vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Parketnummer: 01/845118-14
Datum uitspraak: 18 maart 2015
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1988],
wonende te [woonplaats]
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 27 mei 2014, 22 juli 2014 en 4 maart 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 8 mei 2014.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 22 juli 2014 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 september
2012 tot en met 18 februari 2014 te [pleegplaats] (telkens) opzettelijk heeft verkocht
en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens)
opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende
amfetamine en/of een hoeveelheid pillen bevattende MDMA, zijnde amfetamine
en/of MDMA (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op of omstreeks 18 februari 2014 te [pleegplaats] opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 464 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
amfetamine en/of ongeveer 81 pillen, in elk geval een hoeveelheid pillen
bevattende MDMA, zijnde amfetamine en/of MDMA (telkens) een middel als bedoeld
in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het
vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijsoverweging.
Door de verdediging is vrijspraak van het ‘dealen’ van drugs bepleit. De rechtbank acht ‘de handel’, in de zin van verkopen, evenwel bewezen, gelet op de verklaring van verdachte zelf, de verklaring van[getuige] en door verdachte gevoerde chatgesprekken.
Uit deze bewijsmiddelen volgt niet dat verdachte langer dan vanaf januari 2013 in harddrugs heeft gehandeld. Gelet op vorenstaande zal de rechtbank ten aanzien van feit 1 een kortere periode bewezen verklaren dan ten laste is gelegd.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
1.
o
p tijdstippen in de periode van 1 januari 2013 tot en met 18 februari 2014 te [pleegplaats] (telkens) opzettelijk heeft verkocht een hoeveelheid van een materiaal bevattende
amfetamine en/of een hoeveelheid pillen bevattende MDMA, zijnde amfetamine
en/of MDMA (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
op 18 februari 2014 te [pleegplaats] opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en een hoeveelheid pillen bevattende MDMA, zijnde amfetamine en/of MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf.
De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van feit 1 en 2: een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede verbeurdverklaring van het in beslag genomen geldbedrag van € 825,--.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich te [pleegplaats] gedurende de periode van ongeveer een jaar schuldig gemaakt aan de handel in harddrugs. Het is algemeen bekend dat verdovende middelen schade toebrengen aan de gezondheid van de gebruikers van deze middelen. Bovendien bekostigen gebruikers hun drugsgebruik vaak door diefstal of ander crimineel gedrag, waardoor schade en overlast wordt toegebracht aan anderen. Uit het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 30 januari 2015 blijkt dat verdachte meerdere keren eerder ter zake van soortgelijke feiten werd veroordeeld.
De rechtbank houdt daarentegen, in het voordeel van verdachte, rekening met de omstandigheid dat verdachte een eigen woning, een baan en een (schijnbaar) stabiele relatie heeft. Voorts betrekt de rechtbank bij haar oordeel dat de deskundige[deskundige], reclasseringswerker, ter terechtzitting heeft verklaard dat bij verdachte probleembesef ontbreekt, alsmede dat een diagnostisch onderzoek door een Forensische Psychiatrische Polikliniek of soortgelijke instelling, gewenst is. Dat diagnostisch onderzoek zou dan bij voorkeur dienen te worden opgelegd in het kader van een (voorwaardelijke) straf met bijzondere voorwaarden. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard bereid te zijn om mee te werken aan een diagnostisch onderzoek.
Bij haar beslissing haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf.
De rechtbank zal deze gevangenisstraf voor een gedeelte voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zullen na te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat diagnostisch onderzoek van verdachte, alsmede (vervolgens) een op de problematiek van verdachte toegespitste behandeling dringend noodzakelijk is. Het voortvarend uitvoeren van dit diagnostisch onderzoek en de behandeling van verdachte zouden door oplegging van een gevangenisstraf zoals geëist worden belemmerd. Gelet hierop en op de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals hiervoor genoemd, zal de rechtbank ondanks de ernst van de bewezenverklaarde feiten volstaan met oplegging van een straf zoals hierna te melden. Daarmee biedt de rechtbank verdachte een kans om nu daadwerkelijk zijn leven een positieve wending te geven en te stoppen met het plegen van misdrijven. Verdachte dient er daarbij wel rekening mee te houden dat, mocht hij deze kans niet grijpen en zich weer schuldig maken aan het plegen van harddrugs gerelateerde misdrijven, hij gelet op zijn strafblad en de thans bewezenverklaarde feiten, niet meer hoeft te rekenen op een nieuwe kans en in beginsel rekening dient te houden met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanmerkelijke duur. Gelet op de aard en ernst van de feiten en de bij verdachte aanwezige persoonsproblematiek zal de rechtbank aan de voorwaardelijke straf een proeftijd van drie jaar verbinden.
Beslag.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het in het dictum nader te noemen in beslag genomen geldbedrag aan verdachte, nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van het in beslag genomen goed. De rechtbank acht op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, anders dan de officier van justitie, onvoldoende aannemelijk geworden dat dit geldbedrag door middel van de bewezenverklaarde feiten is verkregen, zodat de rechtbank niet komt tot verbeurdverklaring van dit geldbedrag.