ECLI:NL:RBOBR:2015:1695

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
27 maart 2015
Publicatiedatum
27 maart 2015
Zaaknummer
01/865006-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van voorbereidingshandelingen en bewezenverklaring van het voorhanden hebben van wapens en munitie

Op 27 maart 2015 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van voorbereidingshandelingen voor een misdrijf en het voorhanden hebben van wapens en munitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat het opzetvereiste voor het misdrijf, waarvoor een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, niet kon worden bewezen. Er ontbraken concrete aanwijzingen voor plannen om een misdrijf te plegen. De verdachte werd echter wel schuldig bevonden aan het in vereniging voorhanden hebben van twee wapens en munitie, waarvoor een gevangenisstraf van zes maanden werd opgelegd, met aftrek van het voorarrest.

De zaak kwam aan het licht na een controle door verbalisanten op 8 januari 2015, waarbij verdachte en medeverdachten in twee voertuigen werden aangetroffen. In de voertuigen werden wapens, munitie en andere verdachte voorwerpen aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten, maar dat er onvoldoende bewijs was voor de voorbereidingshandelingen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het eerste feit, maar achtte het tweede feit wettig en overtuigend bewezen.

De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de maatschappelijke onrust die het ongecontroleerde bezit van vuurwapens met zich meebrengt. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden en de in beslag genomen wapens en munitie werden onttrokken aan het verkeer. De rechtbank benadrukte het belang van strenge handhaving van de wet op het gebied van vuurwapens.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/865006-15
Datum uitspraak: 27 maart 2015
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1963],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd te: PI Limburg Zuid - De Geerhorst.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 maart 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 11 februari 2015.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 08 januari 2015 te Geffen, gemeente Oss, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
ter voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenis van acht jaren of meer is gesteld, te weten het tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade (een) ander(en) van het leven beroven, althans het tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, plegen van zware mishandeling met voorbedachten rade, althans het tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, plegen van diefstal, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen een of meer personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, althans het tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld of bedreiging met geweld een of meer personen te dwingen hetzij tot de afgifte van enig(e) goed(eren)dat geheel of ten dele aan deze of aan een of meer derde(n) toebehoort, hetzij tot het aangaan van een schuld of het teniet doen van een inschuld, hetzij tot het ter beschikking stellen van gegevens,
opzettelijk twee handvuurwapens, te weten pistolen (merk Zastava), met patroonhouder met daarin een aantal 9 mm patronen en/of drie, in elk geval. een aantal, (zwarte) petten en/of drie paar, in elk geval een aantal, (zwarte) handschoenen en/of een rol vuilniszakken en/of drie, in elk geval een aantal,(zwarte) skimaskers en/of drie, in elk geval een aantal, ijzeren staven en/of een hoeveelheid kleding, bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
art 46 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 08 januari 2015 te Geffen, gemeente Oss, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer wapens en/of munitie van categorie III, te weten twee pistolen (merk Zastava) voorzien van een patroonhouder met daarin een aantal 9 mm patronen, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
Art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
3.
hij in of omstreeks de periode van 8 januari 2015 tot en met 09 januari 2015 te Heesch, gemeente Bernheze, (in de woning aan de [adres 2]) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, munitie van categorie III, te weten een aantal patronen (type nny-80, 7.65 mm), voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
Art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijsoverweging ten aanzien van de feit 1 (vrijspraak) en feit 2 (bewezenverklaring).
Uit het onderzoek ter terechtzitting en het procesdossier is - kort gezegd - het navolgende gebleken.
Op 8 januari 2015 omstreeks 23.30 uur zien verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] op de parkeerplaats De Geffense Barrière te Geffen, nabij het BP benzinestation langs de autosnelweg A59, twee achter elkaar geparkeerde personenauto’s tussen de vrachtwagens. De laatste tijd is veel sprake geweest van ladingdiefstallen.Verbalisanten besloten de voertuigen en de inzittenden te controleren.
Het voorste voertuig betrof een Audi type A4 voorzien van het kenteken [kenteken] en het achterste voertuig betrof een Citroën type C1 met het kenteken [kenteken]. Het kenteken van de Audi stond op naam van verdachte en het kenteken van de Citroën op naam van zijn vrouw.
Op het moment dat verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] in een opvallend dienstvoertuig kwamen aanrijden, liep een man vanuit voornoemde auto’s in de richting van het tankstation. Dit bleek later verdachte te zijn.
In de Audi zat achter het stuur een persoon, waarvan later is gebleken dat dit [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1]) betrof. Betrokkene kon zich niet legitimeren en zei dat zijn identiteitspapieren op het adres [adres 2] te Heesch lagen. [medeverdachte 1] had in zijn vest een zwarte kol zitten.
Verdachte kwam naar de auto’s gelopen en vroeg of hij kon helpen. Verbalisant [verbalisant 2] hoorde verdachte zeggen dat de aanwezige mannen vrienden van hem waren en dat de mannen sporters waren. Verdachte zei dat de identiteitsbewijzen van zijn vrienden bij hem in de woning te Heesch lagen. Verdachte kwam op de verbalisanten erg zenuwachtig over.
In de Citroën zaten twee manspersonen. De bestuurder van de Citroën had geen identiteitspapieren bij zich. Nadat de bestuurder naar zijn identiteitsbewijs is gevraagd, wees hij naar verdachte, alsof hij duidelijk wilde maken dat deze hier meer over kon vertellen.
De bestuurder bleek later te zijn genaamd [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2]).
Nadat de bijrijder van de Citroën werd gevraagd zich te identificeren, stapte de bijrijder uit en heeft hij samen met de ter plaatse gekomen verdachte gezocht in de achterklep van de Citroën. Verbalisant [verbalisant 2] zag dat ze uit de achterklep een rode boodschappentas van ‘Dirk’ pakten. Ze zag dat beiden aan de rechterzijde buiten de auto stonden en ze zag dat ze de tas op de achterbank hadden staan en in de tas aan het zoeken waren. Er werd iets uit deze tas gepakt, waarna de bijrijder weer op zijn stoel ging zitten en zijn paspoort ten name van [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3]) toonde.
Terwijl de verbalisanten nog in gesprek waren met de aanwezige personen vroeg verdachte aan verbalisant [verbalisant 2] of hij naar het toilet mocht. Verbalisant [verbalisant 2] had daar geen bezwaar tegen, waarna verdachte richting het tankstation is gelopen.
In het handschoenenvakje van de Citroën werden onder meer zwarte handschoenen en een sjaal of muts aangetroffen.
Uit veiligheidsoverwegingen heeft verbalisant [verbalisant 1] in de kofferbak van de Citroën gekeken. Hij trof daar twee bigshopper tassen aan. In één van de tassen zat een rol met zwarte vuilniszakken. Onder de vuilniszakken werden twee handvuurwapens aangetroffen.
Na onderzoek is gebleken dat dit twee pistolen betrof. Deze waren voorzien van een patroonhouder met daarin een aantal 9 mm. patronen.
Het viel verbalisanten meteen op dat [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] identieke kleding en schoenen aan hadden. Zij hadden de stellige indruk dat de kleding en de schoenen nieuw waren.
Nadat verdachte richting het tankstation is gelopen omdat hij zei dat hij naar het toilet moest, is hij niet meer naar de auto’s teruggekeerd. Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] troffen verdachte al rennend aan op de oprit A59/afrit tankstation Geffens Barrière. Verdachte kwam de verbalisanten tegemoet gerend.
De vier verdachten zijn op 8 januari 2015 aangehouden. Medeverdachten [medeverdachte 3], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben verklaard dat zij op 6 januari 2015 vanuit Ljubljana naar Nederland zijn gekomen en in de woning van [verdachte] aan de [adres 2] te [plaats] hebben overnacht. Zij waren naar hun zeggen de avond dat zij zijn aangehouden gezamenlijk onderweg naar Rotterdam.
Tijdens de fouillering is in de jaszak van [medeverdachte 2] een zwart skimasker aangetroffen. Ook in de jas van [medeverdachte 3] is een skimasker aangetroffen. Deze skimaskers waren identiek. In de Citroën zijn nog een zwart skimasker en zwarte handschoenen aangetroffen aan de zijde van de bijrijder.
In de kofferbak van de Citroën zijn drie identieke ijzeren staven aangetroffen. In de twee tassen met het opschrift ‘Dirk’ en een AH-tas, aangetroffen in de Citroën, zijn drie sets kleding en schoenen aangetroffen.
Op grond van het vorenstaande stelt de rechtbank vast dat de drie buitenlandse mannen zeer kort voor hun aanhouding naar Nederland zijn gekomen en bij verdachte hebben overnacht. Verdachte en de drie buitenlandse mannen zijn op 8 januari 2015 gezamenlijk op pad gegaan. Ten tijde van de aanhouding hadden twee van de verdachten geen geldig identiteitsbewijs bij zich. Deze identiteitsbewijzen lagen in de door [verdachte] gehuurde woning in [plaats].
De drie buitenlandse verdachten hadden ten tijde van de aanhouding identieke nieuwe kleding en schoenen aan. Zij bevonden zich in twee auto’s, die op naam van [verdachte] of zijn vrouw stonden. In de Citroën is (reserve)kleding aangetroffen voor drie personen. Ook zijn er drie skimaskers, handschoenen, gezicht bedekkende kleding, drie identieke ijzeren staven en twee geladen wapens aangetroffen. De kleding en de wapens zaten in drie tassen (AH en Dirk), waarvan mag worden uitgegaan dat deze afkomstig zijn uit Nederland. De betrokkenen verklaarden ten tijde van de aanhouding en/of in de loop van het onderzoek tegenstrijdig over het doel van hun komst naar Nederland en de reden waarom zij die avond op pad waren. Terwijl de verbalisanten een nader onderzoek instelden naar de identiteit van de drie buitenlandse mannen en de voertuigen controleerden, is verdachte op de vlucht geslagen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan, op grond van de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden, niet anders worden geconcludeerd dan dat de verdachten gezamenlijk onderweg waren naar een vooraf bepaald, niet nader concreet geworden bestemming. Hoewel niet bekend is geworden wat de verdachten van plan waren te gaan doen, kan uit de aard van de aangetroffen goederen en de kleding van verdachten en de omstandigheden waaronder zij zijn aangetroffen worden afgeleid dat zij het oog hadden op het plegen van een misdrijf en dat zij allen betrokken waren bij de voorbereiding van dit misdrijf. De planmatigheid blijkt onder meer uit het feit dat drie van de verdachten identieke donkere kleding droegen, dat ze drie stuks vermommingen, drie wapenstokken en drie sets reservekleding bij zich hadden. De rechtbank acht het aannemelijk dat de aangetroffen vuurwapens onderdeel uitmaakten van het voorgenomen plan. Gelet op dit gezamenlijk optreden kan het niet anders zijn dan dat bij verdachte en de medeverdachten sprake is geweest van bewustheid met betrekking tot de aanwezigheid van de in de Citroën aangetroffen goederen, waaronder de twee geladen vuurwapens. Gelet op de feiten en omstandigheden acht de rechtbank het volstrekt onaannemelijk dat verdachte niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de in de Citroën aangetroffen goederen.
Op grond van artikel 46 Sr is voorbereiding van een misdrijf, waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, strafbaar, wanneer de dader opzettelijk voorwerpen voorhanden heeft gehad, bestemd tot het begaan van dat misdrijf. Het maximum van de hoofdstraffen op het misdrijf gesteld wordt bij de voorbereiding met de helft verminderd.
Gelet op de wettelijke bepaling is voorbereiding niet in zijn algemeenheid strafbaar gesteld. Uit de bewijsmiddelen moet blijken op welk hoofdfeit de voorbereidingshandelingen waren gericht. Een zogenoemde alternatieve bewezenverklaring is toelaatbaar voor zover een keuze uit de alternatief vermelde kwalificaties voor de strafrechtelijke betekenis van het feit niet van belang is.
Zoals gezegd kan op grond van de aard van de aangetroffen voorwerpen nauwelijks worden getwijfeld over de bestemming van deze goederen, namelijk de aanwending van deze goederen voor een crimineel doel. De rechtbank is echter van oordeel dat het opzetvereiste op een bepaald misdrijf, waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, niet kan worden bewezen. Van concrete plannen welk misdrijf de vier mannen wilden plegen, ontbreekt iedere aanwijzing. Nu niet kan worden bewezen op welk misdrijf de opzet van verdachte is gericht, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de onder 1 ten laste gelegde voorbereidingshandelingen.
Gelet op het hiervoor overwogene acht de rechtbank wel bewezen dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten en dat verdachte tezamen en in vereniging met de medeverdachten de in de Citroën aangetroffen vuurwapens en de in de patroonhouders aangetroffen munitie voorhanden heeft gehad. De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.

Vrijspraak ten aanzien van feit 3.

De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 3 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
In de woning aan de [adres 2] te [plaats] is een aantal patronen aangetroffen. Verdachte en de medeverdachten hebben kort voor het aantreffen van de patronen in voornoemde woning verbleven.
Voor het voorhanden hebben van de munitie dient verdachte enige wetenschap van de aanwezigheid van deze munitie te hebben. Op grond van het onderzoek ter terechtzitting is niet duidelijk geworden wie deze patronen daar in die woning heeft achtergelaten en wie daarvan op de hoogte was. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 3 tenlastegelegde.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte:
2.
op 08 januari 2015 te Geffen, gemeente Oss, tezamen en in vereniging met anderen wapens en munitie van categorie III, te weten twee pistolen, voorzien van een patroonhouder met daarin een aantal 9 mm patronen, voorhanden heeft gehad.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.

Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3:
  • een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek van het voorarrest;
  • verbeurdverklaring van de in beslag genomen personenauto Citroën;
  • onttrekking aan het verkeer van de wapens, staven en munitie.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het met anderen voorhanden hebben van twee wapens met bijbehorende munitie. De wapens lagen in een auto, welke auto zich bevond op de openbare weg. De wapens waren voorzien van een patroonhouder en geladen met munitie. Naast voornoemde wapens zijn ook ijzeren staven, bivakmutsen, en skimaskers aangetroffen. Bij het bepalen van de straf houdt de rechtbank rekening met de omstandigheden waaronder de wapens zijn aangetroffen.
Een delict als het onderhavige veroorzaakt veel maatschappelijke onrust en leidt tot toename van gevoelens van angst en onveiligheid onder burgers.
Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens verhoogt het risico op een levensbedreigend geweldsdelicten. Daarom moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank verdachte van het onder 1 en 3 tenlastegelegde zal vrijspreken en de rechtbank voorts van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

Het beslag.De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen in beslag genomen wapens en munitie vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit voorwerpen zijn met betrekking tot welke de feiten zijn begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.

Bij het onderzoek naar het door verdachte begane feit zijn drie ijzeren staven aangetroffen.
De rechtbank is van oordeel dat deze staven vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat deze aan verdachte en/of de medeverdachten toebehoren en deze staven van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang en de voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van een misdrijf, dan wel tot de belemmering van de opsporing daarvan.
De rechtbank is van oordeel dat de in beslag genomen Citroën kan worden teruggegeven aan de rechthebbende, nu het belang van de strafvordering zich niet meer verzet tegen een teruggave daarvan.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 27, 36b, 36c, 36d, 47, 57
Wet wapens en munitie art. 2, 55.

DE UITSPRAAK

T.a.v. feit 1, feit 3: Vrijspraak.
Verklaart het onder 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 2:
Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd
en Medeplegen van handelen in strijd met artikel, 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en).
T.a.v. feit 2:
Gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
Onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen goederen, te weten:
- twee pistolen, munitie en drie ijzeren staven.
Teruggave aan de rechthebbende van de in beslag genomen:
- personenauto, Citroën met het kenteken [kenteken].
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M. Kooijmans-de Kort, voorzitter,
mr. J.H.L.M. Snijders en mr. W.T.A.M. Verheggen, leden,
in tegenwoordigheid van L. Scholl, griffier,
en is uitgesproken op 27 maart 2015.