ECLI:NL:RBOBR:2015:1299
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling voor medeplegen van drugshandel met vrijspraak voor deelname aan criminele organisatie
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 11 maart 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van het dealen van cocaïne en heroïne. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De verdachte werd vrijgesproken van deelname aan een criminele organisatie. De zaak kwam aanhangig na een dagvaarding op 11 augustus 2014, en de rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van het onderzoek ter terechtzitting op 10 september 2014, 4 december 2014 en 25 februari 2015.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk verkopen en afleveren van cocaïne en heroïne in de periode van 1 januari 2011 tot en met 30 mei 2014 in de gemeente 's-Hertogenbosch. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor het bewezen verklaren van het eerste feit, maar niet voor het tweede feit, waardoor de verdachte daarvan werd vrijgesproken.
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank benadrukte dat de verdachte gedurende een lange periode in harddrugs had gehandeld, wat aanzienlijke schade toebrengt aan de gezondheid van gebruikers en leidt tot andere criminele activiteiten. De rechtbank oordeelde dat een gevangenisstraf van 24 maanden passend was, met een voorwaardelijk deel om de verdachte te weerhouden van het plegen van nieuwe strafbare feiten. Daarnaast werden er voorwaarden gesteld aan de proeftijd, waaronder deelname aan reclasseringstoezicht en gedragsinterventies.