In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 31 maart 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van openlijk geweld gepleegd op 1 april 2012 te Veldhoven. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, die een taakstraf van 140 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van twee jaar eiste. De tenlastelegging betrof geweld tegen meerdere slachtoffers tijdens een confrontatie tussen portiers van een uitgaansgelegenheid en het uitgaanspubliek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging.
Tijdens de zitting is gebleken dat er op 1 april 2012 een confrontatie heeft plaatsgevonden waarbij de verdachte en andere portiers betrokken waren. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en getuigen beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat de verklaringen onvoldoende betrouwbaar waren om de verdachte te veroordelen. De rechtbank oordeelde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte het ten laste gelegde feit had gepleegd. Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen.
De vorderingen van de benadeelde partijen zijn afgewezen, omdat de verdachte van het ten laste gelegde feit is vrijgesproken. De rechtbank heeft de benadeelde partijen in hun vordering niet ontvankelijk verklaard en hen verwezen in de kosten die de verdachte in deze strafzaak heeft gemaakt. Het vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer van de rechtbank, met de voorzitter en twee leden, en is op tegenspraak gewezen.