ECLI:NL:RBOBR:2015:1901

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
2 april 2015
Publicatiedatum
1 april 2015
Zaaknummer
01/879080-13
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot diefstal in vereniging dmv braak en inklimming in een garage in Grave en tweemaal verboden wapenbezit

Op 2 april 2015 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot diefstal in vereniging en verboden wapenbezit. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 15 juni 2013 in Grave, waar de verdachte samen met een ander een garage heeft geprobeerd te beroven. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldiging van diefstal met geweld, waardoor de verdachte op dat punt werd vrijgesproken. Echter, de rechtbank oordeelde dat de verdachte wel schuldig was aan de poging tot diefstal en het voorhanden hebben van wapens. De rechtbank legde een gevangenisstraf van drie maanden op, met aftrek van voorarrest. De uitspraak volgde na een uitgebreid proces, waarin de rechtbank de bewijsvoering en de verklaringen van de betrokken partijen zorgvuldig heeft gewogen. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij behandeld, maar deze werd niet-ontvankelijk verklaard in verband met de vrijspraak van de verdachte voor het geweldsdelict. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot de verbeurdverklaring van een in beslag genomen geldbedrag van 800 euro.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummers: 01/879080-13 en 01/860116-15 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 02 april 2015
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1977],
wonende te [adres 1].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 31 januari 2014 en 19 maart 2015.
De zaak met parketnummer 01/860116-15 is, na het onderzoek ter terechtzitting in de Rechtbank Gelderland van 16 september 2014 en 7 oktober 2014, door de politierechter in die rechtbank verwezen naar de rechtbank Oost-Brabant, waar de zaak op 19 maart 2015 door de politierechter is verwezen naar de meervoudige kamer.
Op de zitting van 19 maart 2015 heeft de rechtbank de tegen verdachte, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak met parketnummer 01/879080-13 is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 16 januari 2014. Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 19 maart 2015 is gewijzigd, is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 15 juni 2013 te Grave tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit de garage bij de woning [adres 2] een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader die [slachtoffer] met kracht tegen de grond heeft/hebben gesmeten en/of geduwd en/of tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben geschopt en/of geslagen en/of (daarbij) dreigend tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd "zeg het nou, dan ben je van ons af. Anders moet ik je straks nog gaan pijnigen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of die [slachtoffer] met tape bij zijn benen en/of polsen heeft/hebben vastgebonden, terwijl het feit voor die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een heupfractuur en/of een elleboogfractuur, in elk geval zwaar lichamelijk letsel, ten gevolge heeft gehad;
2. hij op of omstreeks 04 juli 2013, in elk geval op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 juni 2013 tot en met 04 juli 2013, te Grave ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit (de garage bij) de woning [adres 2] weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning en/of de garage bij die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen een breekvoorwerp tegen de garagedeur heeft gezet en/of geduwd en/of (aldus) met dat breekvoorwerp de garagedeur heeft trachten open te breken en/of een raam van die garage heeft opengebroken en/of die garage is binnengeklommen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3. hij op omstreeks 21 oktober 2013 te Dieren, gemeente Rheden, althans in Nederland, een vuurwapen van categorie III onder 1, te weten een revolver (merk Röhm, RG75, kaliber 4mm randvuur), en/of munitie van categorie III, te weten 6, althans een of meer kogelpatronen (kaliber 4mm M20, systeem randvuur, merk RWS), voorhanden heeft gehad.
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
De zaak met parketnummer 01/860116-15 is onder parketnummer 05/157583-14 aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 2 september 2014 in de Rechtbank Gelderland. Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 19 maart 2015 is gewijzigd, is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op omstreeks 21 oktober 2013 te Rheden in strijd met artikel 26 lid 1 van de Wet Wapens en Munitie (WWM) een wapen van categorie III, als bedoeld in artikel 2 lid 1 van de WWM, te weten een kogelgeweer (merk Voere, kaliber, .22 LR, voorzien van het serienummer 63224) voorhanden heeft gehad.
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd..
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak ten aanzien van parketnummer 01/879080-13, feit 1.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte op 15 juni 2013 samen met een ander een geldbedrag heeft weggenomen uit een garage bij een woning in Grave, waarbij de bewoner van die woning zwaar lichamelijk letsel is toegebracht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft bepleit dat verdachte wegens gebrek aan bewijs van dit feit moet worden vrijgesproken.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat in het procesdossier onvoldoende wettig bewijs voorhanden is waaruit blijkt dat verdachte op 15 juni 2013 te Grave samen met een ander een diefstal met geweld heeft gepleegd. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat er in of nabij de woning van aangever geen sporen zijn aangetroffen die wijzen naar verdachte. Bovendien komen de door aangever en getuigen gegeven signalementen niet overeen met verdachte en diens medeverdachte. [getuige] die twee personen in een groene Volkswagen-stationcar heeft zien stappen van wie de bijrijder een kartonnen doosje vasthield, geeft een ander signalement van die personen dan aangever en herkent verdachte en diens medeverdachte niet bij een meervoudige fotoconfrontatie. Ook aangever herkent hen niet als de daders van de gewelddadige diefstal, op het moment dat hij met de foto's van verdachte en de medeverdachte wordt geconfronteerd. De enkele omstandigheid dat het kenteken van de auto van verdachte op 15 juni 2013 in het tijdvak waarin de diefstal heeft plaatsgevonden in (de omgeving van) Grave is geweest en dat de mobiele telefoon van verdachte in datzelfde tijdvak masten in Grave heeft aangestraald, acht de rechtbank ontoereikend voor de conclusie dat verdachte één van de daders van de gewelddadige woningoverval is geweest.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onder feit 1 van parketnummer 01/879080-13 ten laste gelegde.

De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.

Inleiding.
Verdachte wordt verweten dat hij op 4 juli 2013 samen met een ander geprobeerd heeft geld en/of goederen weg te nemen uit een garage in Grave (parketnummer 01/879080-13 feit 2). Tevens is aan verdachte ten laste gelegd dat hij op 21 oktober 2013 een tweetal wapens met munitie voorhanden heeft gehad (parketnummer 01/879080-13 feit 3 en parketnummer 01/860116-15).
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie is van oordeel dat alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde poging tot diefstal wegens gebrek aan bewijs. Wat betreft het voorhanden hebben van de gevonden wapens en munitie heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, nu verdachte deze feiten bekend heeft.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
Ten aanzien van 01/879080-13, feit 2:
Bij de beoordeling van de tenlastelegging acht de rechtbank de volgende bewijsmiddelen van belang.
Op 4 juli 2013 omstreeks 01.00 uur kwam bij de meldkamer de melding binnen dat er op [adres 3]/[adres 4] te Grave twee mannen in donkere kleding tussen de garageboxen liepen. De mannen waren uit een donkerkleurige stationwagen gestapt. Verbalisanten zijn ter plaatse gegaan en hebben een donkerkleurige personenauto staande gehouden. Achter de bijrijdersstoel lag een tas met verschillende soorten gereedschap. [2] In de auto zaten verdachte en [medeverdachte]. [3] Verdachte en zijn medeverdachte zijn op 4 juli 2013 om 01.29 uur aangehouden ter zake van het voorhanden hebben van inbrekerswerktuig. [4] De auto waarin zij reden, is voor onderzoek in beslag genomen. In de auto werd onder meer een breekijzer gevonden en in beslag genomen. [5]
Namens [slachtoffer] is aangifte gedaan van een poging tot diefstal uit een garage gelegen bij een woning aan de [adres 2] te Grave. Aangeefster constateerde op 4 juli 2013 rond 14.30 uur dat het raampje bovenin de muur van de garage was opengebroken en dat in de garage alles overhoop was gehaald. [6] Sporenonderzoek op 5 juli 2013 aan de woning heeft uitgewezen dat men toegang tot de garage had verkregen door met vermoedelijk de klauwzijde van een breekijzer in de sluitnaad van het uitzetraam van de garage te wrikken. Hierdoor werd het uitzetijzer ontzet en kon het uitzetraam in zijn geheel worden geopend. Op de onderzijde van het uitzetraam werd een werktuigspoor aangetroffen en veiliggesteld. Door middel van inklimmen werd de garage betreden. [7]
Vervolgens is een vergelijkend werktuigsporenonderzoek verricht naar overeenkomsten tussen het op het uitzetraam aangetroffen werktuigspoor en het in de auto bij verdachte aangetroffen breekijzer. De conclusie van dit onderzoek is dat de werktuigsporen zijn veroorzaakt met dit breekijzer. [8]
Op grond van voormeld werktuigsporenonderzoek gaat de rechtbank ervan uit dat het uitzetraam in de garage aan de [adres 2] te Grave is opengebroken met het breekijzer dat in de auto is aangetroffen waarin verdachte reed. De rechtbank acht dit onderzoek deugdelijk. De enkele opmerking van de raadsman van verdachte dat de conclusies van het werktuigsporenonderzoek minder bewijswaarde hebben dan DNA-onderzoek of onderzoek aan dactysporen, doen aan de naar het oordeel van de rechtbank heldere conclusie van het werktuigsporenonderzoek niet af.
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of verdachte en/of diens medeverdachte verantwoordelijk zijn voor de poging diefstal. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend en overweegt hiertoe als volgt.
De rechtbank overweegt dat verdachte en zijn medeverdachte vlak na de melding zijn aangetroffen in de omgeving van de garage waar gepoogd is in te breken. In de auto waarin zij zitten wordt een breekijzer aangetroffen, waarvan vast staat dat dat gebruikt is bij het openbreken van het uitzetraam van eerdergenoemde garage. De medeverdachte heeft verklaard dat hij met verdachte op zoek was naar een te koop staande auto en dat ze de weg waren kwijtgeraakt. De rechtbank acht deze verklaring, gelet op het tijdstip waarop beiden in de auto zijn aangetroffen, volstrekt onaannemelijk. De hiervoor genoemde feiten en omstandigheden op zichzelf, maar zeker in samenhang bezien, wijzen zodanig sterk in de richting van verdachte dat deze in beginsel vragen om een redelijke verklaring van de zijde van verdachte. Verdachte heeft deze verklaring niet willen geven.
Gelet op het voorgaande, bezien in onderlinge samenhang, acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en diens medeverdachte degenen zijn geweest die op 4 juli 2013 geprobeerd hebben in te breken in de garage bij de woning aan de [adres 2] te Grave.
Ten aanzien van 01/879080-13, feit 3:
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van dit feit sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, terwijl namens de verdediging geen vrijspraak is bepleit. De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring van dit feit hebben geleid:
- verslag binnentreden woning; [9]
- bekennende verklaring van verdachte; [10]
- proces-verbaal onderzoek wapen en munitie. [11]
Ten aanzien van 01/860116-15 [12] :
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van dit feit sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, terwijl namens de verdediging geen vrijspraak is bepleit. De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring van dit feit hebben geleid:
- relaas proces-verbaal; [13]
- proces-verbaal onderzoek wapen; [14]
- bekennende verklaring van verdachte. [15]

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
parketnummer 01/879080-13, feit 2
op 04 juli 2013 te Grave, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit de garage bij de woning aan de [adres 2] weg te nemen geld en/of goederen van hun gading, toebehorende aan [slachtoffer], en zich daarbij de toegang tot die garage bij die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen van hun gading onder hun bereik te brengen door middel van braak en inklimming, met zijn mededader een raam van die garage heeft opengebroken en die garage is binnengeklommen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
parketnummer 01/879080-13, feit 3
op 21 oktober 2013 te Dieren, gemeente Rheden, een vuurwapen van categorie III onder 1, te weten een revolver (merk Röhm, RG75, kaliber 4mm randvuur), en munitie van categorie III, te weten 6 kogelpatronen (kaliber 4mm M20, systeem randvuur, merk RWS), voorhanden heeft gehad;
parketnummer 01/860116-15
op 21 oktober 2013 te gemeente Rheden in strijd met artikel 26 lid 1 van de Wet Wapens en Munitie (WWM) een wapen van categorie III, als bedoeld in artikel 2 lid 1 van de WWM, te weten een kogelgeweer (merk Voere, kaliber .22 LR, voorzien van het serienummer 63224) voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van alle feiten: een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar met aftrek van voorarrest.
Ten aanzien van feit 1:
- verbeurdverklaring van de onder verdachte in beslag genomen 800 euro;
- gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot een bedrag van € 21.472,- (€ 8.000,- aan immateriële schadevergoeding en € 13.472,- aan materiële schadevergoeding) met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel; niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in het overige deel van de vordering.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft betoogd dat bij een strafoplegging ter zake van (eventueel feit 2 en) feit 3 en 4 volstaan dient te worden met een gevangenisstraf ter hoogte van het reeds ondergane voorarrest.
Gelet op de bepleite vrijspraak moet de benadeelde partij [slachtoffer] volgens de verdediging niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering, dan wel moet de vordering van de benadeelde partij worden afgewezen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal uit een garage bij een woning. Voor de benadeelde brengt een dergelijk feit materiële schade en overlast met zich mee. Verdachte heeft zich daar niets van aangetrokken en heeft zich enkel laten leiden door financiële motieven.
Daarnaast heeft verdachte twee (vuur)wapens en munitie voorhanden gehad. Het voorhanden hebben van dergelijke wapens en munitie brengt grote veiligheidsrisico's met zich mee. Het bezit van die wapens met munitie vormt vanwege de daaraan verbonden gevaarzetting een maatschappelijk kwaad dat ernstig dient te worden bestraft.
Voordat verdachte de bewezen verklaarde poging tot diefstal heeft gepleegd, is hij meerdere malen voor soortgelijke feiten veroordeeld tot (on)voorwaardelijke gevangenisstraffen. Deze eerdere veroordelingen hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden de bewezen verklaarde feiten te plegen.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte op 21 november 2013 en 27 augustus 2014 wegens vermogensdelicten is veroordeeld tot (on)voorwaardelijke gevangenisstraffen. De bewezen verklaarde feiten zijn voor die veroordelingen gepleegd. Gelet op het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht zal de rechtbank bij het bepalen van de op te leggen straf met die veroordelingen rekening houden. De rechtbank zal daarbij overwegen welke straf aan verdachte zou zijn opgelegd indien de feiten waarvoor verdachte eerder is veroordeeld gelijktijdig met de bewezen verklaarde feiten zouden zijn afgedaan.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten. Deze oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
De rechtbank zal hiermee een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank verdachte vrijspreekt van één feit en de rechtbank van oordeel is dat de straf die zij zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].

De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien verdachte wordt vrijgesproken van het feit waarop de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft. De rechtbank zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van de verdachte als bedoeld in artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering. Deze kosten worden begroot op nihil.

Beslag.

De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de in beslag genomen goederen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 45, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

DE UITSPRAAK

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 van parketnummer 01/879080-13 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het onder feit 2 en 3 van parketnummer 01/879080-13 en het onder parketnummer 01/860116-15 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:

Ten aanzien van parketnummer 01/879080-13, feit 2:Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming. Ten aanzien van parketnummer 01/879080-13, feit 3:Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie IIIenHandelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie. Ten aanzien van parketnummer 01/860116-15:Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Legt op de volgende straf.
Ten aanzien van parketnummer 01/879080-13, feit 2, feit 3 en parketnummer 01/860116-15:Gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van parketnummer 01/879080-13, feit 1:Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer] in de vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte, tot op heden begroot op nihil.
Teruggave in beslag genomen goederen aan veroordeelde, te weten: een geldbedrag van
800 euro.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H.P.G. Wielders, voorzitter,
mr. C.J. Sangers-de Jong en mr. W.T.A.M. Verheggen, leden,
in tegenwoordigheid van drs. B.C. van Wijmen, griffier,
en is uitgesproken op 2 april 2015.
Mr. W.T.A.M. Verheggen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.In de voetnoten wordt – tenzij anders vermeld – verwezen naar een proces-verbaal van politie Eenheid Oost Brabant, Districtelijke Opsporing Maas en Leijgraaf, met dossiernummer 2013061622 (onderzoek Antas), afgesloten 8 juli 2014, aantal doorgenummerde pagina's 740.
2.Relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] d.d. 4 juli 2013 (p. 636-637).
3.Relaas van [verbalisant 3] d.d. 9 juli 2013 (p. 600).
4.Proces-verbaal aanhouding verdachte d.d. 4 juli 2013 (p. 622-623), proces-verbaal aanhouding [medeverdachte] d.d. 4 juli 2013 (p. 630-631).
5.Relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] d.d. 4 juli 2013 (p. 637).
6.Aangifte door [persoon] namens [slachtoffer] d.d. 4 juli 2013 (p. 597-598).
7.Relaas sporenonderzoek van [verbalisant 4] d.d. 5 juli 2013 (p. 603-604).
8.Proces-verbaal vergelijkend werktuigsporenonderzoek van [verbalisant 5] d.d. 2 september 2013 (p. 612-614).
9.Verslag van binnentreden woning van [verbalisant 6] d.d. 22 oktober 2013 (p. 569).
10.Verklaring van verdachte d.d. 21 oktober 2013 (p. 706) en bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 19 maart 2015.
11.Relaas van [verbalisant 7] d.d. 5 december 2013 (p. 685-687) en het aanvullend proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 8] d.d. 23 december 2014.
12.In de voetnoten wordt ten aanzien van parketnummer 01/860116-15 – tenzij anders vermeld – verwezen naar een proces-verbaal van de politie Gelderland-Midden met dossiernummer PL07EA-2013112748, afgesloten 14 april 2014, aantal doorgenummerde pagina's 21.
13.Relaas van [verbalisant 9] d.d. 20 maart 2014 (p. 1-2).
14.Relaas van [verbalisant 10] d.d. 22 november 2013 (p. 6-7).
15.Bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 19 maart 2015.