ECLI:NL:RBOBR:2015:1490

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
19 maart 2015
Publicatiedatum
19 maart 2015
Zaaknummer
C/01/290326 / JE RK 15-241_2
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van voorlopige ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter op 19 maart 2015 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de voorlopige ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [kind 1] en [kind 2]. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om de kinderen voorlopig onder toezicht te stellen en uit huis te plaatsen in een pleeggezin of accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. Dit verzoek was gebaseerd op ernstige zorgen over de veiligheid en ontwikkeling van de kinderen, die getuige waren van fors huiselijk geweld tussen hun moeder en de vader van [kind 2]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder niet in staat is om de veiligheid van de kinderen te waarborgen en dat er een herhaald patroon van geweld is. De Raad heeft zijn verzoek onderbouwd met een raadsrapport waarin de kwetsbaarheid van de kinderen en de onveilige thuissituatie worden beschreven.

Tijdens de zitting heeft de moeder verweer gevoerd tegen de voorlopige ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing. Zij ontkent dat er sprake is van geweld en stelt dat zij in staat is om voor de kinderen te zorgen. De kinderrechter heeft echter geoordeeld dat er een ernstig vermoeden bestaat dat de kinderen in hun ontwikkeling worden bedreigd en dat de moeder niet in staat is om een veilige omgeving te bieden. De kinderrechter heeft daarom de beschikking van 24 februari 2015 bekrachtigd, die de voorlopige ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengt. Tevens is het verzoek van de moeder om een contactregeling met de kinderen afgewezen, omdat niet aan de voorwaarden van de wet is voldaan.

De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de uithuisplaatsing onmiddellijk van kracht is. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/01/290326 / JE RK 15-241_2
datum uitspraak: 19 maart 2015

beschikking ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing

in de zaak van

RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING, hierna te noemen de Raad,

gevestigd te Eindhoven.
betreffende
[naam kind 1], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], hierna te noemen [kind 1]
,
[naam kind 2], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], hierna te noemen [kind 2].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam], hierna te noemen: de moeder,

wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING,hierna te noemen : de GI, gevestigd te Amsterdam-Zuidoost
De kinderrechter merkt als informanten aan:

[vader 2] hierna te noemen: de biologische vader van [kind 2],

wonende te Eindhoven,

[vader 1] hierna te noemen: de biologische vader van [kind 1],

wonende te Eindhoven.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 24 februari 2015, ingekomen bij de griffie op 24 februari 2015;
  • de mail van mr. F.A.J. van Rijthoven van 2 maart 2015,
  • de brief met bijlagen van de Raad van 4 maart 2015, ingekomen bij de griffie op 5 maart 2015,
  • het verweerschrift van moeder, ingediend door mr. F.A.J. van Rijthoven, ingekomen bij de griffie op 5 maart 2015,
  • de brief met bijlagen van mr. F.A.J. van Rijthoven, ingekomen ter griffie op 6 maart 2015.
Op 6 maart 2015 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. F.A.J. van Rijthoven
- de biologische vader van [kind 2],
- de biologische vader van [kind 1],
- een vertegenwoordigster van de Raad,
- een vertegenwoordigster van de GI.

De feiten

De moeder heeft het gezag over de kinderen.
Bij beschikking van 24 februari 2015 zijn [kind 1] en [kind 2] voorlopig onder toezicht gesteld tot 24 mei 2015. Ook is een machtiging verleend om [kind 1] en [kind 2] voor de duur van 4 weken uit huis te plaatsten in een pleeggezin, dan wel in een accommodatie jeugdhulpaanbieder.

Het verzoek

De Raad verzoekt [kind 1] en [kind 2] voor de duur van 3 maanden voorlopig onder toezicht te stellen van de GI. Daarnaast verzoek de Raad [kind 1] en [kind 2] uit huis te plaatsen in een pleeggezin of accommodatie van een jeugdhulp aanbieder voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling.
De Raad onderbouwt zijn verzoek met een raadsrapport (spoedonderzoek). Hieruit volgt – kort samengevat – het navolgende.
De kinderen worden ernstig bedreigd in hun ontwikkeling omdat er sprake is van fors huiselijk geweld tussen moeder en de vader van [kind 2] waar de kinderen getuige van zijn. Gezien de jonge leeftijd van de kinderen zijn ze erg kwetsbaar en moeder is niet in staat om de veiligheid van de kinderen te waarborgen. Er is sprake van een herhaald patroon van geweld waarbij het moeder niet lukt te stoppen met de relatie en haarzelf en de kinderen in veiligheid te brengen. Moeder bagatelliseert de zorgen tegenover de hulpverlening terwijl ze zelf regelmatig meldingen doet van fors geweld. De ambivalente houding van moeder en de excessen in het geweld maken dat de Raad van mening is dat acuut ingegrepen dient te worden om de veiligheid van de kinderen te waarborgen.
Ter zitting heeft de Raad het verzoek gehandhaafd. Het gaat om twee jonge kinderen waarvan de veiligheid direct gewaarborgd moet worden. Er moet een plan met [instelling] worden gemaakt om te zorgen dat de veiligheid wordt gegarandeerd.

Standpunten van belanghebbenden

Moeder voert verweer zoals in het verweerschrift naar voren gebracht. Moeder verzet zich tegen een voorlopige ondertoezichtstelling en tegen de uithuisplaatsing van de kinderen. Indien de verzoeken worden toegewezen verzoekt moeder een regeling vast te leggen over contact, informatie en omgang met de kinderen.
Moeder onderbouwt het verweer als volgt. Er is geen sprake van geweld tussen haar en de vader van [kind 2] waar de kinderen bij zijn. Moeder wil de relatie met de vader van [kind 2] niet beëindigen. Zij is in staat de veiligheid van de kinderen te waarborgen. Daarnaast staat zij wel open voor hulpverlening indien de rechtbank meent dat dat noodzakelijk is.
Moeder geeft aan dat zij de onderliggende stukken van de zorgmeldingen op 23 en 24 februari 2015 niet heeft ontvangen, net als de onderbouwing van de aangiftes die moeder gedaan zou hebben. De meldingen zijn niet helder en geven geen en onvoldoende aanleiding om direct ingrijpen door de Raad te rechtvaardigen en de kinderen uit huis te plaatsen. Moeder is van mening dat de kinderen nog erg jong zijn en zich moeten kunnen hechten aan hun moeder. Moeder heeft een groot aantal steunbetuigingen in het geding gebracht waaruit blijkt dat moeder heel goed zelf de verzorging en opvoeding van de kinderen op zich kan nemen.
Indien de kinderrechter van oordeel is dat er wel een voorlopige ondertoezichtstelling noodzakelijk is en de kinderen uit huis geplaatst dienen te worden, verzoekt moeder op grond van artikel 1:265f BW een regeling vast te stellen waarbij moeder op maandag, woensdag, vrijdag, zaterdag en zondag tussen 9.00 en 12.00 uur contact met de kinderen heeft en elke dag telefonisch contact met de pleegouders om te horen hoe het is gegaan met de kinderen. Moeder heeft behoefte aan contact met haar kinderen. Op grond van artikel 1:262 BW moet de GI inspanningen verrichten die erop zijn gericht om de ouder zoveel mogelijk verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding te laten dragen.
De moeder heeft nog aangegeven dat de kinderen nooit zijn geslagen of opgesloten. De biologische vader van [kind 2] heeft haar nog nooit geslagen en zij heeft nooit aangifte gedaan tegen de vader van [kind 2]. Het klopt wel dat zij wel eens ruzie heeft met de vader van [kind 2].
De vertegenwoordigster van de GI heeft ter zitting aangegeven dat het haar, toen zij de kinderen ging ophalen, opviel dat de slaapkamers van de kinderen en moeder slordig waren, dat onduidelijk was wie waar sliep en het bedje van [kind 1] bevuild was. Tijdens het wegbrengen van de kinderen naar het pleeggezin heeft [kind 1] verteld dat [kind 2] nooit in de autogordel hoefde omdat moeder dat ook nooit deed. [kind 1] had bloed aan haar vinger en vertelde daarover dat zij was geslagen en dat er veel ruzie was tussen de biologische vader van [kind 2] en moeder. Dat vertelt ze ook aan andere mensen die in het pleeggezin komen. De gezinsvoogd heeft de afgelopen dagen veel contact gehad met zowel moeder, de vader van [kind 2], de vader van [kind 1], de broer van moeder en haar vader. Het bezoek van moeder aan de kinderen afgelopen week is niet goed verlopen omdat de vader van [kind 2], tegen de afspraak in, wel in de omgeving aanwezig was en moeder niet op de afgesproken wijze afscheid heeft genomen van de kinderen waardoor dat voor [kind 1] heel belastend is geweest. Tot slot heeft de vertegenwoordigster aangegeven dat zij veel mensen heeft gesproken en dat eigenlijk al die mensen aangeven het moeilijk te vinden om open te spreken over wat er recentelijk en in het verleden is gebeurd.

De verdere beoordeling

[instelling] ontvangt sinds november 2014 signalen over een onveilige thuissituatie van de kinderen bij moeder. De Raad deelt deze zorgelijke signalen en is van mening dat de kinderen niet in een veilige omgeving opgroeien. Nadat de voorlopige ondertoezichtstelling is uitgesproken heeft de gezinsvoogd eveneens een slordige situatie in de woning bij moeder aangetroffen en heeft [kind 1] zorgelijke uitspraken gedaan over de situatie bij moeder en over de vader van [kind 2]. Hier tegenover staat de verklaring van moeder en de vader van [kind 2] die aangeven dat moeder haar kinderen wel een veilige opvoedingsomgeving kan bieden en zelf voor hen kan zorgen. Zij ontkent dat er sprake is van huiselijk geweld maar erkent dat er ruzies zijn tussen haar en de vader van [kind 2]. Moeder onderbouwt haar verweer zelf voor de kinderen te kunnen zorgen met een aantal verklaringen, onder andere van de huisarts, het consultatiebureau, de kraamhulp en diverse kennissen. Deze verklaringen onderbouwen het verweer van moeder naar het oordeel van de kinderrechter echter niet. In de verklaringen van de huisarts en de verpleegkundige van het consultatiebureau is niet te lezen dat de kinderen bij moeder veilig zijn nu zij beiden aangeven geen inzicht in de thuissituatie van moeder te hebben.
De kinderrechter is gelet op het voorgaande van oordeel dat er een ernstig vermoeden bestaat dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Alhoewel op zich juist is dat de zorgmeldingen die zijn gedaan en de aangiftes van moeder waarover wordt gesproken niet zijn overgelegd, maakt dit het oordeel niet anders. De gezinsvoogd dient de situatie gedurende de voorlopige ondertoezichtstelling te volgen om de veiligheid van de kinderen te waarborgen.
Nu de kinderrechter van oordeel is dat er sprake is van een ernstig vermoeden dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd en moeder de veiligheid van de kinderen in de thuissituatie niet kan waarborgen, zal de machtiging tot uithuisplaatsing worden verlengd.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter de beslissingen die op 24 februari 2015 zijn genomen, bekrachtigen. Daarnaast zal de kinderrechter de uithuisplaatsing van [kind 1] en [kind 2] in een pleeggezin dan wel accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengen voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling nu dat noodzakelijk is in het belang van hun verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek).
Met betrekking tot het subsidiaire verzoek van moeder een zorgregeling vast te stellen tussen moeder en de kinderen overweegt de kinderrechter als volgt.
Artikel 1:265f, eerste lid BW bepaalt dat de GI, voor zover noodzakelijk in verband met de uithuisplaatsing van de minderjarige, de contacten tussen de met het gezag belaste ouder en de minderjarige kan beperken. In het tweede lid is opgenomen dat een beslissing van de GI als een schriftelijke aanwijzing geldt en dat de artikelen 264 en 265 van overeenkomstige toepassing zijn, met dien verstande dat de kinderrechter een zodanige regeling kan vaststellen als hem in het belang van de minderjarige wenselijk voorkomt.
Moeder heeft niet gesteld en evenmin is gebleken dat de GI een schriftelijke aanwijzing heeft gegeven als bedoeld in genoemd artikel 1:265f, eerste lid BW. Evenmin is gesteld, noch is gebleken dat moeder de GI heeft verzocht deze aanwijzing geheel of gedeeltelijk in te trekken, zoals in artikel 1:265, eerste lid BW. Nu niet aan de voorwaarden van artikel 1:265f BW is voldaan zal het verzoek van moeder worden afgewezen.

De beslissing

De kinderrechter:
bekrachtigt de beschikking van deze rechtbank van 24 februari 2015 betreffende de voorlopige ondertoezichtstelling en de spoed machtiging tot plaatsing van voornoemde minderjarigen in een pleeggezin, dan wel in een accommodatie jeugdhulpaanbieder;
verleent machtiging tot uithuisplaatsing van [kind 1] en [kind 2] in een pleeggezin, dan wel in een accommodatie jeugdhulpaanbieder, met ingang van 24 maart 2015 voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. F.E. Roll, kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2015.
conc. sve
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
's-Hertogenbosch