ECLI:NL:RBOBR:2015:1756

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
31 maart 2015
Publicatiedatum
30 maart 2015
Zaaknummer
01/183443-13
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling tijdens vechtpartij in Veldhoven met verwerping van noodweer en noodweerexces

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, is verdachte veroordeeld voor mishandeling tijdens een vechtpartij op 1 april 2012 in Veldhoven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk een persoon, te weten [slachtoffer], heeft geslagen, wat resulteerde in letsel en pijn voor het slachtoffer. De rechtbank heeft de geldigheid van de dagvaarding bevestigd en de bevoegdheid van de rechtbank om de zaak te behandelen erkend. Tijdens de zitting is het beroep op noodweer en noodweerexces door de verdediging verworpen, omdat de rechtbank oordeelde dat de verdachte de confrontatie met het slachtoffer had opgezocht en niet op een andere manier had kunnen ontsnappen aan de situatie. De rechtbank heeft de eis van de officier van justitie, die een taakstraf van 40 uur had gevorderd, in overweging genomen, maar uiteindelijk besloten om een deels voorwaardelijke geldboete van € 750 op te leggen. De benadeelde partij, [slachtoffer], werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat de rechtbank oordeelde dat het onderzoek naar de mate van schuld van de benadeelde partij aan de vechtpartij een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De uitspraak werd gedaan op 31 maart 2015.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Team strafrecht
Parketnummer: 01/183443-13
Datum uitspraak: 31 maart 2015
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1966],
wonende te [adres 1].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van de politierechter van 3 juni 2014 en van de meervoudige strafkamer van 17 maart 2015. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 3 maart 2014. Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 01 april 2012 te Veldhoven opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in haar vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen. [1]
  • De erkennende verklaring van verdachte, pag. 68,
  • De verklaring van [getuige 1], pag. 80,
  • De verklaring van [getuige 2], pag. 93 en
  • De verklaring van [getuige 3], pag. 107.
Gelet op het bepaalde in artikel 359 derde lid van het Wetboek van Strafvordering zijn de hiervoor genoemde bewijsmiddelen niet uitgewerkt.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte op 01 april 2012 te Veldhoven opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer], heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid.

Ter terechtzitting heeft de raadsman van verdachte aangevoerd dat verdachte bij het plegen van het bewezen verklaarde feit heeft gehandeld in een situatie van noodweer dan wel noodweer exces. De rechtbank overweegt hierover het navolgende.

De strafbaarheid van het feit
Uit de inhoud van het procesdossier en uit het onderzoek ter terechtzitting van 17 maart 2015 is de rechtbank gebleken dat aangever [slachtoffer] op 1 april 2012 als portier werkzaam was en dat verdachte [slachtoffer] heeft aangesproken over de wijze waarop [slachtoffer], op de openbare weg, een omstander en de zoon van verdachte zou hebben bejegend. Daarop heeft [slachtoffer] verdachte vastgepakt en is tussen hen een vechtpartij ontstaan waarbij zij elkaar over een weer hebben geslagen en waarbij zij beiden letsel hebben opgelopen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte de confrontatie met [slachtoffer] heeft opgezocht en dat het op de weg van verdachte had gelegen dat hij, nadat hij [slachtoffer] had opgezocht en had aangesproken, zich van [slachtoffer] zou hebben verwijderd, waardoor een verdere escalatie tussen hen zou zijn voorkomen. Niet blijkt uit het dossier en uit hetgeen ter terechtzitting is besproken dat verdachte na door [slachtoffer] te zijn vastgepakt, zich niet op andere wijze daaraan had kunnen onttrekken dan door de jegens [slachtoffer] door verdachte gepleegde geweldshandelingen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte niet heeft gehandeld ter noodzakelijke verdediging van zichzelf of van een ander tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanval van [slachtoffer] waartegen verdediging noodzakelijk was.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen verwerpt de rechtbank het door de raadsman gevoerde verweer dat verdachte het bewezen verklaarde feit in een noodweersituatie heeft gepleegd. De rechtbank is van oordeel dat er ook overigens geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert derhalve een strafbaar feit op.

De strafbaarheid van verdachte
Nu het bestaan van de door de raadsman gestelde noodweersituatie niet aannemelijk is geworden moet het beroep op noodweerexces eveneens worden verworpen. Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is derhalve strafbaar aan het hiervoor bewezen verklaarde feit

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 40 uur subsidiair 20 dagen hechtenis. Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het oordeel van de rechtbank.
Algemeen
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte waaronder zijn draagkracht.
In het nadeel van verdachte weegt mee
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van aangever [slachtoffer] in een gebied waar horecagelegenheden zijn gevestigd. Deze mishandeling vond plaats op tijdstip waarop er mensen op straat waren door de naderende sluitingsuren van horecagelegenheden in dit gebied. Behalve dat verdachte door zijn gedragingen inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] en diens lichamelijke integriteit heeft verdachte dusdoende een bijdrage geleverd aan de in de samenleving heersende gevoelens van angst en onveiligheid in de openbare ruimte en dan met name in uitgaansgebieden
In het voordeel van verdachte weegt mee
Uit het onderzoek ter terechtzitting van 17 maart 2015 is gebleken dat verdachte niet eerder voor enig feit is veroordeeld. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat er een te lange tijd is verstreken tussen het bewezenverklaarde feit op 1 april 2012, het sluiten van het dossier door de politie op 10 maart 2013, het betekenen van de dagvaarding aan verdachte op 11 maart 2014 en de behandeling ter terechtzitting op 17 maart 2015, nu er voor dit tijdverloop geen (voldoende) redengevende verklaring voorhanden is. Dit tijdsverloop heeft een matigend effect op de aan verdachte op te leggen straf.
Conclusie
Alle feiten en omstandigheden tegen elkaar afwegend, is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een deels voorwaardelijke geldboete passend en geboden is, zoals hierna in het dictum van dit vonnis zal worden weergegeven.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].

Het standpunt van de officier van justitie.
De vordering van benadeelde partij [slachtoffer] kan worden toegewezen tot een bedrag van
€ 359,54. Voor dit bedrag dient tevens de schadevergoedingsmaatregel te worden opgelegd, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door zeven dagen hechtenis. In het restant van de vordering dient de benadeelde partij niet ontvankelijk te worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen gelet op het pleidooi tot vrijspraak van verdachte. Mocht de rechtbank verdachte veroordelen dan sluit de verdediging aan bij de visie van de officier van justitie.
Het oordeel van de rechtbank.
Uit de inhoud van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting van 17 maart 2015 is de rechtbank gebleken dat het ontstaan van de vechtpartij tussen verdachte en de benadeelde partij tenminste voor een deel aan het optreden van de benadeelde partij te wijten is geweest [2] . Daarnaast acht de rechtbank het niet aannemelijk dat al het letsel wat de benadeelde partij heeft opgelopen, is veroorzaakt door de enkele vuistslagen die verdachte de benadeelde partij heeft toegediend.
De rechtbank is van oordeel dat nader onderzoek naar de mate van schuld die de benadeelde partij aan het ontstaan van het handgemeen tussen hem en verdachte heeft gehad en de vaststelling welk letsel van de benadeelde partij door toedoen van verdachte is veroorzaakt, een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Gelet hierop zal de rechtbank de benadeelde partij niet ontvankelijk in de vordering verklaren.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.

Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf: Mishandeling.Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Legt op de volgende straf.
 Een
geldboete van € 750,--[zevenhonderd vijftig euro] bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door vijftien dagen hechtenis.
Bepaalt dat van deze geldboete een gedeelte groot
€ 450,--subsidiair negen dagen hechtenis niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beslissing op de vordering van benadeelde partij [slachtoffer].
  • Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet ontvankelijk in de vordering.
  • Compenseert de kosten van partijen aldus, dat elke partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W. Schoorlemmer, voorzitter,
mr. R.J. Bokhorst en mr. A.M. de Koning, leden,
in tegenwoordigheid van H.A. van Neerven, griffier,
en is uitgesproken op 31 maart 2015.
Mr. De Koning is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Tenzij anders vermeld wordt verwezen naar de paginanummers uit het proces-verbaal van de regiopolitie Brabant Oost, afdeling Veldhoven, registratienummer PL2218 2013033292, afgesloten op 10 maart 2013, aantal doorgenummerde bladzijden: 125.
2.De rechtbank verwijst daartoe naar de desbetreffende overweging in het heden gewezen vonnis in de zaak tegen benadeelde onder parketnummer 01/183442-13