In de zaak tegen de verdachte, die betrokken was bij een confrontatie op 1 april 2012 in Oerle (Veldhoven), heeft de rechtbank Oost-Brabant op 31 maart 2015 uitspraak gedaan. De verdachte was beschuldigd van openlijk geweld in vereniging tegen meerdere slachtoffers, waaronder [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. Tijdens de zitting is de vordering van de officier van justitie besproken, die een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf had geëist. De verdediging pleitte voor vrijspraak van de verdachte.
De rechtbank heeft de verklaringen van de betrokkenen en getuigen zorgvuldig gewogen. Er was sprake van een confrontatie tussen portiers van een uitgaansgelegenheid en het uitgaanspubliek. De rechtbank concludeerde dat, hoewel de verdachte gewelddadige handelingen had gepleegd, er onvoldoende bewijs was dat hij deze handelingen samen met anderen had uitgevoerd. De verklaringen van de getuigen werden als onvoldoende betrouwbaar beoordeeld, mede omdat zij mogelijk beïnvloed waren door de verklaring van de aangever.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, en heeft de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen. De vorderingen van de benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, en de kosten werden aan de benadeelde partijen opgelegd. Dit vonnis is uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank Oost-Brabant, met mr. W. Schoorlemmer als voorzitter.