ECLI:NL:RBOBR:2015:1329

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
12 maart 2015
Publicatiedatum
11 maart 2015
Zaaknummer
01/839532-13
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 21-jarige verdachte voor gewapende overval en diefstallen

Op 12 maart 2015 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tegen een 21-jarige verdachte, die werd beschuldigd van een gewapende overval op een tankstation en meerdere diefstallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 12 april 2013 samen met anderen een gewapende overval heeft gepleegd op een tankstation in Schijndel, waarbij hij de pompbediende heeft bedreigd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. De verdachte heeft geld, sigaretten en snoepgoed weggenomen. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan benzinediefstallen op verschillende data in 2013 en 2015. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 640 dagen jeugddetentie, waarvan 240 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een behandelverplichting. De rechtbank heeft de toepassing van het jeugdstrafrecht gerechtvaardigd, ondanks dat de verdachte 21 jaar oud was ten tijde van de feiten, vanwege zijn licht verstandelijke beperking en de invloed daarvan op zijn gedragskeuzes. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische gevolgen voor de slachtoffers van de overval en de maatschappelijke impact van dergelijke delicten. De vordering van de benadeelde partijen is in zijn geheel toegewezen, met schadevergoedingen voor zowel materiële als immateriële schade.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummers:01/839532-13 en 01/860040-15 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 12 maart 2015
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1991],
wonende te [adres 1],
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van de onderzoeken ter terechtzitting van 5 februari 2014, 16 april 2014, 2 juli 2014, 17 september 2014, 22 oktober 2014 en 26 februari 2015.
Op 26 februari 2015 heeft de rechtbank de tegen verdachte, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak met parketnummer 01/839532-13 is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 8 januari 2014.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 26 februari 2015 is gewijzigd, is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 12 april 2013 te Schijndel tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen in/uit een tankstation gelegen aan de openbare weg, [adres 2], een hoeveelheid geld en/of een aantal pakjes sigaretten en/of shag en/of een hoeveelheid snoepgoed, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan[benadeelde partij 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] (pompbediende), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd: "Ik wil geld, ik wil geld zien" en/of "Snel opschieten, ik wil geld" en/of "Geef het geld", althans (telkens) woorden van dergelijke aard en/of strekking, en daarbij (telkens) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op, althans in de richting van, die [slachtoffer] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of die [slachtoffer] heeft/hebben weg geduwd en/of tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd: "Heb je nog meer geld" en/of "Geen politie bellen, anders kom ik terug", althans (telkens) woorden van dergelijke aard en/of strekking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2. hij op of omstreeks 27 augustus 2013 en/of op of omstreeks 4 september 2013 en/of op of omstreeks 9 september 2013 te 's-Hertogenbosch (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen bij een [tankstation 1] aan de [adres 3] een hoeveelheid benzine, in elk geval enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 1], in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
De zaak met parketnummer 01/860040-15 is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 6 februari 2015.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 26 januari 2015 te Sint-Oedenrode met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen bij een [tankstation 2] aan de [adres 4] een hoeveelheid benzine, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 26 januari 2015 te Schijndel met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een kentekenplaat (met[kenteken 1]) van een auto (merk VW Caddy), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht op basis van de stukken in het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de feiten 1 en 2 van parketnummer 01/839532-13 en de feiten 1 en 2 van parketnummer 01/860040-15 wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw acht feit 1 van parketnummer 01/839532-13, evenals de officier van justitie, wettig en overtuigend bewezen. Haar cliënt heeft hierover bekennend verklaard. Ten aanzien van feit 2 refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank. Haar cliënt geeft aan in de genoemde periode wel een keer benzine te hebben gestolen, maar hij kan het zich niet meer goed herinneren. De raadsvrouw acht, evenals de officier van justitie, ook de feiten 1 en 2 van parketnummer 01/860040-15 wettig en overtuigend bewezen. Haar cliënt heeft hierover bekennend verklaard.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
Parketnummer 01/839532-13
Feit 1:
[benadeelde partij 1] heeft aangifte gedaan van diefstal uit zijn winkel bij een tankstation, gelegen aan [adres 2] te Schijndel, gepleegd op 12 april 2013. Er zijn geld, sigaretten en muntdrop weggenomen. [2] Op 12 april 2013 is [slachtoffer] (verder te noemen slachtoffer) als pompbediende aan het werk bij de firma [bedrijf 3] aan [adres 2] te Schijndel. Hij staat achter de kassa. Hij ziet een mannelijk persoon de winkel binnen komen. De man zegt: “Ik wil geld, ik wil geld zien”. Hij ziet duidelijk dat de man in zijn hand een vuurwapen heeft en dit vuurwapen lijkt echt. De man loopt naar de kassa. Vanaf het moment dat de man binnen komt, richt hij het vuurwapen op het slachtoffer en hij blijft het vuurwapen op hem richten. Hij hoort de man zeggen: “Snel opschieten, ik wil geld”. Het slachtoffer maakt de kassa open en hoort hem zeggen: “Geef het geld.” De man duwt het slachtoffer opzij. De man stopt het geld in een tas. De man vraagt: “Heb je nog meer geld?” Het slachtoffer antwoordt ontkennend. De man graait een aantal pakjes sigaretten van de sigarettenkast en gooit deze in zijn tas. Het slachtoffer hoort de man zeggen: “Geen politie bellen, anders kom ik terug”. De man loopt naar het snoepschap en neemt nog wat snoep weg, waarna hij de winkel uitrent. [3]
Verdachte bekent zowel bij de rechter-commissaris [4] als ter terechtzitting [5] de gewapende overval op het slachtoffer bij voormeld tankstation te hebben gepleegd. Hij heeft geld en sigaretten weggenomen. Hij bekent dit feit samen met mededaders[mededader 1] en [mededader 2] te hebben gepleegd. Zij zijn samen met de auto richting het tankstation gereden, waarna verdachte vervolgens de gewapende overval bij het tankstation heeft gepleegd en zijn mededaders hem op een afgesproken plek met de auto hebben opgehaald om vervolgens te vluchten. Ook mededader [mededader 1] legt bij de politie een bekennende verklaring af over zijn betrokkenheid samen met verdachte en mededader [mededader 2] bij de gewapende overval. Hij ziet bovendien - bij terugkomst van verdachte in de auto na de gepleegde overval - dat verdachte naast geld en sigaretten ook snoep heeft weggenomen. [6]
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen de gewapende overval op het tankstation in Schijndel heeft gepleegd.
Feit 2:
[bedrijf 1] heeft aangifte gedaan van benzinediefstal bij een [tankstation 1] aan de [adres 3] in ’s-Hertogenbosch, met bijgevoegd de desbetreffende foto’s van de dader, op 27 augustus 2013 [7] , op 4 september 2013 [8] en op 9 september 2013. [9] Verbalisanten herkennen verdachte op deze foto’s. [10] [11]
Verdachte verklaart ter terechtzitting dat hij denkt in voornoemde periode wel benzine te hebben gestolen, maar dat hij het zich niet meer precies kan herinneren. De rechtbank overweegt dat, gezien de herkenning van verbalisanten van verdachte op de foto’s als zijnde de dader, zij het wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte de genoemde benzinediefstallen heeft gepleegd.
Parketnummer 01/860040-15 [12]
Feiten 1 en 2:
[bedrijf 2] heeft aangifte gedaan van benzinediefstal bij een [tankstation 2] aan de [adres 4] in Sint-Oedenrode op 26 januari 2015. De auto waarmee de dader heeft getankt, heeft een valse kentekenplaat met [kenteken 1]. [13] In het dossier bevindt zich de aangifte van [benadeelde partij 2] van de diefstal van voornoemde kentekenplaat van zijn auto, een Volkswagen Caddy. [14] Ter terechtzitting bekent verdachte beide feiten te hebben gepleegd. [15] Gelet daarop acht de rechtbank de beide feiten dan ook wettig en overtuigend bewezen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
Parketnummer 01/839532-13:
1. op 12 april 2013 te Schijndel tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen in een tankstation gelegen aan de openbare weg, [adres 2], geld en een aantal pakjes sigaretten en snoepgoed, toebehorende aan[benadeelde partij 1], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] (pompbediende), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededader(s) de vlucht mogelijk te maken, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "Ik wil geld, ik wil geld zien" en "Snel opschieten, ik wil geld" en "Geef het geld" en daarbij een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer] heeft gericht en gericht gehouden en die [slachtoffer] heeft weg geduwd en tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "Heb je nog meer geld" en "Geen politie bellen, anders kom ik terug."
2. op 27 augustus 2013 en op 4 september 2013 en op 9 september 2013 te 's-Hertogenbosch telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen bij een [tankstation 1] aan de [adres 3] een hoeveelheid benzine, toebehorende aan [bedrijf 1].
Parketnummer 01/860040-15:
1.
op 26 januari 2015 te Sint-Oedenrode met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen bij een [tankstation 2] aan de [adres 4] een hoeveelheid benzine, toebehorende aan [bedrijf 2].
2.
op 26 januari 2015 te Schijndel met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een kentekenplaat (met[kenteken 1]) van een auto (merk VW Caddy), toebehorende aan [benadeelde partij 2].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist, met toepassing van het strafrecht voor volwassenen, een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van het voorarrest, met als bijzondere voorwaarden de voorwaarden zoals deze staan vermeld in het reclasseringsrapport van 5 februari 2015, te weten meldplicht, Cova-training, traject NPT van de Oosterpoort, schuldhulpverlening, intake forensische polikliniek en eventuele behandeling, urinecontroles en een intake traject begeleid wonen.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw verzoekt de rechtbank om toepassing van het jeugdstrafrecht voor verdachte. Zij verzoekt de rechtbank voorts om aan verdachte geen langere jeugddetentie op te leggen dan de dagen die verdachte tot en met de datum van de uitspraak inmiddels in voorlopige hechtenis heeft gezeten. De raadsvrouw refereert zich aan het advies van de deskundigen met betrekking tot een voorwaardelijke straf met daarbij de in het reclasseringsrapport van 5 februari 2015 genoemde bijzondere voorwaarden.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen op 12 april 2013 schuldig gemaakt aan een overval op een tankstation in Schijndel, waarbij het slachtoffer, de 18-jarige pompbediende, door verdachte is bedreigd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. De ervaring leert dat een gewapende overval voor slachtoffers een traumatische ervaring is waarvan zij nog lange tijd de nadelige psychische gevolgen ondervinden. De ernstige gevolgen voor het onderhavige slachtoffer van de overval, blijken uit de afgelegde slachtofferverklaring ter terechtzitting. Vanwege deze gevolgen heeft het slachtoffer zich onder psychologische behandeling moeten stellen. Voorts hindert de herinnering aan de overval hem in zijn werk en is het vertrouwen in de medemens beschadigd. Een dergelijk delict veroorzaakt bovendien veel maatschappelijke onrust en leidt tot toename van gevoelens van angst en onveiligheid onder burgers. Verdachte heeft voor het vorenstaande totaal geen oog gehad toen hij besloot op een gewelddadige manier snel aan geld te willen komen.
Daarnaast heeft verdachte zich meerdere malen schuldig gemaakt aan benzinediefstallen en heeft hij een kentekenplaat gestolen. Dat zijn ergerlijke feiten voor de slachtoffers, met materiële schade tot gevolg.
Kijkend naar de persoon van verdachte houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte eerder voor een diefstal werd veroordeeld.
Bij het bepalen van de strafmodaliteit ziet de rechtbank zich in de eerste plaats gesteld voor de vraag of het sanctiestelsel voor meerderjarigen dient te worden toegepast zoals door de officier van justitie geëist, dan wel dat voor jeugdigen, zoals door de raadsvrouw bepleit.
De rechtbank ziet aanleiding om, met toepassing van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht, het jeugdstrafrecht toe te passen, hoewel verdachte ten tijde van het plegen van de bewezen verklaarde feiten de leeftijd van 21 jaar reeds had bereikt. De rechtbank heeft daarbij onderstaande gedragskundige rapportages in aanmerking genomen.
Op 7 januari 2015 heeft de psychiater dr. mr. E.D.M. Masthoff een rapport omtrent verdachte uitgebracht. In dit rapport staat onder meer het navolgende:
“(…) Onderzochte is lijdende aan een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. Bij betrokkene is sprake van een licht verstandelijke beperking en voorts van een geleidelijke deraillering van de persoonlijkheidsontwikkeling naar het antisociale spectrum. Dat was ook zo ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde en beïnvloedde verdachte’s gedragskeuzes en gedragingen. (…) Indien betrokkene niet een traject ondergaat, is de kans groot dat hij opnieuw in aanraking zal gaan komen met politie en justitie. (…) Aangewezen is een COVA-plus training teneinde zijn cognitieve vaardigheden en zelfredzaamheid in te zien, te accepteren en te verbeteren en aan te sturen op verantwoordelijk gedrag. Voorts wordt geadviseerd dat hij deelneemt aan een begeleid zelfstandig (kamer)wonen project en tot slot dat er een langdurend reclasseringstoezicht komt. Geadviseerd wordt om een en ander te kaderen binnen een voorwaardelijk strafdeel. Er zijn argumenten gelegen in de persoonlijkheid en/of ontwikkeling van betrokkene die aanleiding geven tot het toepassen van het minderjarigen strafrecht. Betrokkene was ten tijde van de ten laste gelegde feiten 21 jaar oud en bij hem zijn er indicatiecriteria van toepassing op de domeinen handelingsvaardigheden en pedagogische beïnvloeding voor toepassing van het jeugdstrafrecht.(…)”
Op 7 januari 2015 heeft de psycholoog mw. drs. M. van Casteren en psycholoog/psychotherapeut mw. drs. A. van der Geize een rapport omtrent verdachte uitgebracht. In dit rapport staat onder meer het navolgende:
“(…) Betrokkene is lijdende aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van zwakbegaafdheid. (…) Hiervan was ook sprake tijdens het tenlastegelegde en dit beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen van onderzochte. (…) Hoewel betrokkene weliswaar in staat is het strafrechtelijk ontoelaatbare van het tenlastegelegde in te zien, is hij op grond van cognitieve beperkingen en onderliggende persoonlijkheidsproblematiek licht verminderd in staat zijn wil conform dat besef te bepalen. (…) Het advies is om betrokkene als licht verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen ten aanzien van het tenlastegelegde. (…) Vanwege de (meta-)cognitieve beperkingen en de antisociale tendens bestaat een verhoogde recidivekans. Deze kan verminderd worden met gerichte begeleiding. (…) Bovenstaande zou vormgegeven kunnen worden binnen een voorwaardelijk strafdeel met als bijzondere voorwaarde een verplicht reclasseringscontact. (…) Betrokkene was ten tijde van het plegen van het delict 21 jaar. Betrokkene functioneert op cognitief beperkt niveau en komt in emotioneel opzicht jonger over. Betrokkene kan zijn eigen handelen nauwelijks organiseren en heeft een irreëel beeld van de risico’s van zijn handelen. Geadviseerd wordt om het minderjarigenstrafrecht toe te passen. (…)”
De rechtbank neemt de bovenstaande conclusies en adviezen over. De rechtbank acht, gelet op het bovenstaande, op grond van de persoonlijkheid van de verdachte toepassing van het jeugdstrafrecht aangewezen.
De rechtbank acht voorts gelet op vorenstaande rapporten verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar ten aanzien van het delict van de gewapende overval bij het tankstation in Schijndel. De rechtbank zal met het vorenstaande rekening houden bij het bepalen van de straf.
Op 5 februari 2015 heeft[reclasseringsmedewerker 1] vervolgens een reclasseringsadvies omtrent verdachte uitgebracht. In dit rapport staat onder meer het navolgende:
“(…) De kans op recidive wordt als hoog ingeschat. Geadviseerd wordt een fors (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf op te leggen. Hierbij worden de volgende bijzondere voorwaarden geadviseerd:
  • Meldplicht
  • Gedragsinterventie: GI-RN Cognitieve Vaardigheden +
  • Andere voorwaarden het gedrag betreffende:

verplicht meewerken aan het traject NPT van de Oosterpoort;

verplicht meewerken aan een traject van schuldhulpverlening;

verplicht meewerken aan een intake bij de forensische polikliniek en eventuele behandeling die daaruit voortvloeit;

verplicht meewerken aan urinecontroles, indien geïndiceerd door de reclassering;

verplicht meewerken aan intake gericht op begeleid/beschermd wonen en het daaruit voorvloeiende traject.
Ter terechtzitting van 26 februari 2015 geeft de reclasseringswerker,[reclasseringsmedewerker 2], ter aanvulling op voormeld rapport aan dat verdachte op korte termijn terecht kan bij een vorm van begeleid wonen bij Stichting Moria, hetgeen als bijzondere voorwaarde kan worden opgenomen.
De rechtbank neemt ook bovenstaande adviezen over en zal daarmee bij het bepalen van de straf rekening houden.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank voorts aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een jeugddetentie van na te melden duur. De rechtbank zal deze jeugddetentie voor een gedeelte voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zullen de in het hiervoor weergegeven reclasseringsadvies genoemde bijzondere voorwaarden worden gekoppeld, met dien verstande dat de laatste voorwaarde wordt vervangen door de verplichting van verdachte om mee te werken aan de begeleiding bij Stichting Moria dan wel een intake gericht op begeleid/beschermd wonen en het daaruit voortvloeiende traject.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt, mede gelet op de toepassing van het jeugdstrafrecht.
De vordering van de benadeelde partij [bedrijf 3] (feit 1 parketnummer 01/839532-13).
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie eist de hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling.De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] (feit 1 parketnummer 01/839532-13).
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie eist de hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het standpunt van de verdediging.
Volgens de raadsvrouw kan ten aanzien van de materiële schadevergoeding getwijfeld worden aan het causaal verband tussen de kosten en de overval. Met betrekking tot de immateriële schadevergoeding verzoekt de raadsvrouw om matiging van het bedrag.
Beoordeling.De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar. De materiële schade ten bedrage van € 252,= vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 januari 2014 tot de dag der algehele voldoening en de immateriële schade ten bedrage van € 2.000,= vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 april 2013 tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank overweegt dat uit de toelichting van Barendse & Thissen, psychologenpraktijk, d.d. 14 november 2013 blijkt dat de beleving en het gedrag van [slachtoffer] voldoen aan de kenmerken van een posttraumatische stress-stoornis. Ook ter terechtzitting heeft [slachtoffer] aangegeven nog steeds nadelige gevolgen te ondervinden van de overval. De rechtbank acht daarom wel degelijk een causaal verband tussen de kosten en de overval aanwezig. Het feit dat het consult bij de eerstelijnspsycholoog een aantal maanden na de overval plaatsvindt, is passend bij deze stoornis en doet aan het vorenstaande geenszins af.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Motivering van de hoofdelijkheid.

De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. De materiële schade ten bedrage van € 252,= vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 januari 2014 tot de dag der algehele voldoening en de immateriële schade ten bedrage van € 2.000,= vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 april 2013 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 27, 36f, 60a, 77c, 77i, 77l, 77x, 77y, 77z, 77gg, 310, 312.

DE UITSPRAAK

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:

T.a.v. 01/839532-13 feit 1:diefstal voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personenT.a.v. 01/839532-13 feit 2:diefstal, meermalen gepleegd T.a.v. 01/860040-15 feit 1:diefstal T.a.v. 01/860040-15 feit 2:diefstal Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en).
T.a.v. 01/839532-13 feit 1, feit 2, 01/860040-15 feit 1, feit 2:- Jeugddetentie voor de duur van 640 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 240 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door de reclassering;
- zich binnen 48 uur moet melden bij Reclassering Nederland, locatie 's-Hertogenbosch via telefoonnummer 073 6408080. Hierna moet verdachte zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht; - moet deelnemen aan de gedragsinterventie GI-RN Cognitieve Vaardigheden +;
- moet meewerken aan het traject NPT van de Oosterpoort;
- moet meewerken aan een traject van schuldhulpverlening;
- moet meewerken aan een intake bij een forensische polikliniek en eventuele behandeling die daaruit voortvloeit;
- moet meewerken aan urinecontroles, indien geïndiceerd door de reclassering;
- moet meewerken aan de begeleiding bij Stichting Moria dan wel een intake gericht op begeleid/beschermd wonen en het daaruit voortvloeiende traject;
waarbij de Reclassering Nederland, Regio's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
- Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan de duur van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde vrijheidsstraf.
T.a.v. 01/839532-13 feit 1:- Maatregel van schadevergoeding van EUR 245,30 subsidiair 4 dagen jeugddetentie.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [bedrijf 3] van een bedrag van EUR 245,30 (zegge: tweehonderdvijfenveertig euro en dertig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 4 dagen jeugddetentie. Het bedrag bestaat uit materiële schadevergoeding. Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [bedrijf 3] van een bedrag van EUR 245,30 (zegge: tweehonderdvijfenveertig euro en dertig eurocent), te weten materiële schadevergoeding.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
T.a.v. 01/839532-13 feit 1:- Maatregel van schadevergoeding van EUR 2.252,= subsidiair 32 dagen jeugddetentie.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] van een bedrag van EUR 2.252,= (zegge: tweeduizendtweehonderdtweeënvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 32 dagen jeugddetentie. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 2.000,= immateriële schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 april 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, en materiële schadevergoeding EUR 252,=, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 januari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening. Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van EUR 2.252,= (zegge: tweeduizendtweehonderdtweeënvijftig euro), te weten EUR 2.000,= immateriële schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 april 2013 tot aan de dag der algehele voldoening en materiële schadevergoeding, en materiële schadevergoeding EUR 252,=, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 januari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.L.W.M. Viering, voorzitter,
mr. J.H.P.G. Wielders en mr. H.F. Koenis, leden,
in tegenwoordigheid van mr. B.J. van Vugt-Jansen, griffier,
en is uitgesproken op 12 maart 2015.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Oost-Brabant, genummerd PL21X6 2013037318.
2.Verklaring[benadeelde partij 1], aangever, d.d. 12 april 2013 (p. 42-46)
3.Verklaring [slachtoffer], aangever, d.d. 12 april 2013, p. 36-38
4.Verklaring verdachte bij rechter-commissaris d.d. 28 augustus 2014
5.Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 26 februari 2015
6.Verklaring[mededader 1], mededader, d.d. 9 januari 2014, p. 528-532
7.Aangifte [bedrijf 1] d.d. 27 augustus 2013, p.140-143
8.Aangifte [bedrijf 1] d.d. 4 september 2013, p.144-147
9.Aangifte [bedrijf 1] d.d. 9 september 2013, p.148-151
10.Proces-verbaal bevindingen d.d. 2 november 2013, p. 170-171
11.Proces-verbaal bevindingen d.d. 17 november 2013, p. 174-175
12.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Oost-Brabant, genummerd PL2100-2015022880.
13.Aangifte [bedrijf 2] d.d. 29 januari 2015, p. 32-33
14.Aangifte [benadeelde partij 2] d.d. 29 januari 2015, p. 42-43
15.Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 26 februari 2015