ECLI:NL:RBOBR:2015:1707

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
26 maart 2015
Publicatiedatum
27 maart 2015
Zaaknummer
WR 15-003
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen kantonrechter in civiele procedure

In deze beschikking van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd 26 maart 2015, is het wrakingsverzoek van de verzoeker afgewezen. Het verzoeker heeft de wraking ingediend tegen mr. T.J.M. Kolfschoten, die als kantonrechter optrad in een civiele procedure met zaaknummer 3639139 MU VERZ 14-4813. De verzoeker stelde dat er sprake was van vooringenomenheid en/of partijdigheid van de rechter. Dit betoogde hij op basis van de observatie dat de zittingsvertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie tijdens de zitting op 28 januari 2015 in de zaal aanwezig was, terwijl deze de zaal voor aanvang van de zitting had verlaten. De gemachtigde van verzoeker vreesde dat er overleg had plaatsgevonden tussen de kantonrechter en de zittingsvertegenwoordiger, wat volgens hem zou leiden tot een onrechtmatige overheidsdaad.

De rechter, mr. T.J.M. Kolfschoten, heeft in zijn schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek aangegeven dat hij niet in de wraking berustte, omdat er geen sprake was van vooringenomenheid. Tijdens de mondelinge behandeling op 19 maart 2015 heeft de gemachtigde van verzoeker zijn standpunt toegelicht, maar de rechter was niet ter zitting aanwezig. De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of er feiten of omstandigheden waren die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar konden brengen. Hierbij is overwogen dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken.

De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende grond was voor de vrees van verzoeker dat er sprake was van (schijn van) vooringenomenheid. De situatie waarin de kantonrechter en de zittingsvertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie gelijktijdig in de zittingszaal aanwezig zijn, levert op zichzelf geen objectief gerechtvaardigde vrees op voor partijdigheid. Daarom werd het wrakingsverzoek afgewezen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANKOOST-BRABANT
Wrakingskamer
Zaaknummer: WR 15-003
Beschikking van 26 maart 2015
in de zaak van
[verzoeker],
gevestigd te [gevestigd],
verzoeker,
gemachtigde: [gemachtigde],
tegen
mr. T.J.M. Kolfschoten,
in zijn hoedanigheid van kantonrechter in de rechtbank te Oost-Brabant bij de behandeling van de zaak met zaaknummer: 3639139 MU VERZ 14-4813,
verweerder.
Partijen zullen hierna respectievelijk verzoeker en de rechter worden genoemd.

1.Procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van:
  • het proces-verbaal van de terechtzitting in de hoofdzaak van 28 januari 2015 met daarin opgenomen het voorliggende wrakingsverzoek;
  • de schriftelijke reactie van de rechter van 12 maart 2015 op het wrakingsverzoek;
  • het dossier in de hoofdzaak.
1.2.
De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft plaatsgevonden op
19 maart 2015. Namens verzoeker is zijn gemachtigde verschenen. Hij heeft het wrakingsverzoek nader toegelicht.
In zijn schriftelijke reactie heeft de rechter zijn standpunt ten aanzien van het wrakingsverzoek naar voren gebracht. Hij is, met bericht van kennisgeving, niet ter zitting verschenen.

2.Het verzoek en het verweer

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de procedure met zaaknummer 3639139 MU VERZ 14-4813. Verzoeker heeft betoogd dat sprake is van vooringenomenheid en/of partijdigheid aan de zijde van de rechter. Ter onderbouwing van het wrakingverzoek, heeft verzoeker - kort en zakelijk weergegeven - gewezen op de volgende feiten en omstandigheden. De gemachtigde van verzoeker heeft gezien dat de zittingsvertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie voor aanvang van de zitting in de hoofdzaak op 28 januari 2015 weliswaar de zaal verlaten heeft, maar dat zij tussen de zaken die voor de onderhavige zaak dienden, is blijven zitten. Tijdens die momenten kan er volgens de gemachtigde van verzoeker overleg plaatsvinden tussen de zittingsvertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie en de kantonrechter. Volgens de gemachtigde van verzoeker is er om die reden sprake van een onrechtmatige overheidsdaad. Om die reden heeft hij het onderhavige wrakingsverzoek ingediend. Ter zitting heeft de gemachtigde van verzoeker nog verwezen naar een uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
2.2.
De rechter heeft aangegeven niet in de wraking te berusten omdat geen sprake is van enige vooringenomenheid jegens verzoeker.
Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft de rechter volstaan met een verwijzing naar het opgemaakte proces-verbaal van de zitting in de hoofdzaak op 28 januari 2015.

3.De beoordeling

3.1.
Ingevolge artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht dient te worden beoordeeld of sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
Hierbij stelt de rechtbank voorop dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter met betrekking tot een procespartij vooringenomen is, althans dat de dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid is bij de beoordeling van het wrakingsverzoek van belang.
3.3.
Gelet op hetgeen verzoeker ter zitting heeft verklaard, staat vast dat direct voorafgaand aan de zitting in de hoofdzaak op 28 januari 2015 de zittingsvertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie niet in de zittingszaal aanwezig was. Tevens staat op grond van hetgeen verzoeker ter zitting heeft verklaard, vast dat verzoeker niet is gebleken dat er voorafgaand aan de zitting in de hoofdzaak contact is geweest tussen de kantonrechter en de zittingsvertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie in de zittingszaal over die hoofdzaak. Op grond van de verklaring van verzoeker ter zitting kan worden aangenomen dat de zittingsvertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie in de zaal bleef zitten tussen de zaken die voor en na de hoofdzaak werden behandeld. De situatie dat de kantonrechter en de zittingsvertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie gelijktijdig en buiten aanwezigheid van een belanghebbende wiens zaak op dezelfde zitting als die van andere belanghebbenden wordt behandeld in de zittingszaal aanwezig zijn, welke situatie zich bijvoorbeeld ook zal kunnen voordoen bij de behandeling van een zaak ter terechtzitting waarbij een belanghebbende niet verschijnt, levert op zichzelf onvoldoende grond op voor het bestaan van een (schijn van) vooringenomenheid, althans een objectief gerechtvaardigde vrees dienaangaande, gebaseerd op de mogelijkheid dat vooroverleg tussen de kantonrechter en de zittingsvertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie over de hoofdzaak zal hebben kunnen plaatsvinden. Om die reden zal het wrakingsverzoek worden afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank,
wijst het verzoek tot wraking van mr. T.J.M. Kolfschoten in de zaak met zaaknummer 3639139 MU VERZ 14-4813 af.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.J.C. Adang, voorzitter, mr. W. Schoorlemmer en
mr. M.E. Bartels, leden, en in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2015 in tegenwoordigheid van de griffier.