tegen hoofd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf.
De eis van de officier van justitie.
  • Een gevangenisstraf voor de duur van 270 dagen, waarvan 172 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest;
  • Een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis

Het standpunt van de verdediging.

- De raadsman bepleit een gevangenisstraf die de duur van het voorarrest niet te boven gaat.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende ten nadele van verdachte in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot doodslag van een verbalisant van de politie. Om zijn vriend te kunnen ontzetten aan de aanhouding, heeft de verdachte niet geschroomd om met zijn medeverdachte op laffe en uiterst gevaarzettende wijze tegen het hoofd van de verbalisant te schoppen, terwijl de verbalisant op dat moment op de grond lag en geen kant op kon. Het staat vast dat hij angstige momenten heeft moeten doorstaan. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij geweld heeft gebruikt tegen een verbalisant tijdens het uitoefenen van zijn werkzaamheden. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan. Uit de toelichting op de vordering benadeelde partij blijkt dat dit ook in deze zaak het geval is. De verbalisant in kwestie kampt nog steeds met onder meer oorsuizingen, terwijl het incident ruim 28 maanden geleden heeft plaatsgevonden. Naast het feit dat door verdachte en zijn medeverdachte toegepaste geweld inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van die verbalisant, getuigt dergelijk gedrag van een ernstig gebrek aan respect voor de politie en de door deze voor de beveiliging van de maatschappij en de handhaving van de openbare orde te verrichten werkzaamheden. Deze respectloze houding baart de rechtbank zorgen. Tot slot is het zo dat ook toevallige passanten door deze op de openbare weg gepleegde geweldshandelingen ongewild met gewelddadig gedrag zijn geconfronteerd, waardoor algemene gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving worden versterkt.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank in matigende zin rekening met de omstandigheid dat verdachte niet eerder ter zake van een soortgelijk strafbaar feit is veroordeeld.
Voor een feit als het onderhavige is in beginsel het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur op zijn plaats. Als uitgangspunt neemt de rechtbank, gelet op de strafoplegging in soortgelijke zaken, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden. Hoewel gelet op de ernst van het feit in beginsel een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf in de rede had gelegen, is dat thans door het trage procesverloop niet langer passend en geboden. Zo is de zaak na de verhoren bij de rechter-commissaris in september 2013 ruim anderhalf jaar lang op de plank blijven liggen tot de inhoudelijke behandeling. Deze lange periode van inactiviteit is onverklaarbaar. De algeheel weinig voortvarende procesgang trekt dan ook een zware wissel op de punitieve relevantie van deze in de kern ernstige zaak. De rechtbank zal derhalve de duur van de gevangenisstraf beperken en daarnaast een taakstraf opleggen. In de taakstraf wordt het vergeldingsaspect thans mede tot uitdrukking gebracht.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf.
Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor over het tijdsverloop sinds de pleegdatum van het feit heeft overwogen, ziet de rechtbank aanleiding om het onvoorwaardelijk strafdeel te beperken tot het reeds ondergane voorarrest (98 dagen). Daarnaast zal de rechtbank een deel van gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal, met inachtneming van de ouderdom van het feit, de proeftijd vaststellen op één jaar. Tot slot zal de rechtbank een taakstraf opleggen voor de duur als hierna te melden. De rechtbank zal de duur van deze taakstraf aanzienlijk beperken, nu de verdachte als enige van zijn medeverdachten sinds de schorsing van zijn voorlopige hechtenis op 4 maart 2013 onder toezicht heeft gestaan van de reclassering. Blijkens het voortgangsverslag van Novadic Kentron van 18 februari 2015 heeft verdachte zich daarbij steeds gehouden aan zijn verplichtingen jegens de reclassering. De rechtbank zal hiermee in het voordeel van de verdachte rekening houden.
Ondanks dat de rechtbank, anders dan de officier van justitie, tot een bewezenverklaring komt van het primair ten laste gelegde, zal zij een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen onder de gegeven omstandigheden, zoals hierboven genoemd, de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De vordering van de benadeelde partij [verbalisant].
Het standpunt van de officier van justitie.
- Integrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partij met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en hoofdelijke aansprakelijkheid voor de voldoening van de geleden schade.
Het standpunt van de verdediging.
- De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering alleszins redelijk en in haar geheel toewijsbaar is, mede gelet op de gevolgen die het strafbare feit met zich heeft meegebracht voor de benadeelde en de hinder die de benadeelde tot op de dag van heden nog steeds ondervind.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Beslag.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen goederen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 27, 36f, 45, 47 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:

t.a.v. primair:medeplegen van poging tot doodslag Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Legt op de volgende straf.
t.a.v. primair:
- Een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 267 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar. Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.

t.a.v. primair:

- Een taakstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis.
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is op 4 maart 2013 reeds geschorst.
t.a.v. primair:
- Maatregel van schadevergoeding van EUR 3.000,70 subsidiair 40 dagen hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [verbalisant], van een bedrag van EUR 3.000,70 (zegge: drieduizend euro en zeventig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 40 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 2.500,- ter zake van immateriële schadevergoeding en EUR 500,70 ter zake van materiële schadevergoeding.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn civielrechtelijke mededader(s) is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [verbalisant] van een bedrag van EUR 3.000,70 (zegge: drieduizend euro en zeventig eurocent), bestaande uit een bedrag van EUR 2.500,- ter zake van immateriële schadevergoeding en EUR 500,70 ter zake van materiële schadevergoeding.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn civielrechtelijke mededader(s) is betaald.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Teruggave inbeslaggenomen goederen aan verdachte, te weten één paar grijze Le Coq Sportif schoenen en één blauwe spijkerbroek.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.P.J. Scheele, voorzitter,
mr. M.A. Waals en mr. T. van de Woestijne leden,
in tegenwoordigheid van Ş. Altun, griffier,
en is uitgesproken op 10 april 2015.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Oost-Brabant, genummerd 2012123705.
2.Verklaring aangever [verbalisant], p. 192-195
3.Verklaring aangever [verbalisant], p. 193
4.Verklaring [getuige 1], p. 204, 205, 210
5.Verklaring [getuige 1] bij de rechter-commissaris d.d. 11 september 2013
6.Verklaring [getuige 2] bij de rechter-commissaris d.d. 11 september 2013
7.Verklaring [getuige 2], p. 217 en 218
8.Verklaring [getuige 3], p. 222
9.Verklaring [medeverdachte 2], p. 149
10.Medische verklaring drs. Klein Twennaar
11.Verklaring [medeverdachte 2], p. 149 en 150
12.Verklaring [getuige 4], p. 336
13.Verklaring verdachte, p. 69 en 70
14.Verklaring verdachte, p. 72
15.Verklaring [getuige 1], p. 204, 205, 210
16.Verklaring [getuige 1] bij de rechter-commissaris d.d. 11 september 2013