ECLI:NL:RBOBR:2015:1300
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling voor medeplegen van cocaïne- en heroïnehandel met vrijspraak voor deelname aan criminele organisatie
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 11 maart 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van de handel in cocaïne en heroïne, alsook van het in bezit hebben van deze verdovende middelen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 300 dagen, waarvan 112 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 120 uur. De verdachte werd vrijgesproken van deelname aan een criminele organisatie.
De tenlastelegging omvatte drie feiten, waarbij de verdachte in de periode van 1 januari 2011 tot en met 30 mei 2014 in 's-Hertogenbosch betrokken zou zijn geweest bij de verkoop en het bezit van cocaïne en heroïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op basis van de verklaringen van getuigen en de resultaten van politieonderzoeken wettig en overtuigend schuldig was aan het handelen in cocaïne.
De verdediging voerde aan dat de periode van handelen niet langer dan zes maanden kon zijn, maar de rechtbank verwierp dit argument. De rechtbank concludeerde dat de verdachte gedurende een lange periode actief was in de drugshandel, wat ernstige gevolgen heeft voor de gezondheid van gebruikers en leidt tot andere criminele activiteiten. De rechtbank legde een gevangenisstraf op die in verhouding staat tot de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de opgelegde straffen en maatregelen noodzakelijk waren om herhaling van strafbare feiten te voorkomen.