ECLI:NL:RBOBR:2015:1673

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
27 maart 2015
Publicatiedatum
25 maart 2015
Zaaknummer
14_3735
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Parkeerbelasting voor elektrisch voertuig zonder betalingsbewijs op laadpaal

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 27 maart 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een eigenaar van een elektrisch voertuig, en de heffingsambtenaar van de gemeente 's-Hertogenbosch. Eiser had een naheffingsaanslag parkeerbelasting ontvangen van € 60,50, omdat zijn voertuig geparkeerd stond op een parkeerplaats die bestemd was voor het opladen van elektrische voertuigen, zonder dat er een betalingsbewijs voor de parkeerbelasting in het voertuig aanwezig was. Eiser stelde dat er onduidelijkheid bestond over de verplichting om parkeerbelasting te betalen, vooral gezien het feit dat hij gebruik maakte van een laadpaal.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de bebording bij de parkeerplaats duidelijk was en dat eiser had moeten begrijpen dat hij parkeerbelasting verschuldigd was. De rechtbank oordeelde dat het fotomateriaal bevestigde dat er geen misverstand kon bestaan over de verplichting om parkeerbelasting te betalen. Eiser had bovendien een avondparkeerabonnement, wat zijn argumenten over onduidelijkheid verder ondermijnde.

Eiser voerde aan dat er vanuit duurzaamheidsoverwegingen een onderscheid gemaakt zou moeten worden tussen elektrische en niet-elektrische voertuigen, maar de rechtbank oordeelde dat de gemeenteraad de bevoegdheid heeft om zelf beleid te bepalen en dat er geen strijd was met algemene rechtsbeginselen. De rechtbank concludeerde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de parkeerder om zich te vergewissen van de geldende parkeerregels en de noodzaak voor duidelijke communicatie van de gemeente.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 14/3735

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 maart 2015 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

en

de heffingsambtenaar van de gemeente 's-Hertogenbosch, verweerder

(gemachtigden: mr. R.A.M.T. Klaassen en P.T.M. van den Besselaar).

Procesverloop

Bij beschikking van 28 augustus 2014 heeft verweerder eiser een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd ten bedrage van € 60,50 (€ 2,50 verschuldigde parkeerbelasting en € 58,- voor kosten naheffing).
Bij uitspraak op bezwaar van 26 september 2014 (de bestreden uitspraak) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 maart 2015. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Op 28 augustus 2014 stond eisers auto met kenteken [nummer] geparkeerd aan de [adres] op een parkeerplaats die is bestemd voor het opladen van elektrische voertuigen. De [straatnaam 1] is op grond van de Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2014 aangewezen als locatie waar parkeerbelasting wordt geheven (de Verordening). Op het tijdstip dat werd gecontroleerd (14:28 uur) werd geen betalingsbewijs voor de parkeerbelasting in eisers auto aangetroffen. In verband hiermee is de naheffingsaanslag opgelegd.
2. Volgens vaste jurisprudentie rust op verweerder de verplichting kenbaar te maken dat parkeerbelasting is verschuldigd voor het parkeren van een voertuig op een bepaalde plaats, een bepaalde dag en tijd en gedurende een maximale tijdsduur. Daartoe dient verweerder aannemelijk te maken dat over de verschuldigdheid van de parkeerbelasting voor het parkeren door eiser geen misverstand kon bestaan. Verder rust op de parkeerder een onderzoeksplicht. Een parkeerder dient zich voor het parkeren ervan te vergewissen of ter plaatse een belastingplicht geldt en de wijze waarop aan die verplichting dient te worden voldaan.
3. De rechtbank is van oordeel dat het beschikbare fotomateriaal van eisers auto ten tijde van het belastbare feit er geen misverstand over laat bestaan dat er een duidelijke bebording bij eisers parkeerplaats stond waaruit eiser had moeten afleiden dat hij parkeerbelasting verschuldigd was. Eiser had bovendien sinds 27 juni 2014 een avondparkeerabonnement waarmee hij ter plekke vanaf 17:00 uur mocht parkeren. Eiser kan zich dan ook niet erop beroepen dat sprake was van onduidelijkheid. Voor zover eiser verwijst naar twee eerdere naheffingsaanslagen en een bon vanwege een Mulder-overtreding die zijn vernietigd c.q. geseponeerd vanwege onduidelijke bebording, moet de rechtbank vaststellen dat van onduidelijkheid nu geen sprake (meer) is.
4. Eiser voert aan dat verweerder vanuit duurzaamheidsoverwegingen een onderscheid zou moeten maken tussen het parkeren van elektrische en niet-elektrische auto’s. Verweerder stelt dat er geen apart beleid wordt gevoerd voor auto’s die parkeren en tegelijkertijd gebruik maken van de mogelijkheid om de auto elektrisch te laden aan de laadpaal en niet elektrische voertuigen. In de Verordening wordt op dit punt dan ook geen onderscheid gemaakt. De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 219, tweede lid, van de Gemeentewet de gemeenteraad, binnen het bij of krachtens de wet in formele zin gestelde kader, zelf invulling kan geven aan onder meer de vrijstellingen van gemeentelijke belastingen. In deze autonome bevoegdheid mag de rechter in beginsel niet treden. Daarop geldt een uitzondering indien moet worden geoordeeld dat het ontbreken van een bepaalde vrijstelling in strijd is met enig algemeen rechtsbeginsel (ECLI:NL:GHDHA:2014:3011). Gesteld noch gebleken is dat daarvan in dit geval sprake is.
5. Eiser heeft zich nog erop beroepen dat verweerder niet consequent handhaaft omdat hij regelmatig auto’s ziet staan op de parkeerplek aan een laadpaal die geen bon c.q. naheffingsaanslag krijgen. Verweerder heeft betwist dat zij niet consequent handhaven en stelt dat hij juist extra erop toeziet dat de parkeerplekken bij laadpalen juist worden gebruikt. De rechtbank heeft geen reden hieraan te twijfelen. Het feit dat eiser zelf in een relatief kort tijdsbestek meerdere malen een naheffingsaanslag of Mulder-bon heeft gekregen wijst hier ook op. Gelet op beschikbare mankracht is overigens niet onvoorstelbaar dat niet iedere overtreding of niet voldoen aan de belastingplicht opgemerkt wordt.
6. De rechtbank komt dan ook tot de slotsom dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.
7. Ter zitting heeft eiser nog aangevoerd dat hij deze zaak vooral ziet als een vehikel om het parkeer- c.q. vergunningbeleid voor elektrische auto’s aan de orde te stellen. Eiser wijst erop dat in het [straatnaam 2], waar hij vlakbij woont, sprake is van een parkeergebied waarvoor parkeervergunningplicht geldt. Eiser staat op de wachtlijst voor een dergelijke vergunning. In dit gebied zijn ook parkeervakken met een laadpaal beschikbaar die volgens eiser nooit zijn bezet, kennelijk omdat volgens eiser niemand die in de vergunningzone woont een elektrische auto heeft. Het stoort eiser dat hij moet blijven wachten op een vergunning, terwijl de parkeervakken niet gebruikt worden. Verweerder ontkent het probleem niet, maar heeft aangegeven dat het probleem voor eiser naar verwachting opgelost zal zijn als de parkeergarage aan de [straatnaam 3] beschikbaar komt. Verweerder heeft ter zitting ook nog aangegeven te zullen bekijken of er nog een andere oplossing voor eiser mogelijk is. De rechtbank kan geen oordeel geven over deze kwestie omdat dit geen verband houdt met de opgelegde naheffingsaanslag. Partijen zullen hier samen in overleg uit moeten komen.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M.L. Wijnen, rechter, in aanwezigheid van mr. U. van Berkel- de Jongh, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2015.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.