ECLI:NL:RBOBR:2015:1536

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
23 maart 2015
Publicatiedatum
23 maart 2015
Zaaknummer
01/845469-14
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van opzetheling en gewoonteheling met gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 23 maart 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van medeplegen van opzetheling en gewoonteheling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte in een loods in Volkel een aanzienlijke hoeveelheid goederen heeft aangetroffen die van diefstal afkomstig bleken te zijn. De verdachte werd terzake van het medeplegen van opzetheling veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 18 maanden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachte op de hoogte moesten zijn van de herkomst van de goederen, gezien de omstandigheden waaronder deze waren aangetroffen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd, die vrijspraak had geëist voor het primair ten laste gelegde feit, maar bewezenverklaring voor de subsidiaire tenlastelegging. De rechtbank heeft de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat de verdachte werd vrijgesproken van de diefstal waarop de vordering betrekking had. De rechtbank heeft ook de teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen gelast aan de rechthebbenden, nu niet was aangetoond dat deze voorwerpen vatbaar waren voor verbeurdverklaring.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/845469-14
Datum uitspraak: 23 maart 2015
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1976],
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzittingen van 8 oktober 2014, 22 december 2014 en 9 maart 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 1 september 2014.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 9 maart 2015 is gewijzigd, is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 23 juni 2014 te Tilburg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (Volkswagen Golf met [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 juni 2014 te Volkel, gemeente Uden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een personenauto (Volkswagen Golf met [kenteken]) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van deze personenauto wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
2. hij in of omstreeks de pleegperiode van 19 februari 2012 tot en met 23 juni 2014, in Volkel, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander(en) een gewoonte heeft/hebben gemaakt van het plegen van opzetheling, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) op na te melden tijdstippen (telkens) na te melden goederen verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die goederen (telkens) wist(en) dat het door misdrijf verkregen goederen betrof:
1. in of omstreeks de periode van 06 februari 2014 tot en met 23 juni 2014 een Renault Twingo ([kenteken]), althans het chassis van voornoemd voertuig (delictnummer 2);
2. in of omstreeks de periode van 07 januari 2014 tot en met 23 juni 2014 een Peugeot 508 SW ([kenteken]), althans een koffer uit voornoemd voertuig (delictnummer 3);
3. in of omstreeks de periode van 15 augustus 2013 tot en met 23 juni 2014 een Audi Q5 ([kenteken]), althans een jas en/of een strandtent uit voornoemd voertuig (delictnummer 4);
4. in of omstreeks de periode van 19 juni 2013 tot en met 23 juni 2014 een VW Transporter ([kenteken]), althans een navigatiesysteem en/of een voetenbad en/of een brillenkoker en/of een versterker en/of een verrekijker uit voornoemd voertuig (delictnummer 5);
5. in of omstreeks de periode van 01 juni 2013 tot en met 23 juni 2014 een VW Transporter ([kenteken]), althans een meetstok uit voornoemd voertuig (delictnummer 6);
6. in of omstreeks de periode van 28 december 2013 tot en met 23 juni 2014 een Merida crossfiets (delictnummer 7);
7. in of omstreeks de periode van 10 augustus 2013 tot en met 23 juni 2014 een Skoda Octavia ([kenteken]), althans een navigatiesysteem uit voornoemd voertuig (delictnummer 8);
8. in of omstreeks de periode van 15 april 2013 tot en met 23 juni 2014 een VW Passat ([kenteken]), althans meerdere pennen uit voornoemd voertuig (delictnummer 9);
9. in of omstreeks de periode van 15 december 2013 tot en met 23 juni 2014 een VW Transporter ([kenteken]), althans vlaggen uit voornoemd voertuig (delictnummer 10);
10. in of omstreeks de periode van 09 februari 2014 tot en met 23 juni 2014 een VW Touran ([kenteken]), althans een navigatiesysteem/autoradio uit voornoemd voertuig (delictnummer 11);
11. in of omstreeks de periode van 01 juni 2013 tot en met 23 juni 2014 een VW Transporter ([kenteken]), althans een jas uit voornoemd voertuig (delictnummer 12);
12. in of omstreeks de periode van 01 juni 2013 tot en met 23 juni 2014 een VW Transporter ([kenteken]), althans meerdere pennen uit voornoemd voertuig (delictnummer 13);
13. in of omstreeks de periode van 03 juni 2013 tot en met 23 juni 2014 een boot, merk Bayliner (registratienummer [kenteken]) en/of een trailer ([kenteken]) (delictnummer 15);
14. in of omstreeks de periode van 21 juni 2014 tot en met 23 juni 2014 een Mercedes Benz ([kenteken]) (delictnummer 16);
15. in of omstreeks de periode van 24 mei 2014 tot en met 23 juni 2014 een Mercedes Benz ([kenteken]), althans de middenconsole met versnellingspook van voornoemd voertuig (delictnummer 17);
16. in of omstreeks de periode van 31 mei 2014 tot en met 23 juni 2014 een VW Transporter ([kenteken]), althans een navigatiesysteem (Navigon) uit voornoemd voertuig (delictnummer 18);
17. in of omstreeks de periode van 19 februari 2012 tot en met 23 juni 2014 een aanhanwagen (merk Anssems; [kenteken]/[kenteken]) (delictnummer 19);
18. in of omstreeks de periode van 09 februari 2014 tot en met 23 juni 2014 een VW Golf ([kenteken]), althans een Blaupunkt VW radio/cdspeler uit voornoemd voertuig (delictnummer 19);
19. in of omstreeks de periode van 25 april 2014 tot en met 23 juni 2014 een VW Golf ([kenteken]), althans airbags van/uit voornoemd voertuig (delictnummer 21);
20. in of omstreeks de periode van 27 november 2013 tot en met 23 juni 2014 een VW Polo ([kenteken]), althans een airbag uit voornoemd voertuig (delictnummer 22);
21. in of omstreeks de periode van 12 januari 2014 tot en met 23 juni 2014 een Kia Sportage ([kenteken]), althans een stoelenset uit voornoemd voertuig (delictnummer 23);
22. in of omstreeks de periode van 03 maart 2014 tot en met 23 juni 2014 een VW Polo ([kenteken]), althans een stoelenset uit voornoemd voertuig (delictnummer 24);
23. in of omstreeks de periode van 25 maart 2013 tot en met 23 juni 2014 een VW Polo ([kenteken]), althans een stoelenset uit voornoemd voertuig (delictnummer 25);
24. in of omstreeks de periode van 01 maart 2014 tot en met 23 juni 2014 een Ford Focus ([kenteken]) (delictnummer 27);
25. in of omstreeks de periode van 18 juni 2014 tot en met 23 juni 2014 een VW Golf ([vinnr.]) (delictnummer 30).
Tengevolge van een kennelijke schrijffout die in de tenlastelegging is begaan, staat onder feit 2:
- sub 12 vermeldt: “de periode van 01 juni 2013” in plaats van: de periode van 01 juni 2014;
- sub 13 vermeldt: “de periode van 03 juni 2013” in plaats van: de periode van 03 juni 2014;
- sub 18 vermeldt: “([kenteken])” in plaats van: ([kenteken]);
- sub 23 vermeldt: “([kenteken])” in plaats van: ([kenteken]).
De rechtbank herstelt deze schrijffouten en leest telkens het laatste in plaats van het eerste.
Voor zover voor het overige algemene schrijffouten in de tenlastelegging voorkomen, zijn deze door de rechtbank in de bewezenverklaring eveneens verbeterd.
Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Standpunt officier van justitie

De officier van justitie acht niet bewezen hetgeen onder 1, primair is ten laste gelegd. De onder 1, subsidiair en onder 2 ten laste gelegde feiten acht de officier van justitie bewezen.

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Subsidiair acht de raadsman hooguit schuldheling te bewijzen.

Vrijspraak feit 1 primair.

De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 primair (diefstal van een auto) is ten laste gelegd, omdat de rechtbank op grond van wettige bewijsmiddelen niet kan vaststellen dat verdachte betrokken was bij (het medeplegen) van de diefstal van de auto. Verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.

Bewijsoverweging feit 1 subsidiair en feit 2.

Op 23 juni 2014 werden in een loods aan de Zeelandsedijk in Volkel goederen aangetroffen die van diefstal afkomstig bleken te zijn. Die loods werd gehuurd door de medeverdachte in deze zaak, [medeverdachte] en werd gebruikt door hem en verdachte samen. In de loods werd een omvangrijke hoeveelheid goederen aangetroffen, waaronder een speedboot, een aantal auto’s met en zonder kentekenplaten, vele onderdelen en inventaris van auto’s en een aanzienlijke hoeveelheid uiteenlopende (persoonlijke) voorwerpen. Op grond van de inhoud van het dossier kan worden vastgesteld dat een groot aantal van deze goederen is gestolen dan wel afkomstig is uit gestolen auto’s.
De eigenaren van die gestolen auto’s gaven bij confrontatie met hun eigendommen telkens aan dat zij niet wisten hoe deze goederen in de loods terecht konden zijn gekomen, anders dan samen met de auto die bij hen was weggenomen.
Een van de aangetroffen auto’s was de Volkswagen Golf van benadeelde [slachtoffer 1] (feit 1). Deze auto is zeer kort na de diefstal, nog op dezelfde dag, 23 juni 2014, aangetroffen in de loods met op de voorstoel een speciale sleutel, bedoeld om autoportiersloten te openen zonder originele sleutel. De medeverdachte heeft verklaard dat die auto die middag door hem en verdachte op het terrein voor de loods werd aangetroffen met deels verwijderd dashboard en dat zij toen samen de auto in de loods hebben gestald. Deze auto was bij het aantreffen door de politie in de loods op 23 juni 2014 ook deels ontmanteld.
Verdachte heeft zich tijdens het hele onderzoek beroepen op zijn zwijgrecht en op geen enkele wijze uitleg willen geven over de aanwezigheid van de Volkswagen Golf en de grote hoeveelheid gestolen goederen in de bedrijfsruimten. De loods is verdeeld in twee bedrijfsruimten met een verbindingsdeur ertussen. [medeverdachte] heeft verklaard dat hij en verdachte ieder hun eigen bedrijfsruimte in de loods gebruikten en niet verantwoordelijk zijn voor wat werd aangetroffen in het loodsdeel van de ander.
De rechtbank gaat er echter van uit dat de loods in zijn geheel werd gebruikt door verdachte en medeverdachte samen. Dat leidt de rechtbank af uit het huurcontract vanaf 1 januari 2014, waarin de loods in zijn geheel werd gehuurd door de medeverdachte, de verklaringen van de verhuurster en de eigenares van de loods, die beiden verdachte en medeverdachte als gezamenlijke gebruikers van de loods noemen en voorts uit de verklaring van de medeverdachte, waaruit blijkt dat zij meestal samen in de loods aanwezig waren, ook vaak kwamen in het loodsdeel dat de ander gebruikte, gereedschappen en andere spullen van elkaar gebruikten en dat in het loodsdeel van de een ook goederen van de ander lagen. In het loodsdeel dat volgens [medeverdachte] door verdachte werd gebruikt, stond ook een brug waarover [medeverdachte] heeft verklaard dat hij die brug gebruikte om aan auto’s te werken.
Ook in het feit dat zij op 23 juni 2014 de Volkswagen Golf die op het buitenterrein voor de loods stond, samen in de loods hebben gezet en het feit dat zij die dag samen bij de loods arriveerden nadat alleen [medeverdachte] door de politie was gebeld over het aantreffen van de gestolen auto in de loods, ziet de rechtbank extra aanwijzingen voor de samenwerking tussen hen beiden.
De rechtbank gaat er dan ook van uit dat verdachte en medeverdachte alle van diefstal afkomstige goederen die in de beide ruimten in de loods werden aangetroffen, samen voorhanden hadden.
[medeverdachte] heeft verklaard dat de in de loods aangetroffen goederen zoals de auto’s en de boot en trailer, waren gestald door derden, die een vergoeding betaalden voor de opslag en van wie hij behalve de voornamen John en Mo geen gegevens had. Dat de goederen van diefstal afkomstig waren, was hen niet bekend, aldus de verklaring van [medeverdachte].
De rechtbank leidt echter uit het dossier af dat verdachte en medeverdachte op het moment van het voorhanden krijgen van deze goederen, moeten hebben geweten dat deze goederen afkomstig waren van diefstal.
Onder de aangetroffen goederen was een groot aantal persoonlijke bezittingen, zoals pasjes en een koffer op naam van de eigenaar, gebruikte kledingstukken en een brillenkoker. Deze goederen lagen volgens de aangevers in hun auto op het moment dat die werd gestolen.Nu het hier duidelijk zichtbaar gaat om persoonlijke bezittingen zonder marktwaarde, acht de rechtbank het hoogst onwaarschijnlijk dat verdachte en medeverdachte deze goederen afzonderlijk hebben gekocht of op andere wijze hebben verworven.
In de loods waren tevens al dan niet gedeeltelijk gestripte, auto’s en auto-onderdelen, gereedschappen en een brug aanwezig en uit de verklaring van [medeverdachte] blijkt dat in de loods ook werd gewerkt aan auto’s en auto-onderdelen.
De gestolen auto’s waaruit de bij verdachten aangetroffen goederen afkomstig zijn, zijn niet in de loods aangetroffen.
Echter, gelet op alle hiervoor geschetste omstandigheden en gelet op het feit dat verdachte en zijn medeverdachte geen (geloofwaardige) verklaring hebben gegeven voor de aanwezigheid van die goederen in hun loods, kan het niet anders zijn dan dat verdachte en medeverdachte ook de auto’s waarin zich die goederen bij de diefstal bevonden, voorhanden hebben gehad.
De rechtbank gaat ervan uit dat verdachten, wetende dat het gestolen auto’s betrof, kort na de diefstallen die auto’s met de zich daarin bevindende goederen hebben verkregen en dat zij vervolgens de auto’s in de loods hebben gestald en/of aan die auto’s zijn gaan werken.
Ten aanzien van de aangetroffen boot en trailer, die eveneens van diefstal afkomstig waren geldt dat verdachte ook hierover geen enkele verklaring heeft gegeven, terwijl de verklaring van medeverdachte, dat deze goederen waren gestald door derden waarbij verdachten niet wisten dat het gestolen goederen betrof, ook hier niet geloofwaardig is.
De rechtbank acht dan ook telkens opzetheling van de in de bewezenverklaring genoemde goederen bewezen.
Ten aanzien van de onder feit 2, nummer 6 genoemde crossfiets acht de rechtbank niet bewezen dat sprake is van heling, nu medeverdachte heeft verklaard dat hij deze fiets in zijn weiland heeft aangetroffen en meegenomen.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
1.op 23 juni 2014 te Volkel, gemeente Uden, tezamen en in vereniging met een ander, een personenauto (Volkswagen Golf met [kenteken]) voorhanden heeft gehad
terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen van deze personenauto wisten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2. in de pleegperiode van 19 februari 2012 tot en met 23 juni 2014, in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van opzetheling, immers hebben verdachte en zijn mededader op na te melden tijdstippen telkens na te melden goederen voorhanden gehad, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen van die goederen telkens wisten dat het door misdrijf verkregen goederen betrof:
1. in de periode van 06 februari 2014 tot en met 23 juni 2014 een Renault Twingo
([kenteken]);
2. in de periode van 07 januari 2014 tot en met 23 juni 2014 een Peugeot 508 SW
([kenteken]);
3. in de periode van 15 augustus 2013 tot en met 23 juni 2014 een Audi Q5
([kenteken]);
4. in de periode van 19 juni 2013 tot en met 23 juni 2014 een VW Transporter
([kenteken]);
5. in of omstreeks de periode van 01 juni 2013 tot en met 23 juni 2014 een VW Transporter ([kenteken]);
7. in de periode van 10 augustus 2013 tot en met 23 juni 2014 een Skoda Octavia
([kenteken]);
8. in de periode van 15 april 2013 tot en met 23 juni 2014 een VW Passat
([kenteken]);
9. in de periode van 15 december 2013 tot en met 23 juni 2014 een VW Transporter ([kenteken]);
10. in de periode van 09 februari 2014 tot en met 23 juni 2014 een VW Touran
([kenteken]);
11. in de periode van 01 juni 2013 tot en met 23 juni 2014 een VW Transporter
([kenteken]);
12. in of omstreeks de periode van 01 juni 2014 tot en met 23 juni 2014 een VW Transporter ([kenteken]);
13. in de periode van 03 juni 2014 tot en met 23 juni 2014 een boot, merk Bayliner (registratienummer [kenteken]) en een trailer ([kenteken]);
14. in de periode van 21 juni 2014 tot en met 23 juni 2014 een Mercedes Benz
([kenteken]);
15. in de periode van 24 mei 2014 tot en met 23 juni 2014 een Mercedes Benz
([kenteken]);
16. in de periode van 31 mei 2014 tot en met 23 juni 2014 een VW Transporter
([kenteken];
17. in de periode van 19 februari 2012 tot en met 23 juni 2014 een aanhangwagen
(merk Anssems; [kenteken]/[kenteken]);
18. in de periode van 09 februari 2014 tot en met 23 juni 2014 een VW Golf
([kenteken]);
19. in de periode van 25 april 2014 tot en met 23 juni 2014 een VW Golf
([kenteken]);
20. in de periode van 27 november 2013 tot en met 23 juni 2014 een VW Polo
([kenteken]);
21. in de periode van 12 januari 2014 tot en met 23 juni 2014 een Kia Sportage
([kenteken]);
22. in de periode van 03 maart 2014 tot en met 23 juni 2014 een VW Polo ([kenteken]);
23. in de periode van 25 maart 2013 tot en met 23 juni 2014 een VW Polo
([kenteken]);
24. in de periode van 01 maart 2014 tot en met 23 juni 2014 een Ford Focus
([kenteken]);
25. in de periode van 18 juni 2014 tot en met 23 juni 2014 een VW Golf
([vinnr.]).
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.

De officier van justitie concludeert tot vrijspraak van het onder 1 primair tenlastegelegde en tot bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde.
Hij vordert een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden, met aftrek van voorarrest. Hij vordert ook verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen niet teruggegeven voorwerpen, vermeld op de overgelegde lijst van inbeslaggenomen voorwerpen d.d. 9 februari 2015 onder nummers 2 tot en met 11, 13 tot en met 20, 22, 23, 24, 26 tot en met 32 en 38. De voorwerpen onder nummers 1, 12, 21, 33, 34 en 35 dienen te worden teruggeven aan degene onder wie de voorwerpen in beslaggenomen zijn.
De officier van justitie vordert de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet ontvankelijk te verklaren in diens vordering omdat verdachte dient te worden vrijgesproken van diefstal.
De officier van justitie maakt kenbaar voornemens te zijn een vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzetheling en gewoonteheling. In de bedrijfsruimten van verdachte en zijn mededader is een omvangrijke hoeveelheid goederen aangetroffen, waaronder auto’s en andere goederen, waarvan kan worden vastgesteld dat deze goederen gestolen zijn.
Het gaat om opzetheling van een groot aantal goederen van aanzienlijke waarde, zoals auto’s en een boot, gedurende een periode van bijna 2,5 jaar. Heling bevordert de diefstal van die goederen en zorgt bovendien voor een illegaal handelscircuit van goedkope goederen, waardoor de reguliere, eerlijke handel wordt verstoord en maatschappelijke schade wordt toegebracht.
De door verdachte en zijn mededader in vereniging gepleegde strafbare feiten hebben grote materiële schade veroorzaakt.
Verdachte heeft bij het plegen van de feiten gehandeld uit puur winstbejag en heeft zich niets aangetrokken van de belangen van de benadeelden.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden, zoals gevorderd.
De rechtbank acht vanuit een oogpunt van vergelding en ter beveiliging van de maatschappij een vrijheidsbeneming van lange duur op zijn plaats.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte wordt vrijgesproken van de tenlastegelegde diefstal waarop de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft en niet blijkt van een causaal verband tussen het handelen van verdachte en de schade. De rechtbank zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van de verdachte als bedoeld in artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering. Deze kosten worden begroot op nihil.

Beslag.

De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan diegene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt, nu naar het oordeel van de rechtbank ten aanzien van deze inbeslaggenomen voorwerpen niet is aangetoond dat deze vatbaar zijn voor verbeurdverklaring en het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen goederen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 47, 57, 416, 417.

DE UITSPRAAK

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair en onder 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1 subsidiair: medeplegen van opzetheling. T.a.v. feit 2: medeplegen van: een gewoonte maken van opzetheling. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf:
een
gevangenisstrafvoor de duur van 18 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1 subsidiair).Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.

Beslissing met betrekking tot de inbeslaggenomen voorwerpen.Gelast de teruggave van de inbeslaggenomen voorwerpen aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt, voor wat betreft de voorwerpen, genoemd op de aan dit vonnis gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen d.d. 9 februari 2015, onder nummers 1 tot en met 24, 26 tot en met 35 en 38.

Dit vonnis is gewezen door:
mr. M. Lammers, voorzitter,
mr. H.A. van Gameren en mr. J.M.J. Denie, leden,
in tegenwoordigheid van J.F.A. Verhagen, griffier,
en is uitgesproken op 23 maart 2015.
Mr. J.M.J. Denie is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.