ECLI:NL:RBOBR:2015:2036

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
10 april 2015
Publicatiedatum
9 april 2015
Zaaknummer
01/845375-12
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot doodslag op een politieagent tijdens een aanhouding

Op 10 april 2015 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met anderen geweld heeft gepleegd tegen een politieagent tijdens een aanhouding. De feiten vonden plaats op 25 november 2012 in 's-Hertogenbosch, waar de verbalisant, die een aanhouding verrichtte, werd belaagd door de verdachte en medeverdachten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met kracht tegen het hoofd van de verbalisant heeft geschopt, wat heeft geleid tot ernstige verwondingen. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag en zware mishandeling, maar de rechtbank heeft uiteindelijk alleen de openlijke geweldpleging bewezen verklaard. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 365 dagen, waarvan 354 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar, en een onvoorwaardelijke taakstraf van 240 uren. Daarnaast moet de verdachte de schade van de verbalisant vergoeden, die is vastgesteld op €3.000,70. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van het feit, de gevolgen voor het slachtoffer en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor geweldsdelicten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Strafrecht
Parketnummer: 01/845375-12
Datum uitspraak: 10 april 2015
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1991],
wonende te [adres 1].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 mei 2013 en 27 maart 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 12 april 2013.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 27 maart 2015 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat
(bijlage 1):
1. hij op of omstreeks 25 november 2012 te 's-Hertogenbosch ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [verbalisant] (politieagent) van het leven te beroven, met dat opzet die [verbalisant] (met kracht en/of met geschoeide voet en/of gebalde vuist) (meerdere malen) te schoppen en/of te slaan (o.a. meermalen tegen hoofd) en/of daarbij die [verbalisant] - al dan niet tijdens dit schoppen en/of slaan - vast te houden en/of bij de keel te grijpen en/of een worsteling (met die [verbalisant]) aan te gaan en/of die [verbalisant] over het wegdek te trekken of over de grond te slepen, althans (anderszins) die [verbalisant] in zijn bewegingsvrijheid en/of verdedigingsmogelijkheden te belemmeren of te hinderen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid [artikel 287, 45 en 47 Wetboek van Strafrecht]
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 november 2012 te 's-Hertogenbosch tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [verbalisant], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [verbalisant] (met kracht en/of met geschoeide voet en/of gebalde vuist) (meerdere malen) te schoppen en/of te slaan (o.a. meermalen tegen hoofd) en/of daarbij die [verbalisant] - al dan niet tijdens dit schoppen en/of slaan - vast te houden en/of bij de keel te grijpen en/of een worsteling (met die [verbalisant]) aan te gaan en/of die [verbalisant] over het wegdek te trekken of over de grond te slepen, althans anderszins die [verbalisant] in zijn bewegingsvrijheid en/of verdedigingsmogelijkheden te belemmeren of te hinderen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid en/of terwijl dit misdrijf werd gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening ( namelijk als politieagent);
[artikel 302, 45 en 47 Wetboek van Strafrecht]
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 november 2012 te 's-Hertogenbosch met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, [adres 2], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [verbalisant], welk geweld bestond uit:
- het slaan en/of schoppen van die [verbalisant] en/of - het duwen tegen het lichaam van die [verbalisant] en/of - het trekken aan de kleding van die [verbalisant];

[artikel 141 Wetboek van Strafrecht]

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs
Het standpunt van de officier van justitie.
Vrijspraak van het primair en subsidiair ten laste gelegde poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling.
Bewezenverklaring van de meer subsidiair ten laste gelegde openlijke geweldpleging.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe heeft een integrale vrijspraak bepleit.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
In de nacht van 25 november 2012 heeft de in dienst zijnde [verbalisant] op [adres 3] te 's-Hertogenbosch getracht om [medeverdachte 1] aan te houden ter zake belediging van een ambtenaar in functie. De vrienden van [medeverdachte 1] hebben zich met deze aanhouding bemoeid, waarbij er geweld is gepleegd tegen verbalisant [verbalisant]. [2] Voor hun betrokkenheid bij de geweldshandelingen heeft de officier van justitie verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] gedagvaard.
De rechtbank acht voor de beoordeling van verdachtes betrokkenheid de navolgende bewijsmiddelen van belang.
Op 25 november 2012 heeft [verbalisant] aangifte gedaan van het feit dat verdachte en medeverdachten in 's-Hertogenbosch op de openbare weg geweld op hem hebben uitgeoefend. Toen verbalisant met [medeverdachte 1] ten val kwam, voelde hij onder meer dat hij meerdere malen met kracht gestompt en geschopt werd tegen zijn hoofd. [3]
Diverse getuigen verklaren over het incident en verdachtes aandeel daarin. Zo verklaart [getuige 1] gezien te hebben dat medeverdachte [medeverdachte 1] helemaal door het lint was en dat hij de verbalisant meerdere malen in het gezicht en met de vuist op het hoofd heeft geslagen en dat een andere jongen met geschoeide voet zeker vier keer tegen het hoofd van de verbalisant schopte toen de verbalisant op de grond lag en medeverdachte [medeverdachte 1] vast had. De persoon die geschopt zou hebben, droeg een grijs shirt met zilveren opdruk en had schoenen aan met iets wits er in. Over de intensiteit van het schoppen verklaart de getuige “alsof hij tegen een bal aan schopte”. [4] Bij de rechter-commissaris verklaart de getuige dat er zeker twee keer tegen de linker zijkant van het gelaat van de verbalisant geschopt werd. Ter aanvulling op het signalement van de persoon die geschopt zou hebben, verklaart de getuige dat het een shirt betrof met zilveren opdruk. Er stonden letters bij, maar het was ook meer een afbeelding van een vogel. [5] [getuige 2] verklaart dat de verbalisant voorover gebogen en gekromd lag en dat de verbalisant de benen van verdachte klemde. [6] Voorts zag de getuige dat verdachte met beide handen op het hoofd van de verbalisant stompte en dat verbalisant door een ander tegen het hoofd geschopt werd. [7] Ook [getuige 3] zag dat medeverdachte [medeverdachte 1] met volle vuisten op de agent sloeg. [getuige 3] zag schrammen op het hoofd van de agent. Voorts zag deze getuige dat er door een ander geschopt werd tegen het hoofd van de verbalisant. [8] Tot slot heeft [medeverdachte 2] gezien dat medeverdachte [medeverdachte 1] verbalisant twee of drie keer met zijn vuist heeft geslagen. [9] Blijkens de medische verklaring heeft verbalisant door het geweld dat op hem werd uitgeoefend letsel bekomen aan zijn hoofd. [10]
Dat verdachte zich bemoeid heeft met de aanhouding van medeverdachte [medeverdachte 1] en zich in de directe nabijheid van de verbalisant en [medeverdachte 1] bevond, blijkt onder meer uit de verklaring van [getuige 4]. Verdachte zou getrokken hebben aan medeverdachte [medeverdachte 1] toen hij met de verbalisant op de grond lag. [11] Ook [getuige 5] verklaart dat verdachte dicht bij [medeverdachte 1] heeft gestaan. [12]
Blijkens zijn eigen verklaring had verdachte die nacht een grijs T-shirt aan met een opdruk van het logo YSL. Hij droeg schoenen die aan voorzijde zwart van kleur waren en achterzijde wit van kleur. Ook bekent verdachte aanwezig te zijn geweest bij het incident waarbij de verbalisant [medeverdachte 1] probeerde aan te houden. [13]
De rechtbank heeft kennisgenomen van de foto van verdachte die kort na zijn aanhouding is gemaakt op het politiebureau. [14] De rechtbank constateert dat verdachte een grijs T-shirt aan heeft met een zilveren opdruk bestaande uit de letters Y, S en L en voorts dat aan de linkerzijde van het shirt bezien op de foto een zwarte opdruk is aangebracht, lijkende op een vogel. In het procesdossier bevindt zich een rapport van het NFI van 28 februari 2013, waarin als bijlage enkele foto’s van schoenen van verdachte en zijn medeverdachten zijn opgenomen. Desverzocht heeft de verdachte ter terechtzitting van 27 maart 2015 zijn schoenen aangewezen op die bijlage. De rechtbank constateert dat verdachte de schoenen met SI-nummer AAFK9359NL heeft aangewezen, zijnde een schoen die aan de voorzijde zwart van kleur is en aan de achterzijde wit van kleur. Hoewel het door [getuige 1] opgegeven signalement van de dader die geschopt zou hebben, niet geheel overeenkomt met de uiterlijke kenmerken van verdachte (zo verklaart hij dat de verdachte zwart haar had en tenger van postuur was en de rechtbank vaststelt dat dit niet in het signalement van verdachte past), is de rechtbank echter van oordeel dat verdachte degene is geweest die minstens twee keer tegen het hoofd van de verbalisant heeft geschopt. Het gegeven dat het incident in de nacht heeft plaatsgevonden, er sprake was van een hectische situatie waarbij veel omstanders aanwezig waren en het gegeven dat meerdere mensen zich bemoeiden met de aanhouding van [medeverdachte 1] – onder welke omstandigheden [getuige 1] getracht heeft om meerdere mensen op afstand te houden van verbalisant en [medeverdachte 1] – maken het waarnemingsvermogen van de getuigen minder betrouwbaar op algemene kenmerken. [getuige 1] heeft naar het oordeel van de rechtbank echter die specifiek opvallende kenmerken van de dader genoemd (shirt met zilveren opdruk met letters, afbeelding lijkende op een vogel, gedeeltelijk witte schoenen), waardoor de rechtbank de overtuiging heeft bekomen dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de dader is geweest.
Naast verdachte zou [medeverdachte 3] zich ook bemoeid hebben met de aanhouding van [medeverdachte 1]. Zo verklaart [medeverdachte 2] dat [medeverdachte 3] lang in de buurt stond van de verbalisant en [medeverdachte 1] en dat hij opeens weg was. [15] [medeverdachte 3] heeft bekend dat hij één keer tegen het hoofd van de verbalisant heeft geschopt toen hij op de grond lag met [medeverdachte 1]. [16]
De rechtbank staat vervolgens voor de vraag gesteld of er sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte 3]. Verdachte en [medeverdachte 3] hebben getracht om hun vriend [medeverdachte 1] uit handen te krijgen van de verbalisant, waarbij zowel verdachte als [medeverdachte 3] met kracht tegen het hoofd van de verbalisant hebben geschopt. Beiden hebben een groot aandeel gehad in het letsel dat de verbalisant daardoor heeft opgelopen. Door aldus te handelen is de rechtbank van oordeel dat voldaan is aan de voor het medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking.
Naar algemene ervaringsregels roept het meermalen met kracht met geschoeide voet schoppen tegen het hoofd, zijnde een uiterst kwetsbaar lichaamsdeel met de meest vitale lichaamsfuncties, van een op de grond liggend persoon de aanmerkelijke kans in het leven dat het slachtoffer daardoor komt te overlijden. In deze zaak klemt dat te meer, nu de verbalisant zich in een positie bevond waarin hij zich niet tot onvoldoende kon verdedigen en minstgenomen door de klappen tegen zijn hoofd van medeverdachte [medeverdachte 1] al in enige mate verzwakt moet zijn geweest. De verdachten moeten zich daarvan ook bewust zijn geweest. Door toch op zodanige wijze op het slachtoffer in te schoppen, kan niet anders worden geconcludeerd dan dat verdachte en [medeverdachte 3] gezamenlijk de aanmerkelijke kans op een fatale afloop bewust hebben aanvaard. Feiten of omstandigheden waaruit het tegendeel zou kunnen worden afgeleid zijn gesteld noch gebleken. De rechtbank acht de primair ten laste gelegde poging tot doodslag dan ook bewezen, zoals hierna vermeld.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 25 november 2012 te 's-Hertogenbosch ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [verbalisant] (politieagent) van het leven te beroven, met dat opzet die [verbalisant] met kracht en met geschoeide voet meerdere malen heeft geschopt tegen hoofd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf.
De eis van de officier van justitie.
  • een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen waarvan 169 dagen voorwaardelijk met aftrek van voorarrest;
  • een werkstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe heeft zich niet uitgelaten over de strafmaat.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende ten nadele van verdachte in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot doodslag van een verbalisant van de politie. Om zijn vriend te kunnen ontzetten aan de aanhouding, heeft de verdachte niet geschroomd om met zijn medeverdachte op laffe en uiterst gevaarzettende wijze tegen het hoofd van de verbalisant te schoppen, terwijl deze op dat moment op de grond lag en geen kant op kon. Het staat vast dat hij angstige momenten heeft moeten doorstaan. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij geweld heeft gebruikt tegen een verbalisant tijdens het uitoefenen van zijn werkzaamheden. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan. Uit de toelichting op de vordering benadeelde partij blijkt dat dit ook in deze zaak het geval is. De verbalisant in kwestie kampt nog steeds met onder meer oorsuizingen, terwijl het incident ruim 28 maanden geleden heeft plaatsgevonden. Naast het feit dat door verdachte en zijn medeverdachte toegepaste geweld inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van die verbalisant, getuigt dergelijk gedrag van een ernstig gebrek aan respect voor de politie en de door deze voor de beveiliging van de maatschappij en de handhaving van de openbare orde te verrichten werkzaamheden. Deze respectloze houding baart de rechtbank zorgen. Tot slot is het zo dat ook toevallige passanten door deze op de openbare weg gepleegde geweldshandelingen ongewild met gewelddadig gedrag zijn geconfronteerd, waardoor algemene gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving worden versterkt.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank daarnaast in strafverzwarende zin rekening met de omstandigheid dat verdachte reeds eerder is veroordeeld ter zake van een geweldsdelict tegen een ambtenaar in functie. Kennelijk heeft deze veroordeling verdachte er niet van kunnen weerhouden om wederom geweld te plegen tegen een ambtenaar in functie.
De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Voor een feit als het onderhavige is in beginsel het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur op zijn plaats. Als uitgangspunt neemt de rechtbank, gelet op de strafoplegging in soortgelijke zaken, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden. Hoewel gelet op de ernst van het feit in beginsel een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf in de rede had gelegen, is dat thans door het trage procesverloop niet langer passend en geboden. Zo is de zaak na de verhoren bij de rechter-commissaris in september 2013 ruim anderhalf jaar lang op de plank blijven liggen tot de inhoudelijke behandeling. Deze lange periode van inactiviteit is onverklaarbaar. De algeheel weinig voortvarende procesgang trekt dan ook een zware wissel op de punitieve relevantie van deze in de kern ernstige zaak.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf.
Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor over het tijdsverloop sinds de pleegdatum van het feit heeft overwogen, ziet de rechtbank aanleiding om het onvoorwaardelijk strafdeel te beperken tot het reeds ondergane voorarrest (11 dagen). Daarnaast zal de rechtbank een deel van gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal, met inachtneming van de ouderdom van het feit, de proeftijd vaststellen op één jaar. Tot slot zal de rechtbank een taakstraf opleggen voor de duur als hierna te melden. De oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met de taakstraf strekt er bovenal toe om tot op zekere hoogte de ernst van het bewezenverklaarde voldoende tot uitdrukking te kunnen brengen.
De rechtbank zal een zwaardere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, omdat de rechtbank in tegenstelling tot de officier van justitie het primair ten laste gelegde bewezen acht en de rechtbank voorts van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde onder de gegeven omstandigheden meer tot uitdrukking brengt.
De vordering van de benadeelde partij [verbalisant].
Het standpunt van de officier van justitie.
- Integrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partij met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en hoofdelijk aansprakelijkheid voor de voldoening van de geleden schade.
Het standpunt van de verdediging.
- De raadsvrouwe heeft afwijzing, dan wel niet-ontvankelijkverklaring van de vordering bepleit.
Beoordeling.De rechtbank is van oordeel dat de vordering alleszins redelijk en in haar geheel toewijsbaar is, mede gelet op de gevolgen die het strafbare feit met zich heeft meegebracht voor de benadeelde en de hinder die de benadeelde tot op de dag van heden nog steeds ondervind.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Beslag.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerp aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van het inbeslaggenomen goed.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 27, 36f, 45, 47, 63 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:

t.a.v. primair:medeplegen van poging tot doodslag Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Legt op de volgende straf.
t.a.v. primair:
- Een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 354 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar. Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.

t.a.v. primair:

- Een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis.
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is op 6 december 2012 reeds geschorst.
t
.a.v. primair:
- Maatregel van schadevergoeding van EUR 3.000,70 subsidiair 40 dagen hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [verbalisant], van een bedrag van EUR 3.000,70 (zegge: drieduizend euro en zeventig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 40 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 2.500,- ter zake van immateriële schadevergoeding en EUR 500,70 ter zake van materiële schadevergoeding.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn civielrechtelijke mededader(s) is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [verbalisant] van een bedrag van EUR 3.000,70 (zegge: drieduizend euro en zeventig eurocent), bestaande uit een bedrag van EUR 2.500,- ter zake van immateriële schadevergoeding en EUR 500,70 ter zake van materiële schadevergoeding.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van)
zijn civielrechtelijke mededader(s) is betaald.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Teruggave inbeslaggenomen goed aan verdachte, te weten één blauwe spijkerbroek.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.P.J. Scheele, voorzitter,
mr. M.A. Waals en mr. T. van de Woestijne leden,
in tegenwoordigheid van Ş. Altun, griffier,
en is uitgesproken op 10 april 2015.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Oost-Brabant, genummerd 2012123705.
2.Verklaring aangever [verbalisant], p. 192-195
3.Verklaring aangever [verbalisant], p. 193
4.Verklaring [getuige 1], p. 204, 205, 210
5.Verklaring [getuige 1] bij de rechter-commissaris d.d. 11 september 2013
6.Verklaring [getuige 2] bij de rechter-commissaris d.d. 11 september 2013
7.Verklaring [getuige 2], p. 217 en 218
8.Verklaring [getuige 3], p. 222
9.Verklaring [medeverdachte 2], p. 149
10.Medische verklaring drs. [arts]
11.Verklaring [getuige 4], p. 337
12.Verklaring [getuige 5], p. 352
13.Verklaring verdachte, p. 124 en 125
14.Foto verdachte, p. 249 en 250
15.Verklaring [medeverdachte 2], p. 149 en 150
16.Verklaring [medeverdachte 3], p. 69 en 70