ECLI:NL:RBOBR:2015:2034

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
10 april 2015
Publicatiedatum
9 april 2015
Zaaknummer
01/845372-12
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen van poging tot doodslag en openlijke geweldpleging

Op 10 april 2015 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte, die werd beschuldigd van medeplegen van poging tot doodslag, zware mishandeling en openlijke geweldpleging. De zaak was aanhangig gemaakt na een incident op 25 november 2012 in 's-Hertogenbosch, waarbij de verdachte en anderen betrokken waren bij een gewelddadige confrontatie met een politieagent, [verbalisant]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in zijn vervolging. Tijdens de zittingen op 13 mei 2013 en 27 maart 2015 zijn de feiten en omstandigheden rondom het incident besproken.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was voor de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten. De officier van justitie had vrijspraak bepleit voor de zwaardere aanklachten, maar vond het meer subsidiair ten laste gelegde feit van openlijke geweldpleging wel bewezen. De verdediging pleitte voor een integrale vrijspraak. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij zich schuldig had gemaakt aan de poging tot doodslag of zware mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet had bijgedragen aan de gewelddadige handelingen die door anderen waren gepleegd.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten en gelast de teruggave van inbeslaggenomen goederen. De benadeelde partij, [verbalisant], werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, en de kosten werden aan de verdachte toegewezen. Dit vonnis is uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. C.P.J. Scheele als voorzitter, en is op 10 april 2015 openbaar gemaakt.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Strafrecht
Parketnummer: 01/845372-12
Datum uitspraak: 10 april 2015
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1988],
wonende te [adres 1].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 mei 2013 en 27 maart 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 12 april 2013. Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 27 maart 2015 is gewijzigd
(bijlage 1)is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 25 november 2012 te 's-Hertogenbosch ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [verbalisant] (politieagent) van het leven te beroven, met dat opzet die [verbalisant] (met kracht en/of met geschoeide voet en/of gebalde vuist) (meerdere malen) te schoppen en/of te slaan (o.a. meermalen tegen hoofd) en/of daarbij die [verbalisant] - al dan niet tijdens dit schoppen en/of slaan - vast te houden en/of bij de keel te grijpen en/of een worsteling (met die [verbalisant]) aan te gaan en/of die [verbalisant] over het wegdek te trekken of over de grond te slepen, althans (anderszins) die [verbalisant] in zijn bewegingsvrijheid en/of verdedigingsmogelijkheden te belemmeren of te hinderen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid [artikel 287, 45 en 47 Wetboek van Strafrecht]
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 november 2012 te 's-Hertogenbosch tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [verbalisant], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [verbalisant] (met kracht en/of met geschoeide voet en/of gebalde vuist) (meerdere malen) te schoppen en/of te slaan (o.a. meermalen tegen hoofd) en/of daarbij die [verbalisant] - al dan niet tijdens dit schoppen en/of slaan - vast te houden en/of bij de keel te grijpen en/of een worsteling (met die [verbalisant]) aan te gaan en/of die [verbalisant] over het wegdek te trekken of over de grond te slepen, althans anderszins die [verbalisant] in zijn bewegingsvrijheid en/of verdedigingsmogelijkheden te belemmeren of te hinderen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid en/of terwijl dit misdrijf werd gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening ( namelijk als politieagent);
[artikel 302, 45 en 47 Wetboek van Strafrecht]
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 november 2012 te 's-Hertogenbosch met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, [adres 2], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [verbalisant], welk geweld bestond uit:
- het slaan en/of schoppen van die [verbalisant] en/of - het duwen tegen het lichaam van die [verbalisant] en/of - het trekken aan de kleding van die [verbalisant];
[artikel 141 Wetboek van Strafrecht]
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie is van oordeel dat verdachte vrijgesproken dient te worden van de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten en acht het meer subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie is van oordeel dat de verdachte, door te duwen en te trekken aan de verbalisant en [medeverdachte 1], een wezenlijke en significante bijdrage heeft geleverd aan het jegens de verbalisant gepleegde geweld, zodat hij zich aan het openlijk en in vereniging plegen van geweld heeft schuldig gemaakt.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe heeft een integrale vrijspraak bepleit.
Het oordeel van de rechtbank.
In de nacht van 25 november 2012 heeft [verbalisant] op [adres 3] te
's-Hertogenbosch getracht om [medeverdachte 1] aan te houden ter zake van belediging van een ambtenaar in functie. De vrienden van [medeverdachte 1] hebben zich met deze aanhouding bemoeid, waarbij er geweld is gepleegd tegen [verbalisant]. Voor hun betrokkenheid bij de geweldshandelingen heeft de officier van justitie verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] gedagvaard.
De rechtbank acht, met de officier van justitie en de verdediging, niet wettig en overtuigend
bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot doodslag/zware mishandeling (primair/subsidiair), zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Meer in het bijzonder overweegt de rechtbank daartoe dat uit de bewijsmiddelen niet is gebleken dat verdachte een of meerdere van de onder primair en subsidiair tenlastegelegde uitvoeringshandelingen heeft verricht en evenmin dat hij – voor zover deze handelingen wel door een of meer van zijn medeverdachten zijn verricht – daaraan een bijdrage van een zodanig gewicht heeft geleverd dat gesproken kan worden van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en een of meer van zijn medeverdachten. Voor het door een of meer van zijn medeverdachten gepleegde geweld gericht op de dood c.q. zwaar lichamelijk letsel kan de verdachte dan ook niet medeverantwoordelijk worden gehouden.
Voor wat betreft de meer subsidiair ten laste gelegde openlijke geweldpleging overweegt de rechtbank het navolgende.
Op 25 november 2012 heeft [verbalisant] aangifte gedaan van het feit dat verdachte en medeverdachten geweld op hem hebben uitgeoefend. Op basis van de verklaring van de verbalisant, de verklaring van [getuige 1] en de verklaring van verdachte, acht de rechtbank vast komen te staan dat verdachte zich in de onmiddellijke nabijheid van verbalisant en [medeverdachte 1] bevond, toen zij al liggend op de grond met elkaar worstelden. Ter terechtzitting van 27 maart 2015 heeft verdachte ontkend enige handeling jegens de verbalisant te hebben verricht. Dit wordt echter weerlegd door de verklaringen van [getuige 1] en [medeverdachte 3] inhoudende dat ook verdachte geduwd en getrokken heeft aan verbalisant en [medeverdachte 1]. Het staat dan ook voor de rechtbank vast dat verdachte aan [verbalisant] en [medeverdachte 1] heeft geduwd en getrokken op het moment dat er door anderen geweldshandelingen tegen verbalisant werden gepleegd.
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is of verdachte door het duwen en trekken een significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het jegens de verbalisant gepleegde geweld en bovendien dat het opzet van de verdachte ook daarop was gericht. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend. De rechtbank heeft uit de wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat verdachtes handelingen er op waren gericht om mede geweld tegen [verbalisant] te plegen dan wel dat geweld te bevorderen. De rechtbank acht het niet onaannemelijk dat de door verdachte verrichte handelingen waren gericht op het kalmeren van [medeverdachte 1] c.q. op het voorkomen van (verdere) escalatie door de vechtende partijen van elkaar te scheiden.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank – anders dan de officier van justitie – van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het openlijk in vereniging plegen van geweld. Verdachte dient dan ook hiervan te worden vrijgesproken.
Beslag.De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen goederen.
De vordering van de benadeelde partij.
Nu verdachte van het hem ten laste gelegde feiten zal worden vrijgesproken, dient de benadeelde partij in de vordering niet ontvankelijk te worden verklaard.
De benadeelde partij zal worden verwezen in de kosten door de verdachte in deze strafzaak gemaakt als na te melden.
DE UITSPRAAK

t.a.v. primair, subsidiair, meer subsidiair:Vrijspraak.

Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is op 6 december 2012 reeds geschorst.

t.a.v. primair, subsidiair, meer subsidiair: Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [verbalisant] in de vordering.

Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.

t.a.v. primair, subsidiair, meer subsidiair:Teruggave inbeslaggenomen goederen aan verdachte, te weten een blauwe spijkerbroek.

Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.P.J. Scheele, voorzitter,
mr. M.A. Waals en mr. T. van de Woestijne, leden,
in tegenwoordigheid van Ş. Altun, griffier,
en is uitgesproken op 10 april 2015.