Overwegingen
1. De rechtbank gaat uit van de volgende vaststaande feiten en omstandigheden. Aan eiseres zijn voorschotten kinderopvangtoeslag voor de jaren 2012 en 2013. Eiseres heeft in verband met de kinderopvang overeenkomsten gesloten met gastouderbureau [naam 1] en kinderdagverblijf [naam 2] .
2. Verweerder heeft eiseres in het bestreden besluit tegengeworpen dat zij de kosten die zij in 2012 en 2013 voor de kinderopvang heeft gemaakt niet aannemelijk heeft gemaakt.
3. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat de totale kosten voor kinderopvang in 2012 € 17.809,91 bedroegen, dat de toeslag € 14.285,00 bedroeg en aan het gastouderbureau is uitgekeerd, dat de te betalen ouderbijdrage € 3.524,91 bedroeg en dat aan ouderbijdrage € 5.274,88 is betaald. Eiseres heeft ten aanzien van berekeningsjaar 2013 aangevoerd dat de totale kosten voor kinderopvang € 22.065,55 bedroegen, dat de toeslag € 18.552,00 bedroeg en aan het gastouderbureau is uitgekeerd, dat de te betalen ouderbijdrage € 3.513,566 bedroeg en dat aan ouderbijdrage € 5.233,56 is betaald. Ter onderbouwing hiervan heeft eiseres jaaropgaven, facturen, bankafschriften en betalingsoverzichten overgelegd. Eiseres meent derhalve dat zij alle kosten heeft voldaan.
4. De rechtbank overweegt het volgende.
Op 1 augustus 2010 is de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (hierna: Wkkp) in werking getreden.
5. Op grond van artikel 1.1a, eerste lid, van de Wkkp is op de Wkkp de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir), met uitzondering van artikel 5, van toepassing.
6. Op grond van artikel 1.5, eerste lid, van de Wkkp heeft een ouder aanspraak op een kinderopvangtoeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten jegens het Rijk onderscheidenlijk aanspraak op een tegemoetkoming in de door hem of zijn partner te betalen kosten van kinderopvang jegens de gemeente of jegens het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, indien het betreft kinderopvang in een geregistreerd kindercentrum of gastouderopvang die plaatsvindt door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau.
7. Op grond van artikel 1.52 van de Wkkp geschiedt kinderopvang op basis van een schriftelijke overeenkomst tussen de houder en de ouder. In artikel 1.1 van de Wkkp is (na de wijziging hiervan met ingang van 1 januari 2012) een gastouderbureau gedefinieerd als een organisatie die gastouderopvang tot stand brengt en begeleidt en door tussenkomst van wie de betaling van ouders aan gastouders geschiedt
8. Op grond van artikel 1.7, eerste lid, van de Wkkp, is de hoogte van de kinderopvangtoeslag afhankelijk van:
b. de kosten van kinderopvang per kind die worden bepaald door:
1˚ het aantal uren kinderopvang per kind in het berekeningsjaar,
2˚ de voor die kinderopvang te betalen prijs, met inachtneming van het bedrag, bedoeld in het tweede lid, en
3˚ de soort kinderopvang.
9. Op grond van artikel 16, eerste lid, van de Awir verleent, indien de tegemoetkoming naar verwachting niet binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag zal worden toegekend, de Belastingdienst de belanghebbende een voorschot tot het bedrag waarop de tegemoetkoming vermoedelijk zal worden vastgesteld. Op grond van het vierde lid, van dit artikel kan de Belastingdienst het voorschot herzien.
10. Op grond van artikel 18, eerste lid, van de Awir verstrekken een belanghebbende, een partner en een medebewoner de Belastingdienst/Toeslagen desgevraagd alle gegevens en inlichtingen die voor de beoordeling van de aanspraak op of de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming van belang kunnen zijn.
11. Op grond van artikel 26 van de Awir is, indien een herziening van een tegemoetkoming of een herziening van een voorschot leidt tot een terug te vorderen bedrag dan wel een verrekening van een voorschot met een tegemoetkoming daartoe leidt, de belanghebbende het bedrag van de terugvordering in zijn geheel verschuldigd.
12. De rechtbank stelt op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting vast dat
niet langer in geschil is dat eiseres kosten heeft gemaakt voor de opvang bij kinderdagverblijf [naam 2] . Verweerder heeft aangegeven dat daartoe een nieuwe beschikking kinderopvangtoeslag over 2013 zal worden afgegeven. Het beroep is in zoverre gegrond.
13. In geschil is verder of eiseres ter bepaling van het recht op kinderopvangtoeslag heeft aangetoond dat zij in 2012 en 2013 betalingen heeft gedaan aan gastouderbureau [naam 1] en/of de gastouder.
14. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) volgt uit artikel 18 van de Awir, gelezen in samenhang met artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet kinderopvang, thans artikel 1.7, eerste lid, van de Wkkp, dat degene die kinderopvangtoeslag ontvangt moet kunnen aantonen dat hij kosten voor kinderopvang heeft gemaakt en wat de hoogte is van deze kosten. Een voorbeeld is de uitspraak van 19 december 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BY6772). Uit vaste rechtspraak volgt eveneens dat een ouder, om voor toeslag in aanmerking te komen, een deugdelijke administratie van de betalingen aan de gastouder dient bij te houden. Een voorbeeld is de uitspraak van de ABRvS van 4 juli 2012 (ECLI:NL:RVS2012:BX0263). 15. De rechtbank is van oordeel dat eiseres de kosten van de kinderopvang niet zelf heeft voldaan. Weliswaar kan uit de overgelegde bankafschriften worden afgeleid dat aan het gastouderbureau een eigen bijdrage is betaald van € 5.274.42 over 2012 en € 4.905,46 over 2013, maar deze betalingen zijn gedaan door de gastouder. Desgevraagd heeft eiseres ter zitting aangegeven dat zij geen betalingen heeft gedaan aan de gastouder laat staan dat afzonderlijke schenkingen hebben plaatsgevonden door de gastouder aan eiseres nadat eiseres een afzonderlijke overeenkomstige eigen bijdrage aan de gastouder zou hebben gedaan. dan wel het gastouderbureau over 2012 en 2013 zijn geen bewijsstukken voorhanden. Bovendien is de rechtbank van oordeel dat betaling van de eigen bijdrage aan een gastouder op andere wijze dan door middel van een gastouderbureau in strijd is met artikel 1.1 van de Wkkp. Eiser kan geen aanspraak maken op kinderopvangtoeslag met betrekking tot de opvang door de gastouders en verweerder heeft de kinderopvangtoeslag voor 2012 en 2013, voorzover het opvang door de gastouders betreft, terecht op nihil heeft vastgesteld.
16. Eiseres heeft verder ter zitting nog aangevoegd dat het bestreden besluit zeer zware consequenties voor haar heeft omdat zij zeer hoge bedragen moet terugbetalen. Zij zal hierdoor in zware financiële problemen komen.
17. De rechtbank kan zich goed voorstellen dat eiseres door het bestreden besluit zwaar wordt getroffen. Dit leidt echter niet tot het oordeel dat het bestreden besluit daarom onrechtmatig is. Het besluit is namelijk genomen in overeenstemming met de Wkkp en de Awir en de onderliggende regelgeving. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat eiseres in het terugvorderingstraject kan verzoeken om een betalingsregeling en dat eiseres tegen de beslissing omtrent dit verzoek (als zij zich hierin niet kan vinden) rechtsmiddelen kan aanwenden.
18. Eiseres heeft verder aangevoerd dat verweerder ten onrechte heeft afgezien van het horen van eiseres. Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat het bezwaar kennelijk ongegrond was, zodat van het horen kon worden afgezien.
19. De rechtbank stelt voorop dat het horen een essentieel onderdeel vormt van de bezwaarschriftenprocedure, zoals onder meer blijkt uit de uitspraak van de ABRvS van 7 september 2005 (ECLI:NL:RVS:2005:AU2565). Op grond van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan van het horen worden afgezien als het bezwaar kennelijk ongegrond is. Dit is in dit geval niet aan de orde aangezien verweerder in de bezwaarfase kenbaar heeft gemaakt dat voor de behandeling van het bezwaar een jaaropgave dan wel facturen of andere betalingsbewijzen nodig zijn, waaruit blijkt wat de kosten van de kinderopvang in het jaar 2012 en 2013 zijn geweest. Hieruit kan worden afgeleid dat nadere informatie noodzakelijk was en niet op voorhand kon worden ingezien dat het bezwaar ongegrond was. De rechtbank is van oordeel dat van een kennelijk ongegrond bezwaar geen sprake is en verweerder de hoorplicht heeft geschonden zodat ook om deze reden het beroep gegrond is. 20. Nu het beroep gegrond is zal de rechtbank het bestreden besluit vernietigen. De rechtbank zal bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit wat betreft de kinderopvangtoeslag in verband met de opvang door de gastouders in 2012 en 2013 in stand kunnen blijven en dat verweerder een nieuw besluit moet nemen wat betreft de kinderopvangtoeslag in verband met de opvang in kinderdagverblijf [naam 2] .
21. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt zij dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
22. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 490 (1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 490 en een wegingsfactor 1).