ECLI:NL:RBOBR:2015:2035

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
10 april 2015
Publicatiedatum
9 april 2015
Zaaknummer
01/845373-12
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling van een politieagent tijdens de rechtmatige uitoefening van zijn functie

Op 10 april 2015 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 25 november 2012 in 's-Hertogenbosch een politieagent, [verbalisant], heeft aangevallen. De verdachte heeft meerdere keren met kracht tegen het hoofd van de verbalisant geslagen, wat leidde tot een bewezenverklaring van poging tot zware mishandeling. De rechtbank sprak de verdachte vrij van poging tot doodslag, omdat hij niet verantwoordelijk werd geacht voor het geweld dat door anderen tegen de verbalisant werd gepleegd. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 180 dagen, waarvan 114 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar. Daarnaast moet de verdachte de schade van de verbalisant vergoeden, die is vastgesteld op €3.000,70, bestaande uit immateriële en materiële schade. De rechtbank overwoog dat het geweld tegen de verbalisant een ernstige aantasting van zijn lichamelijke integriteit betekende en dat de verdachte zich respectloos had gedragen tegenover het openbaar gezag. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij niet eerder was veroordeeld voor een soortgelijk feit. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden van de zaak, waarbij de rechtbank ook de lange duur van de procedure in overweging nam.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Strafrecht
Parketnummer: 01/845373-12
Datum uitspraak: 10 april 2015
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1990],
wonende te [adres 1].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 mei 2013 en 27 maart 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 12 april 2013.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 27 maart 2015 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat
(bijlage 1):
1. hij op of omstreeks 25 november 2012 te 's-Hertogenbosch ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [verbalisant] (politieagent) van het leven te beroven, met dat opzet die [verbalisant] (met kracht en/of met geschoeide voet en/of gebalde vuist) (meerdere malen) te schoppen en/of te slaan (o.a. meermalen tegen hoofd) en/of daarbij die [verbalisant] - al dan niet tijdens dit schoppen en/of slaan - vast te houden en/of bij de keel te grijpen en/of een worsteling (met die [verbalisant]) aan te gaan en/of die [verbalisant] over het wegdek te trekken of over de grond te slepen, althans (anderszins) die [verbalisant] in zijn bewegingsvrijheid en/of verdedigingsmogelijkheden te belemmeren of te hinderen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid [artikel 287, 45 en 47 Wetboek van Strafrecht]
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 november 2012 te 's-Hertogenbosch tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [verbalisant], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [verbalisant] (met kracht en/of met geschoeide voet en/of gebalde vuist) (meerdere malen) te schoppen en/of te slaan (o.a. meermalen tegen hoofd) en/of daarbij die [verbalisant] - al dan niet tijdens dit schoppen en/of slaan - vast te houden en/of bij de keel te grijpen en/of een worsteling (met die [verbalisant]) aan te gaan en/of die [verbalisant] over het wegdek te trekken of over de grond te slepen, althans anderszins die [verbalisant] in zijn bewegingsvrijheid en/of verdedigingsmogelijkheden te belemmeren of te hinderen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid en/of terwijl dit misdrijf werd gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening ( namelijk als politieagent);
[artikel 302, 45 en 47 Wetboek van Strafrecht]
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 november 2012 te 's-Hertogenbosch met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, [adres 2], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [verbalisant], welk geweld bestond uit:
- het slaan en/of schoppen van die [verbalisant] en/of
- het duwen tegen het lichaam van die [verbalisant] en/of
- het trekken aan de kleding van die [verbalisant];

[artikel 141 Wetboek van Strafrecht]

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs.
Het standpunt van de officier van justitie.
Vrijspraak van het primair ten laste gelegde medeplegen van een poging tot doodslag.
Bewezenverklaring van de subsidiair ten laste gelegde poging zware mishandeling.
Het standpunt van de verdediging.
Vrijspraak ten aanzien van de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten. Referte ten aanzien van het meer subsidiaire feit.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
In de nacht van 25 november 2012 heeft de in dienst zijnde [verbalisant] op [adres 3] te ‘s-Hertogenbosch getracht om verdachte aan te houden ter zake van belediging van een ambtenaar in functie. De vrienden van verdachte hebben zich met deze aanhouding bemoeid, waarbij er geweld is gepleegd tegen [verbalisant]. [2] Voor hun betrokkenheid bij de geweldshandelingen heeft de officier van justitie verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] gedagvaard.
De rechtbank acht voor de beoordeling van verdachtes betrokkenheid bij het geweldsincident de navolgende bewijsmiddelen van belang.
Op 25 november 2012 heeft [verbalisant] aangifte gedaan van het feit dat verdachte en medeverdachten in 's-Hertogenbosch op de openbare weg geweld op hem hebben uitgeoefend. Toen verbalisant met verdachte ten val kwam, voelde hij onder meer dat hij meerdere malen met kracht gestompt en geschopt werd tegen zijn hoofd. [3] Diverse getuigen verklaren over het incident en verdachtes aandeel daarin. Zo verklaart [getuige 1] dat verdachte helemaal door het lint was en dat hij de verbalisant meerdere malen met de vuist in het gezicht en op het hoofd heeft geslagen en dat een andere jongen met geschoeide voet zeker vier keer tegen het hoofd van de verbalisant schopte toen de verbalisant op de grond lag en verdachte vast had. [4] Bij de rechter-commissaris verklaart de getuige dat er zeker twee keer tegen de linker zijkant van het gelaat van de verbalisant geschopt werd. [5] [getuige 2] verklaart dat de verbalisant voorover gebogen en gekromd lag en dat de verbalisant de benen van verdachte klemde. [6] Voorts zag de getuige dat verdachte met beide handen op het hoofd van de verbalisant stompte en dat verbalisant door een ander tegen het hoofd geschopt werd. [7] Ook [getuige 3] zag dat verdachte met volle vuisten op de agent sloeg. [getuige 3] zag schrammen op het hoofd van de agent. Voorts zag deze getuige dat er door een ander geschopt werd tegen het hoofd van de verbalisant. [8] Tot slot heeft [medeverdachte 1] gezien dat verdachte verbalisant twee of drie keer met zijn vuist heeft geslagen. [9] Blijkens de medische verklaring heeft verbalisant door het geweld dat op hem werd uitgeoefend letsel bekomen aan zijn hoofd. [10]
Uit de hiervoor opgesomde bewijsmiddelen volgt dat er tegen/op het hoofd van [verbalisant] is geschopt en geslagen toen hij op de grond lag. De rechtbank acht verdachte in strafrechtelijke zin niet verantwoordelijk voor de door (een) ander(en) uitgedeelde schoppen tegen het hoofd van verbalisant. Verdachte heeft niet zelf tegen het hoofd van de verbalisant geschopt en voor zover door een of meer van zijn medeverdachten wel tegen het hoofd van de verbalisant heeft/hebben geschopt, dan ontbreekt het bewijs ervoor dat verdachte daarbij zodanig nauw en bewust met een of meer van zijn medeverdachten heeft samengewerkt dat sprake van medeplegen zou kunnen zijn. Voor de rechtbank staat vast dat de verdachte zich in een worsteling met de verbalisant bevond, dat de verbalisant de verdachte bij de benen vast had en dat verdachte de verbalisant meermalen tegen het hoofd sloeg teneinde aan deze greep te ontkomen. Tegen de achtergrond van deze gang van zaken acht de rechtbank het niet onaannemelijk dat de verdachte voorafgaand aan of gedurende de confrontatie met de verbalisant er niet van op de hoogte is geweest dat een of meer van zijn vrienden van plan waren om tegen het hoofd van de verbalisant te schoppen dan wel dat zij dergelijke handelingen daadwerkelijk verrichtten. De rechtbank beschouwt verdachte dan ook niet als medepleger van het door anderen uitgeoefende geweld (schoppen). Dit brengt met zich mee dat de rechtbank, met de officier van justitie en de verdediging, niet wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot doodslag (primair), zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Wel acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling (subsidiair) van [verbalisant]. De rechtbank kwalificeert verdachtes handelen als zodanig, omdat verdachte meermalen met kracht met gebalde vuisten tegen het hoofd van de op dat moment op de grond liggende verbalisant heeft geslagen. De verbalisant bevond zich op dat moment in een kwetsbare positie, doordat hij op zijn buik op de benen van de verdachte lag terwijl hij de benen van de verdachte omklemd had en dus niet tot onvoldoende in staat was om zich tegen de klappen van de verdachte te verweren. Door onder deze omstandigheden aldus te handelen heeft verdachte zich blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat de verbalisant zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een zeer kwetsbaar deel is van het menselijk lichaam met vitale levensfuncties en dat het meerdere keren daartegen met kracht slaan zwaar lichamelijk letsel tot gevolg kan hebben.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
op 25 november 2012 te 's-Hertogenbosch ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [verbalisant], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [verbalisant] met kracht en/of met gebalde vuist meerdere malen heeft geslagen tegen hoofd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid en terwijl dit misdrijf werd gepleegd tegen een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening (namelijk als politieagent).
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf.
De eis van de officier van justitie.
  • een gevangenisstraf voor de duur van 270 dagen, waarvan 204 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest;
  • een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis

Het standpunt van de verdediging.

  • een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest;
  • eventueel/hooguit aan te vullen met een voorwaardelijke modaliteit en/of een taakstraf.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende ten nadele van verdachte in aanmerking genomen.
Verdachte heeft meerdere keren met kracht tegen het hoofd van een verbalisant geslagen. De betrokken verbalisant had hierdoor zwaar lichamelijk letsel op kunnen lopen. Dat dit niet is gebeurd, is niet aan verdachtes handelen te danken geweest. Het door verdachte gepleegde geweld betekent een ernstige aantasting van de lichamelijke integriteit van de verbalisant. Het staat vast dat hij angstige momenten heeft moeten doorstaan. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan. In dit verband verdient opmerking dat ter zitting is gebleken dat verbalisant, 28 maanden na het delict, nog steeds last heeft van onder meer oorsuizingen. De rechtbank rekent het verdachte voorts zwaar aan dat hij het geweld heeft gepleegd tegen een verbalisant tijdens de uitoefening van zijn dienst, terwijl het beroep van deze agent er juist op gericht is om de veiligheid in de maatschappij te waarborgen. Daar komt bij dat verdachte zelf de initiator van het incident is geweest door de betrokken verbalisant eerst uit te schelden, waarop de verbalisant hem trachtte aan te houden. Uit verdachtes handelen spreekt grote minachting voor het openbaar gezag. Deze respectloze houding baart de rechtbank zorgen. Tot slot is het zo dat ook toevallige passanten door deze op de openbare weg gepleegde mishandeling ongewild met gewelddadig gedrag zijn geconfronteerd, waardoor algemene gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving worden versterkt.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank in matigende zin rekening met de omstandigheid dat verdachte niet eerder is veroordeeld ter zake van een soortgelijk strafbaar feit en dat hij zich vanaf 30 januari 2013 aan de gestelde schorsingsvoorwaarden heeft gehouden, waaronder het niet plegen van nieuwe strafbare feiten.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank verder aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van tussen de drie en zes maanden zou gelet op de ernst van het feit in beginsel in de rede liggen. De rechtbank stelt echter vast dat de uiteindelijke berechting van verdachte onwenselijk en onnodig lang op zich heeft laten wachten. Zo is de zaak na de verhoren bij de rechter-commissaris in september 2013 ruim anderhalf jaar lang op de plank blijven liggen tot de inhoudelijke behandeling. Deze lange periode van inactiviteit is onverklaarbaar. De algeheel weinig voortvarende procesgang trekt dan ook een zware wissel op de punitieve relevantie van deze in de kern ernstige zaak.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf.
Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor over de persoon van verdachte en het tijdsverloop sinds de pleegdatum van het feit heeft overwogen, ziet de rechtbank echter aanleiding om het onvoorwaardelijk strafdeel te beperken tot het reeds ondergane voorarrest (66 dagen). Daarnaast zal de rechtbank een deel van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen, maar bovenal om toch tot op zekere hoogte de ernst van het bewezenverklaarde voldoende tot uitdrukking te kunnen brengen. De rechtbank zal daarbij, gelet op de ouderdom van het feit, de proeftijd vaststellen op één jaar.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De vordering van de benadeelde partij [verbalisant].
Het standpunt van de officier van justitie.
- Integrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partij met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en hoofdelijk aansprakelijkheid voor de voldoening van de geleden schade.
Het standpunt van de verdediging.
- De raadsman acht een matiging van de gevorderde immateriële schade op zijn plaats.
Beoordeling.De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij in haar geheel toewijsbaar is. Voor wat betreft de gestelde materiële schade is dit reeds het geval, nu deze schade niet is betwist en deze de rechtbank niet kennelijk ongegrond of onjuist voorkomt. Voor wat betreft de gestelde immateriële schade acht de rechtbank met name gelet op de gevolgen die het strafbare feit blijkens de op de vordering gegeven toelichting heeft meegebracht voor de benadeelde partij en de hinder die de benadeelde tot op de dag van heden nog steeds ondervindt, alsmede gelet op de bedragen die in soortgelijke zaken als immateriële schade worden toegekend, toewijzing van het gehele bedrag aan immateriële schade redelijk. Voor matiging zoals door de verdediging bepleit ziet de rechtbank geen grond.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De rechtbank is van oordeel dat het bepaalde in artikel 6:99 van het Burgerlijk Wetboek hier van toepassing is. Daarmee rust op verdachte evenals op de personen die de benadeelde partij hebben geschopt (verdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3]) de verplichting om de desbetreffende schade te vergoeden. Verdachte is gelet op het bepaalde in artikel 6:102, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek jegens de benadeelde partij hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Beslag.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerp aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van het inbeslaggenomen goed.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 24c, 27, 36f, 45, 63, 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
t.a.v. primair:
Vrijspraak.
Verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:

t.a.v. subsidiair: poging tot zware mishandeling, terwijl het feit wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Legt op de volgende straf.

t.a.v. subsidiair:

- Een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht, waarvan 114 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar. Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is op 30 januari 2013 reeds geschorst.
t.a.v. subsidiair:
- Maatregel van schadevergoeding van EUR 3.000,70 subsidiair 40 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [verbalisant] van een bedrag van EUR 3.000,70 (zegge: drieduizend euro en zeventig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 40 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 2.500,- ter zake van immateriële schadevergoeding en EUR 500,70 ter zake van materiële schadevergoeding.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn civielrechtelijke mededader(s) is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij :
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [verbalisant] van een bedrag van EUR 3.000,70 (zegge: drieduizend euro en zeventig eurocent), bestaande uit een bedrag van EUR 2.500,- ter zake van immateriële schadevergoeding en EUR 500,70 ter zake van materiële schadevergoeding.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn civielrechtelijke mededader(s) is betaald.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
t.a.v. subsidiair:Teruggave inbeslaggenomen goed aan verdachte, te weten één blauwe spijkerbroek, merk Replay.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.P.J. Scheele, voorzitter,
mr. M.A. Waals en mr. T. van de Woestijne leden,
in tegenwoordigheid van Ş. Altun, griffier,
en is uitgesproken op 10 april 2015.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Oost-Brabant, genummerd 2012123705.
2.Verklaring aangever [verbalisant], p. 192-195
3.Verklaring aangever [verbalisant], p. 193
4.Verklaring [getuige 1], p. 204 en 205
5.Verklaring [getuige 1] bij de rechter-commissaris d.d. 11 september 2013
6.Verklaring [getuige 2] bij de rechter-commissaris d.d. 11 september 2013
7.Verklaring [getuige 2], p. 217 en 218
8.Verklaring [getuige 3], p. 222
9.Verklaring [medeverdachte 1], p. 149
10.Medische verklaring drs. [arts]