Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[bedrijf],
De tenlastelegging.
1. zij op of omstreeks 15 februari 2013, te Sterksel, gemeente Heeze-Leende, al dan niet opzettelijk stoffen, te weten verontreinigd en/of afvalwater, heeft gebracht in een kavelsloot aan of nabij de [adres] aldaar, zijnde een oppervlaktewaterlichaam, terwijl:
een daartoe strekkende vergunning niet was verleend door Onze Minister dan wel het bestuur van het betrokken waterschap en
daarvoor geen vrijstelling was verleend bij of krachtens algemene maatregel van bestuur en
artikel 6.3 van de Waterwet niet van toepassing was;
2. zij in of omstreeks de periode van 18 februari 2013 tot en met 24 september 2013, in de gemeente Heeze-Leende, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, al dan niet opzettelijk, meermalen, althans een maal, heeft gehandeld in strijd met een of meer voorschrift(en) van de omgevingsvergunning van Gedeputeerde Staten van de Provincie Noord-Brabant d.d. 9 november 2006, welk(e) voorschrift(en) betrekking had(den) op activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, te weten het oprichten, veranderen of veranderen van de werking en/of het in werking hebben van een inrichting, gevestigd te [adres], immers werd toen daar telkens, in strijd met voorschrift 4.1.10, overtollig water uit de bassins geloosd op de wasplaats en niet in een gesloten tankwagen overeenkomstig de wettelijke voorschriften afgevoerd naar een erkend verwerker;
De formele voorvragen.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
De bewezenverklaring.
1. op 15 februari 2013, te Sterksel, gemeente Heeze-Leende, stoffen, te weten verontreinigd water, heeft gebracht in een kavelsloot aan of nabij de[adres] aldaar, zijnde een oppervlaktewaterlichaam, terwijl:
een daartoe strekkende vergunning niet was verleend door Onze Minister dan wel het bestuur van het betrokken waterschap en
daarvoor geen vrijstelling was verleend bij of krachtens algemene maatregel van bestuur en
artikel 6.3 van de Waterwet niet van toepassing was.
2. in de periode van 18 februari 2013 tot en met 24 september 2013 in de gemeente Heeze-Leende tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk meermalen heeft gehandeld in strijd met een voorschrift van de omgevingsvergunning van Gedeputeerde Staten van de Provincie Noord-Brabant d.d. 9 november 2006, welk voorschrift betrekking had op activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, te weten het veranderen van de werking van een inrichting gevestigd te Sterksel, [adres], immers werd toen daar telkens, in strijd met voorschrift 4.1.10, overtollig water uit de bassins geloosd op de wasplaats en niet in een gesloten tankwagen overeenkomstig de wettelijke voorschriften afgevoerd naar een erkend verwerker;
De strafbaarheid van het feit.
De strafbaarheid van verdachte.
Oplegging van straf en/of maatregel.
- een geldboete van € 75.000,-- waarvan € 25.000,-- voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en
- drie maanden stillegging van de onderneming voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Toepasselijke wetsartikelen.
DE UITSPRAAK
Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 6.2, eerste lid van de Waterwet, begaan door een rechtspersoon.Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde feit.
Medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 2.3 aanhef en onder a of b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd
of
geldboetevan
€ 2.000,--[tweeduizend euro].
Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde feit.
geldboetevan
€ 75.000,--[vijfenzeventigduizend euro].
€ 25.000,-- [vijfentwintigduizend euro] niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Het relaas van [verbalisant 1].
De brief van Waterschap de Dommel aan [bedrijf] van 15 maart 2013met bijlagen, opgemaakt en ondertekend door [verbalisant 1]. Deze brief houdt onder meer en zakelijk weergegeven het navolgende in [pag. 74-76].
De brief van Waterschap de Dommel aan [bedrijf] van 24 april 2013opgemaakt en ondertekend door [verbalisant 1]. Deze brief houdt onder meer en zakelijk weergegeven het navolgende in [pag. 97-99].
De verklaring van [medeverdachte 2], directeur van verdachte, ter terechtzitting van 3 maart 2015 afgelegd.
Het relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3].
Het relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3].
Het relaas van [verbalisant 4].
Het relaas van [verbalisant 4].
Het besluit van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant van 9 november 2006op de aanvrage van [bedrijf] [pag. 623-720]
Het relaas van [verbalisant 5].
Het relaas van [verbalisant 6].
De verklaring van [medeverdachte 3]
De verklaring van [medeverdachte 4].
De verklaring van [medeverdachte 1].