ECLI:NL:RBOBR:2015:1769

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
1 april 2015
Publicatiedatum
31 maart 2015
Zaaknummer
01/845719-13
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging tot afpersing en/of poging tot diefstal met geweld in vereniging; bewezenverklaring poging tot diefstal in vereniging

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 1 april 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot afpersing en poging tot diefstal met geweld in vereniging. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de primair ten laste gelegde feiten, omdat er onvoldoende bewijs was dat er een voornemen bestond om geweld te gebruiken of daarmee te dreigen. De rechtbank heeft echter wel bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot diefstal in vereniging. De feiten vonden plaats op 28 augustus 2013 te Oss, waar de verdachte samen met anderen een woning binnendrong met het oogmerk om goederen te stelen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon aantonen dat hij vrijwillig was teruggetreden uit het misdrijf, wat leidde tot een gevangenisstraf van drie maanden met aftrek van voorarrest. Daarnaast werd er een schadevergoeding van €300 aan de benadeelde partij toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van het misdrijf. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/845719-13
Datum uitspraak: 01 april 2015
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1982],
wonende te [adres 1].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 december 2013, 19 november 2014 en 18 maart 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 12 november 2013.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 28 augustus 2013 te Oss ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van geld en/of (een) goed(eren), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zich naar die woning heeft/hebben begeven en/of over een schutting is/zijn geklommen en/of een raam heeft/hebben geforceerd en/of die woning is/zijn binnengegaan en/of (daarbij) (een) bivakmuts(en) over zijn/hun hoofd(en) heeft/hebben getrokken en/of een mes met zich mee heeft/hebben gevoerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
EN/OF
hij op of omstreeks 28 augustus 2013 te Oss ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of (een) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen zich naar die woning heeft/hebben begeven en/of over een schutting is/zijn geklommen en/of een raam heeft/hebben geforceerd en/of die woning is/zijn binnengegaan en/of (daarbij) (een) bivakmuts(en) over zijn/hun hoofd(en) heeft/hebben getrokken en/of een mes met zich mee heeft/hebben gevoerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 augustus 2013 te Oss ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
in/uit een woning, gelegen aan [adres 2] aldaar weg te nemen geld en/of (een) goed(eren) van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot voornoemde woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of (een) goed(eren) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen een raam van voornoemde woning heeft geforceerd en/of (vervolgens) die woning is binnen gegaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak ten aanzien van het primair ten laste gelegde.

Hoewel de dader(s) van de poging tot inbraak in de woning van aangeefster met een bivakmuts zijn gezien en dit associaties op kan roepen met misdrijven waarbij geweld of dreiging met geweld wordt toegepast, zijn er geen bewijsmiddelen waaruit blijkt dat er een voornemen bestond om geweld jegens aangeefster of anderen te gebruiken of hiermee te dreigen.
De rechtbank acht derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Bewijsbeslissing ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en verzoekt de rechtbank om verdachte integraal vrij te spreken.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het ten laste heeft begaan en verzoekt de rechtbank derhalve om verdachte integraal vrij te spreken.
Het oordeel van de rechtbank.
Omwille van de leesbaarheid van dit vonnis zijn de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen niet op deze plaats opgenomen, maar in bijlage A bij dit vonnis, welke bijlage als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd.
Uit de aangifte blijkt dat er een persoon met een bivakmuts op in de woning van aangeefster is geweest. Om binnen te komen is er een raam opengebroken. Nadat deze persoon ontdekte dat aangeefster in de slaapkamer aanwezig was, heeft deze persoon de slaapkamer verlaten, waarna aangeefster hard heeft gegild.
Een buurvrouw heeft dit gillen gehoord. Zij heeft daarop uit het raam gekeken van haar slaapkamer en zag toen drie personen met een bivakmuts op over de schutting klimmen die de tuin van aangeefster afgrenst van de daarnaast gelegen brandgang.
[getuige 1] heeft, nadat hij een gil hoorde, gezien dat er twee personen met een bivakmuts op uit de brandgang gerend kwamen, gevolgd door nog een derde persoon die rustig liep en die geen bivakmuts op had.
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat de persoon die in de woning van aangeefster was, samen met in ieder geval twee anderen handelde. Naar uiterlijke verschijningsvorm waren hun gedragingen er op gericht om geld en/of goederen van hun gading uit de woning waarin is ingebroken weg te nemen. Uit de woning is volgens aangeefster niets weggenomen.
De vraag waar de rechtbank zich voor gesteld ziet en die door de officier van justitie en de verdediging ontkennend is beantwoord, is of verdachten [verdachte] en [medeverdachte 1] (hierna te noemen respectievelijk [verdachte] en [medeverdachte 1] en in gezamenlijkheid: verdachten) twee van de drie mannen zijn geweest die, met een bivakmuts over hun hoofd, over de schutting van aangeefster zijn geklommen.
Een antwoord op deze vraag wordt niet gevonden in het technisch bewijs van braak- of schoensporen. De schoenen die onder verdachten in beslag zijn genomen matchen niet met het (éne) aangetroffen schoenspoor. Ook de in de nabijheid van verdachten aangetroffen gereedschappen zijn niet in belastende zin te combineren met de aangetroffen braaksporen.
Anders dan de verdediging heeft bepleit is deze constatering echter niet ontlastend voor verdachten. Er was namelijk een derde dader, wiens schoenen niet zijn onderzocht, die het éne (!) schoenspoor kan hebben veroorzaakt. Ten aanzien van de braakschade verdient in dit verband opmerking dat een getuige de twee personen weg ziet rennen terwijl één van hen een lang voorwerp in zijn hand heeft. Niet valt uit te sluiten dat dit het breekvoorwerp is geweest dat gebruikt is voor het openbreken van het raam. Uit het dossier valt echter niet op te maken dat dit voorwerp is teruggevonden.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (p. 157) blijkt dat de politie snel na de ontdekking van de poging tot inbraak ter plaatse was. Getuigen konden de verbalisanten nog wijzen op de route die de twee wegvluchtende daders hadden gelopen. Uit dit proces-verbaal, in combinatie met het proces-verbaal van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] (p. 158) blijkt dat er vrijwel ononderbroken zicht is geweest op de wegvluchtende daders en de later aangehouden verdachten. Nu dit zicht echter niet volledig ononderbroken is geweest, dient er voor het wettige bewijs dat verdachten ook de twee wegrennende daders zijn geweest beoordeeld te worden dat zonder redelijke twijfel is vast te stellen dat het om dezelfde personen gaat.
Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Er heeft maar korte tijd gezeten tussen het wegrennen van de twee (van de drie) daders en het aantreffen van beide verdachten in het park. Toen verdachten de politieauto van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] in zicht kregen is [medeverdachte 1] weggerend. [verdachte] bleef staan, maar had een licht bezweet gezicht, wat op eerdere inspanning kan duiden.
[verdachte] verklaarde direct tegen de politie dat hij daar alleen was. Hier is hij niet op teruggekomen. De rechtbank beschouwt dit als een kennelijk leugenachtige verklaring, nu de politie waarnam dat hij, toen de politie hem in beeld kreeg, samen met een ander was. Deze andere persoon rende weg en werd later alsnog aangetroffen. Het bleek nota bene de oom van [verdachte] te zijn. Daarmee valt uit te sluiten dat de politie [verdachte] samen met een toevallige passant heeft gezien, die [verdachte] niet kende. Daarnaast wordt de verklaring van [verdachte] dat hij alleen was weersproken door [getuige 2] die verklaart dat er een busje voor haar woning parkeerde, waaruit twee mannen stapten. Gelet op de plaats van aantreffen van het busje dat van [verdachte] blijkt te zijn, concludeert de rechtbank dat deze getuige [verdachte] met iemand anders heeft zien uitstappen.
Ook de weigering van [verdachte] om te verklaren wie hij van plan was te bezoeken past bij het beeld dat [verdachte] leugenachtig verklaart om zijn werkelijke reden van aanwezigheid te verhullen.
Zoals eerder overwogen was de persoon die wegrende bij het zien van de politie de later, in een tuin achter een struik, verstopt aangetroffen [medeverdachte 1]. Een reden om van de politie weg te rennen heeft hij niet willen geven. Bij fouillering werd bij hem een paar handschoenen, een mes en een bivakmuts aangetroffen. Een reden voor de aanwezigheid van deze goederen heeft hij niet willen geven. Dit had wel op zijn weg gelegen, zeker nu blijkt dat de daders over een bivakmuts beschikten en deze ook gebruikten, terwijl de temperaturen in de betreffende maand – augustus –, zonder nadere uitleg, niet doen veronderstellen dat gezichtverwarmende attributen verklaarbaar zijn.
De kleding die [medeverdachte 1] aan had zijn door de politie beschreven en gefotografeerd
(p. 171, 170, 172 en 178).
Daarbij valt op dat de kleding overwegend zwart is, met – onder meer – oranje letters aan het voorpand van de bovenkleding. Deze beschrijving past goed bij de bevindingen van [getuige 3], die voor de poging tot inbraak in de woning, in de nabijheid van de wijk waarin de woning is gelegen, drie mannen heeft gezien. Het door haar gegeven signalement van één van die drie past goed bij verdachte. Deze getuige verklaart dat deze man ook een zwart rugzakje met touwtjes bij zich had, waarin ze een lang voorwerp zag zitten.
In de nabije omgeving van de plek waar [verdachte] is aangehouden is een dergelijk tasje aangetroffen. In het tasje zaten gereedschappen.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband bezien, bestaat er bij de rechtbank geen enkele twijfel dat de twee aangehouden verdachten dezelfde zijn als de twee wegrennende daders van de poging tot inbraak in de woning van aangeefster. De rechtbank acht het ten laste gelegde feit dan ook bewezen, zoals hierna bewezen is verklaard.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de aan dit vonnis gehechte bijlage A uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1. Subsidiair
hij op 28 augustus 2013 te Oss ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan [adres 2] aldaar weg te nemen geld en/of goederen van hun gading, toebehorende aan [slachtoffer], en zich daarbij de toegang tot voornoemde woning te verschaffen door middel van braak, en inklimming, met zijn mededaders, althans alleen een raam van voornoemde woning heeft geforceerd en (vervolgens) die woning is binnen gegaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

De verdediging heeft aangevoerd dat het ten laste gelegde niet aan verdachte is toe te rekenen omdat er sprake is van vrijwillige terugtred. De persoon met bivakmuts die in de slaapkamer van aangeefster met de aanwezigheid van aangeefster werd geconfronteerd is daarop omgedraaid en weggelopen.
De rechtbank passeert dit verweer. Nu verdachte geen verklaring heeft afgelegd waaruit aannemelijk wordt dat het misdrijf niet is voltooid ten gevolge van omstandigheden van zijn wil afhankelijk bestaat voor aanvaarding van vrijwillige terugtred geen grond.
Er zijn overigens geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en maatregel.

De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van het primair en subsidiair ten laste gelegde verzoekt de officier van justitie de rechtbank om verdachte vrij te spreken.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich niet uitgelaten over een op te leggen straf of maatregel in geval van een bewezenverklaring.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich met twee mededaders schuldig gemaakt aan een poging tot inbraak in een woning. Daartoe is door minstens één van de daders de woning, tot in de slaapkamer van aangeefster, betreden. Aangeefster werd aldus in haar slaapkamer geconfronteerd met een vreemde persoon, die het gezicht bedekte met een bivakmuts. De woning en in het bijzonder de slaapkamer, is bij uitstek de plaats waar men zich veilig moet kunnen voelen. Een inbraak in de woning veroorzaakt gevoelens van angst en onveiligheid bij de bewoners in het bijzonder en in de samenleving in het algemeen. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan. Daarnaast brengt een woninginbraak voor de benadeelden materiële schade en overlast met zich mee. Verdachte heeft zich van dit alles niets aangetrokken. Hij heeft zich enkel laten leiden door financiële motieven.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij in het verleden voor vermogensdelicten is veroordeeld.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Beoordeling.De vordering komt de rechtbank niet onredelijk of ongegrond voor. De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 augustus 2013 tot de dag der algehele voldoening.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.

Schadevergoedingsmaatregel.

De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 augustus 2013 tot de dag der algehele voldoening.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 36f, 45, 63, 310, 311.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde onder primair niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:

subsidiairpoging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Legt op de volgende straf en maatregel.

Ten aanzien van subsidiair:gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27Wetboek van Strafrecht.

Ten aanzien van subsidiair:maatregel van schadevergoeding van € 300,00 subsidiair 6 dagen hechtenis.

Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer], van een bedrag van € 300,-- (zegge: driehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit immateriële schadevergoeding. Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is betaald. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 augustus 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 300,-- (zegge: driehonderd euro). Het bedrag bestaat uit immateriële schadevergoeding. Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 augustus 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is betaald.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is op 10 december 2013 reeds geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.A. Mandemakers, voorzitter,
mr. E.M.J. Raeijmaekers en mr. J.M.J. Denie, leden,
in tegenwoordigheid van J. Kapteijns, griffier,
en is uitgesproken op 1 april 2015.
Mr. J.M.J. Denie is buiten staat dit vonnis (mede) te ondertekenen.
Bijlage A – de bewijsmiddelen (verkort en zakelijk weergegeven).
Een eindproces-verbaal van de politieregio Brabant-Noord, District Maasland registratienummer PL21YO 2012090111, opgemaakt en afgesloten d.d. 2 oktober 2013, in totaal 181 doorgenummerde bladzijden.
p. 122, 123 proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], aangeefster, d.d. 28 augustus 2013.
Op woensdag 28 augustus 2013 omstreeks 08:45 uur was ik in mijn woning aan [adres 2] te Oss. (..) Rondom onze tuin is een schutting. Ik hoorde aan de achterzijde, vanuit de tuin, breekgeluiden en een klap. Het leek mij alsof er iets kapot ging. Ik hoorde echt kraken en breekgeluiden. Ik wachtte heel even af en even later hoorde ik een geluid op de trap, alsof er iemand de trap op kwam. (..) Even later zag ik dat de slaapkamerdeur openging. Ik zag dat een persoon met een bivakmuts op binnen kwam. (..) De bivakmuts was donker van kleur. Hij droeg iets met lange mouwen. Dat kledingstuk zat strak om zijn lichaam. Het was geen dik persoon. Het kledingstuk was donker van kleur met aan de voorkant op borsthoogte iets lichters van kleur. (..) Ik had niet de indruk dat die persoon schrok van mij. Ik zag dat die persoon meteen weer omdraaide en de deur dichtdeed. (..) Mijn eerste reactie toen die persoon wegliep, was gillen. Ik was echt bang. Mijn slaapkamerraam stond open. Ik ben keihard gaan gillen en heb vervolgens een keer ‘help’ geroepen. Volgens mij is er niets uit de woning weggenomen. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
p. 155 proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 september 2013
In de verklaring van aangeefster in het proces-verbaal van aangifte staat vermeld dat zij kraak- en breekgeluiden aan de achterzijde van haar woning hoorde. Abusievelijk staat daarbij niet vermeld dat zij gezien had dat het raam opengebroken was. (..) Ik verbalisant zag dat het draairaam met kennelijk een breekvoorwerp opengebroken was.
p. 125, 125 proces-verbaal verhoor [getuige 4] d.d. 28 augustus 2013.
Op woensdag 28 augustus 2013 omstreeks 09:00 uur was ik in mijn woning, [adres 3] te Oss. (..) Ik had goed zicht op de woning, [adres 4]
(de rechtbank begrijpt de vermelding van dit huisnummer hier en later in de verklaring als een kennelijke vergissing van de getuige, gelet op de overige stukken in het dossier. Kennelijk worden door de getuige de nummers [adres 4] en [adres 2] verwisseld)te Oss en de aldaar gelegen brandgang. Ik zag dat er drie manspersonen aan de overkant van de weg stonden. Ik zag dat ze achter elkaar de brandgang inliepen deze is gelegen tussen huisnummer [adres 4] en huisnummer [adres 2] van [adres 2]. Ik zag dat ze aan het eind van de brandgang alle drie linksaf sloegen. Ik zag dat ze achter een schuurtje liepen. Ik dat de tuin van huisnummer [adres 4] achter in een punt uitliep. Ik zag dat ze meteen terugliepen. Ik zag dat twee personen met een vingers richting het hekwerk / schutting van huisnummer [adres 4] wezen. Ik zag dat ze allerlei handgebaren maakten. Ik zag dat ze alle drie een zwarte muts uit hun jaszak of broekzak haalden. Ik zag dat het zwarte mutsen betrof met een groot gat rond hun ogen en een kleiner gat bij de mond. Ik herkende deze mutsen als zijnde bivakmutsen. Ik zag dat ze deze alle drie over hun hoofd trokken. Ik zag dat ze alle drie over het hekwerk / schutting van huisnummer [adres 4], de tuin in, klommen. (..) Ik belde meteen 112. Ik bleef al die tijd in de berging staan, maar had continu goed zicht op de woning en de brandgang. Ik zag dat de drie personen weer over dezelfde hekwerk klommen, zodat ze weer in de brandgang stonden. Ik schat dat hooguit 3 à 4 minuten tussen het moment dat ze voor het eerst over de schutting klommen en dat ze weer terug klommen zat. Ik zag dat ze nog steeds hun bivakmutsen droegen. Ik zag dat ze deze afzetten. Ik zag dat een persoon een lang, dun voorwerp van ongeveer 50 centimeter lang, vasthield. (..) Ik zag dat ze alle drie terug, vanuit de brandgang, richting de openbare weg, [adres 2] inliepen. Ik zag dat een van de drie rechtsaf richting [adres 5] te Oss liep. Ik zag dat de andere twee personen overstaken en richting mijn woning liepen. Daar bevindt zich een brandgang die op [adres 6] uitkomt. Ik rende naar boven. Ik keek uit het raam aan de achterzijde van mijn woning. Ik zag dat dezelfde twee personen nog in de brandgang liepen. (..) Ik zag dat ze [adres 6] overstaken. Ik zag dat ze over een hegje, langs de sloot, het grasveld over liepen in de richting van [adres 7]. (..)
p. 128 proces-verbaal verhoor [getuige 5] d.d. 28 augustus 2013.
Op woensdag 28 augustus 2013 omstreeks 08:40 uur, 08:45 uur was ik op mijn slaapkamer welke zich bevind aan de achterzijde van onze woning. Op dat moment maakte ik het raam open en op datzelfde moment hoorde ik een gil. Vervolgens zag ik 3 personen over de schutting klimmen. Ik zag dat ze vanuit de tuin van [adres 2] het gangpad in vluchtten. (..) Ik zag dat ze alle drie een bivakmuts op hadden. Ik zag dat ze alle drie donkere bovenkleding aan hadden. (..)
p. 142 proces-verbaal verhoor [getuige 6] d.d. 28 augustus 2013.
Op woensdag 28 augustus 2013 omstreeks 08:30 uur was ik als schilder aan het werk bij een woning gelegen aan [adres 8] te Oss. (..) Ik hoorde ineens een vrouw hard schreeuwen. Ik keek richting de overzijde van de straat en zag op de hoek twee mannen met bivakmutsen wegrennen vanuit de richting [adres 2]. Ik zag dat deze mannen de brandgang links naast de [adres 3] in renden richting [adres 6]. (..) Ik zag alleen nog wel dat één van deze twee personen iets in zijn hand had. (..) Vervolgens zag ik aan de overzijde van de straat nog een man rustig lopen. Deze liep in de richting van [adres 5].
p. 151, 152 proces-verbaal verhoor [getuige 2] d.d. 28 augustus 2013.
Op woensdag 28 augustus 2013 omstreeks 08:30 uur stond ik in de keuken van mijn woning. (..) Vandaag omstreeks 08:30 uur keek ik naar buiten. Ik zag dat voor onze woning een bestelbus werd geparkeerd. Ik zag dat deze bus groen van kleur was. (..) ben vervolgens naar de voordeur van mijn woning gelopen. Vanuit deze positie had ik redelijk zicht op de beide personen die uit de bus waren gestapt. Ik zag dat het hier twee mannen betroffen.
p. 136, 137 proces-verbaal verhoor [getuige 3] d.d. 28 augustus 2013.
Ik woon op [adres 9] te Oss. Vanmorgen omstreeks 08:40 uur was ik aan het wandelen met de hond. (..) Ik zag dat er komende vanaf [adres 6] te Oss over een stenen paadje langs het water, drie mannen aan kwamen lopen.
Omschrijving verdachte 1:
Geslacht : man
Lengte : 1.74 à 1.75 m lang
Kleding : zwart kort model jas, van nylonachtige stof met een embleem op de
linkerborst, met oranje en wit in het embleem.
Haar : zwart/grijs achterover gekampt
Zwart rugzakje met touwtjes, van nylon. Daarin zag ik een lang voorwerp zitten.
Omschrijving verdachte 2:
Geslacht : man
Lengte : 1.80 – 1.90 m lang
Haar : kort donkerblond haar
Leeftijd : 25 – 35 jr oud
Omschrijving verdachte 3:
Geslacht : man
Lengte : 1.75 – 1.85 m lang
Haar : kort haar met gel erin
Kleding : kort model jas, donker van kleur
p. 157 proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 augustus 2013
Op 28 augustus 2013 waren wij verbalisanten belast met de algemene surveillance in district Maasland. (..) Op deze dag omstreeks 08:46 uur werden wij opgeroepen met het verzoek om met spoed naar het adres [adres 2] te Oss te gaan, alwaar een inbraak in een woning gaande zou zijn en waarbij 3 personen met bivakmutsen over de schutting zouden klimmen.
Hierop zijn wij ten spoedigste naar het opgegeven adres gereden. Op het moment dat wij in de [adres 2] kwamen, werden wij gewenkt door een aantal personen. Hierop zijn wij uitgestapt en kregen direct te horen dat de personen waren weggerend. Daarbij werd een richting gewezen. Hierop heb ik verbalisant [verbalisant 1], direct te voet de achtervolging ingezet. Hierop ben ik via een gang in de [adres 2] [adres 6] overgerend [adres 10] in. Heel in de verte zag ik enkele personen. Direct daarop zag ik een opvallend dienstvoertuig. De collega’s van dit voertuig zagen 2 personen waarvan er 1 wegrende.
p. 158 proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 augustus 2013
Op woensdag 28 augustus 2013 omstreeks 08:46 uur kregen wij portofonisch te horen dat op [adres 2] drie mannen met bivakmutsen over een schutting zouden zijn geklommen. (..) Ter hoogte van de [adres 11] op het fietspad die gelegen is naast [adres 10] zagen wij verbalisanten twee manspersonen, in het donker gekleed door het park lopen. (..) Ik, [verbalisant 3], ben meteen het voertuig uitgesprongen en heb de twee personen aangeroepen met de woorden: “Staan blijven”. Wij zagen vervolgens dat 1 van de personen hard begon weg te rennen door het park in de richting van [adres 12]. Wij zagen dat de andere persoon bleef staan. Ik, [verbalisant 4], ben naar de man gelopen die in het park bleef staan. Ik sprak de man aan en zag dat hij licht bezweet was in zijn gezicht. Ik zag dat hij donkere kleding droeg. Ik vroeg hem hoe hij heette. Hij antwoordde dat hij [verdachte] heette. (..) In de bossages naast het fietspad waar de verdachte werd aangehouden, trof ik een zwart rugzakje aan met daarop een wit logo. In deze tas zag ik gereedschap zitten. (..) Ik, [verbalisant 3], ben achter de persoon aangerend die na het aanroepen, wegrende. Ik zag dat dit een man betrof. Ik schat dat hij tussen de 1.70 en 1.75 m lang was. Ik zag dat hij een zwarte jas en broek aanhad. Ik zag dat hij kort zwart haar had. Ik zag dat voornoemd persoon gezien vanaf het fietspad op de [adres 11] te Oss schuin het grasveld aldaar overstak. Dit grasveld ligt tussen de [adres 11] en [adres 10] in. Ik volgde de man te voet. (..) ik zag dat de man [adres 13] te Oss in rende en vervolgens gelijk rechts de brandgang in rende. Op dat moment zat ik ongeveer 3 meter achter de verdachte. De brandgang komt uit op [adres 14] te Oss. Op het moment dat ik de brandgang uitkwam, zag ik verdachte nergens meer. Ik, [verbalisant 3] had het vermoeden dat, gezien de afstand tussen ons beiden, verdachte nooit ver weg zou kunnen zijn en dat verdachte zich ergens verschuilde. Ik, [verbalisant 3], gaf mijn locatie door aan andere collega’s. (..) [verbalisant 5] en [verbalisant 6] zagen een manspersoon, die voldeed aan mijn eerder opgegeven signalement, in de tuin zitten bij adres [adres 14] te Oss. Na aanroepen werd de verdachte aangehouden. Ik herkende verdachte als zijnde de verdachte waar ik eerder achter aanrende.
p. 160 proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 augustus 2013
Op woensdag 28 augustus 2013 omstreeks 08:46 uur hoorden wij dat een melding werd uitgegeven. (..) Daarop hebben wij ons begeven in de richting van [adres 2] te Oss. (..) Vervolgens keek ik, [verbalisant 5], door de bossages die de voortuinen van de woningen [adres 15] en [adres 14] te Oss scheiden, in de voortuin van de woning [adres 14] te Oss en zag daar een persoon in donkere kleding op zijn hurken achter een struik zitten. (..) Op de plaats van aanhouding is verdachte gefouilleerd waarbij er een mes onder verdachte werd aangetroffen. (..) Wij hoorden van collega [verbalisant 7] dat er bij de insluiting van de door ons aangehouden verdachte een bivakmuts en handschoentjes werden aangetroffen.
p. 96 proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 29 augustus 2013

(..) [medeverdachte 1] is een broer van mijn vader.