In deze beschikking van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd 26 maart 2015, is het wrakingsverzoek van de verzoeker afgewezen. Het verzoeker heeft de wraking ingediend tegen mr. T.J.M. Kolfschoten, die als kantonrechter optrad in een civiele procedure met zaaknummer 3639139 MU VERZ 14-4813. De verzoeker stelde dat er sprake was van vooringenomenheid en/of partijdigheid van de rechter. Dit betoogde hij op basis van de observatie dat de zittingsvertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie tijdens de zitting op 28 januari 2015 in de zaal aanwezig was, terwijl deze de zaal voor aanvang van de zitting had verlaten. De gemachtigde van verzoeker vreesde dat er overleg had plaatsgevonden tussen de kantonrechter en de zittingsvertegenwoordiger, wat volgens hem zou leiden tot een onrechtmatige overheidsdaad.
De rechter, mr. T.J.M. Kolfschoten, heeft in zijn schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek aangegeven dat hij niet in de wraking berustte, omdat er geen sprake was van vooringenomenheid. Tijdens de mondelinge behandeling op 19 maart 2015 heeft de gemachtigde van verzoeker zijn standpunt toegelicht, maar de rechter was niet ter zitting aanwezig. De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of er feiten of omstandigheden waren die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar konden brengen. Hierbij is overwogen dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken.
De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende grond was voor de vrees van verzoeker dat er sprake was van (schijn van) vooringenomenheid. De situatie waarin de kantonrechter en de zittingsvertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie gelijktijdig in de zittingszaal aanwezig zijn, levert op zichzelf geen objectief gerechtvaardigde vrees op voor partijdigheid. Daarom werd het wrakingsverzoek afgewezen.