Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
Vloercon BV, gevestigd te Geffen,
1.de besloten vennootschap [gedaagde 1],
NICON BV VLOEREN B.V.,
1.De procedure
- het tussenvonnis van 2 juli 2014
- het proces-verbaal van comparitie van 2 juli 2014
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
omdatdit zal worden aangevraagd en terwijl de schuldeischer volkomen bekend is met den toestand waarin zijn schuldenaar verkeert.
Zij laat al die gevallen onaangetast, waarin eene schuld op regelmatige wijze wordt geïnd, waarin de betaling verkregen wordt door daarop aan te dringen, vonnis te vragen, beslag te leggen of te executeren” aldus dat die ziet op alletwee de uitzonderingen op de hoofdregel.
Zij...” uitsluitend terugverwijst naar de tweede uitzondering (die hij niet aan zijn vordering ten grondslag heeft gelegd) en van geen betekenis is voor de eerste uitzondering betreffende wetenschap van een gedane faillissementsaanvrage.
Zij...” terugverwijst naar het onderwerp van de voorafgaande volzin, te weten: “
Dezelfde overweging…”. In die uitleg verwijst “
Zij...” dan naar de overweging die ten grondslag ligt aan allebei de voorgestelde uitzonderingen. Die uitleg is ook juridisch-inhoudelijk meer voor de hand liggend omdat niet valt in te zien waarom inning middels executie bij kwalijk overleg tussen schuldenaar en schuldeiser (de 2e uitzondering) buiten schot zou moeten blijven en inning bij wetenschap van het gedaan zijn van de aanvrage (de 1e uitzondering niet) niet.
De schuldeischer, die niet bloot een faillissement ducht, maar de zekerheid heeft verkregen dat daartoe aanvrage is gedaan, mag gezegd worden in strijd te handelen met de goede trouw door hem ook jegens zijne mede-schuldeischers in acht te nemen, wanneer hij onder die omstandigheden nog betaling van zijn schuldenaar vraagt en aanneemt, en zich op die wijze aan den concursus onttrekt.”. Die woorden en met name de frase “
vraagt en aanneemt” geven aan dat de wetgever pas een onder omstandigheden actieve rol van de schuldeiser en schuldenaar voor de toepasselijkheid van artikel 47 Fw. vereist achtte.
Loeffen q.q./ Mees en Hope I). Maar het bijzondere van dat geval blijkt uit ’s Hogen Raads overweging 3.4 met de volzin, luidende:
Mr. S / Brouwer,r.o. 3.4.2).
door Vloercon BVvan een opeisbare schuld aan [gedaagde 1] & Nicon. Artikel 47 Fw. mist dan toepassing (in gelijke zin: Rb. A’dam, 05-02-2003, NJ 2003/412). De rechtbank komt niet meer toe aan de vraag [gedaagde 1] & Nicon op de bijeenkomst van 20 augustus 2012 er op de hoogte van zijn gebracht dat [debiteur 2] het faillissement van Vloercon BV reeds had aangevraagd. Curator kon naar luid van artikel 47 Fw. die betalingen niet vernietigen. Daarop stuiten zijn vorderingen af.
€ 1.788,00