Uitspraak
[verdachte],
(bijlage 1)is aan verdachte ten laste gelegd dat:
Rechtbank Oost-Brabant
Op 10 april 2015 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte, die werd beschuldigd van medeplegen van poging tot doodslag, zware mishandeling en openlijke geweldpleging. De zaak was aanhangig gemaakt na een incident op 25 november 2012 in 's-Hertogenbosch, waarbij de verdachte en anderen betrokken waren bij een gewelddadige confrontatie met een politieagent, [verbalisant]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in zijn vervolging. Tijdens de zittingen op 13 mei 2013 en 27 maart 2015 zijn de feiten en omstandigheden rondom het incident besproken.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was voor de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten. De officier van justitie had vrijspraak bepleit voor de zwaardere aanklachten, maar vond het meer subsidiair ten laste gelegde feit van openlijke geweldpleging wel bewezen. De verdediging pleitte voor een integrale vrijspraak. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij zich schuldig had gemaakt aan de poging tot doodslag of zware mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet had bijgedragen aan de gewelddadige handelingen die door anderen waren gepleegd.
De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten en gelast de teruggave van inbeslaggenomen goederen. De benadeelde partij, [verbalisant], werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, en de kosten werden aan de verdachte toegewezen. Dit vonnis is uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. C.P.J. Scheele als voorzitter, en is op 10 april 2015 openbaar gemaakt.