Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verdachte],
De tenlastelegging.
De formele voorvragen.
Het standpunt van de officier van justitie.
Het standpunt van de verdediging.
DE UITSPRAAK
.
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 17 maart 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een planner in loondienst bij een recyclingbedrijf. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van het feitelijk leidinggeven aan het in strijd met de verleende omgevingsvergunning lozen van overtollig water via de wasplaats van het bedrijf. De tenlastelegging betrof handelingen die plaatsvonden tussen 18 februari 2013 en 24 september 2013 in de gemeente Heeze-Leende. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte van het primair ten laste gelegde feit zou worden vrijgesproken, terwijl voor het subsidiair ten laste gelegde feit een geldboete van € 1.500,-- werd geëist. De verdediging heeft bepleit dat de verdachte van alle ten laste gelegde feiten vrijgesproken diende te worden.
Na het onderzoek ter terechtzitting heeft de rechtbank geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de verboden gedragingen die plaatsvonden op het terrein van het bedrijf. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet als medepleger kon worden aangemerkt, noch als opdrachtgever of feitelijk leidinggever. De verdachte werd uiteindelijk vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde feit.